Les 9 Flashcards
(162 cards)
1
Q
Ortbestimmung
A
de plaatsbepaling
2
Q
Platz
A
het plein
3
Q
Brücke
A
de brug
4
Q
Bushaltestelle
A
de bushalte
5
Q
vor
A
voor
6
Q
hinter
A
achter
7
Q
Standbild / Denkmal
A
het standbeeld
8
Q
unter
A
onder
9
Q
Viadukt
A
het viaduct
10
Q
Rathaus
A
het stadhuis
11
Q
Auto
A
de auto
12
Q
an
A
aan
13
Q
gegenüber
A
tegenover
14
Q
Kirche
A
de kerk
15
Q
Richtungsbezeichnung
A
de richtingsaanduing
16
Q
links
A
links
17
Q
nach links
A
linksaf
18
Q
rechts
A
rechts
19
Q
nach rechts
A
rechtsaf
20
Q
geradeaus
A
rechtsdoor
21
Q
seit
A
sinds
22
Q
schon
A
al
23
Q
wählen
A
een keuze maken / kiezen
24
Q
staubsaugen
A
stofzuigen
25
teilen
deelen
26
bedeuten
beteken
27
Aufgaben
taken
28
mal ja, mal nein
soms wel, soms niet
29
hungrig
trek
30
langsam aber sicher
langzamerhand
31
Lust haben auf
zin in
32
lieber
liever
33
Augenfarbe
kleurogen
34
zu Fuß
te voet
35
mögen
houden van
36
gordijn
Gardine / Vorhang
37
weil
want
38
so
dus
39
am Ende
op het einde
40
genau so
hetzelfde / net so
41
ist das so/ stimmt das?
Is dat zo?
42
über
over
43
zurück
terug
44
Gegensatz
de tegenstelling
45
weit weg
ver weg
46
weit
ver
47
nach oben
naar boven
48
oben
boven
49
ankommen
aankomen
50
nach unten
naar beneden
51
unten
beneden
52
hin
naartoe
53
nach dem Weg fragen
de weg vragen
54
Passant
de passant
55
jemand anders
iemand anders
56
tschüss
doei
57
pardon
pardon
58
kennen Sie sich hier aus?
bent u hier bekend?
59
ja sicher
jazeker
60
warten
wachten
61
zufällig
toevallig
62
Stadtplan
de plattegrond
63
das ist prima
dat komt goed uit
64
zweite
tweede
65
erste
eerste
66
Bahnhof
het station
67
Linie
de lijn
68
direkt neben
vlak naast
69
gerne geschehen
graag gedaan
70
viel Spaß
veel plezier
71
ansprechen
aanspreken
72
versteht
verstaat (verstaan)
73
Abschied nehmen
afschied nemen
74
Abschied
het afscheid
75
unterstreichen
onderstrepen
76
Sehenswürdigkeit
de bezienswaardigheid
77
erreichbar
bereikbaar
78
Straßenbahn
de tram
79
U-Bahn
de metro
80
den Weg zeigen
de weg wijzen
81
nächste
dichtstbijzijnd
82
auf Ihrer linken / rechten Seite
aan de linkerkant / rechterkant
83
Hotel
het hotel
84
Bank
de bank
85
Haus
het huis
86
weiter
verder
87
immer geradeaus
alsmaar rechtdoor
88
entlang, vorbei
langs
89
groß
hoog
90
Hochhaus
de flat
91
Kreuzung
het kruispunt
92
Tunnel
de tunnel
93
durch
door
94
in der Nähe
dichtbij
95
wiedererkennen
herkennen
96
Farbe
de kleur
97
rosa
roze
98
grün
groen
99
gelb
geel
100
beige
beige
101
hellblau
lichtblauw
102
dunkelblau
donkerblauw
103
lila
paars
104
orange
oranje
105
schwarz
zwart
106
Glascontainer
de glasbak
107
Polizeiauto
de politieauto
108
Briefkasten
de brievenbus
109
Lieferwagen
de bestelbus
110
Post
de post
111
Geldautomat
de pinautomaat
112
Nachbarschaftshaus
het buurthuis
113
Moped
de brommer
114
Bürgersteig
de stoep
115
Lieblingsfarbe
de lievelingskleur
116
Tasche
de tas
117
Tourismus
het toerisme
118
Tulpe
de tulp
119
Holzschuh
de klomp
120
jemals
ooit
121
Charakter
het karakter
122
zieht an
trekt (trekken)
123
in erster Linie
in eerste instantie
124
prächtig
prachtig
125
Gebäude
het gebouw
126
Monument
het monument
127
Ereignis
het evenement
128
insgesamt
in totaal
129
Museumsdichte
de museumdichtheid
130
weltweit
ter wereld
131
Hafen
de haven
132
sich kennzeichnen durch
zich kenmerken door
133
auffallend
opvallend
134
modern
modern
135
Architektur
de architectuur
136
Würfelwohnung
de kubuswoning
137
Boulevard
de boulevard
138
so gennant
bijgenaamd
139
Schwan
de zwaan
140
Blumenland
het bloemenland
141
Blumenzwiebelfeld
het bollenveld
142
Narzissen
de narcis
143
Hyazinthen
de hyacint
144
weltberühmt
wereldberoemd
145
jährlich
jaarlijks
146
viele
vele
147
Blumensaison
het bloemenseizoen
148
saison
het seizoen
149
März
maart
150
September
september
151
während
gedurende
152
Blumenkorso
het bloemencorso
153
Blumenauktion
de bloemenveiling
154
einbringen
opleveren
155
Milliarde
miljard
156
Umsatz
de omzet
157
ausgeben
besteden
158
Exportwert
de exportwaarde
159
Pflanze
de plant
160
wirtschaftlich
economisch
161
Faktor
de factor
162
Außenministerium
Ministerie van Buitenlandse Zaken
