Les 8 Flashcards
(286 cards)
1
Q
Lust haben auf
A
zin hebben in
2
Q
Pommes frittes
A
het patatje (de patat)
3
Q
passen (zu)
A
passen (bij)
4
Q
Lokal / Kneipe
A
het cafe
5
Q
Snackbar
A
de snackbar
6
Q
Pommesbude
A
de patatkraam
7
Q
Bude
A
de kraam
8
Q
alle beide
A
allebei
9
Q
Erfrischungsgetränk
A
de frisdrank
10
Q
Strammer Max
A
de uitsmijter
11
Q
Krokettenklößchen
A
de bitterbal
12
Q
Frikandel
A
de frikandel
13
Q
Gebäck
A
het gebak
14
Q
Suppe
A
de soep
15
Q
Eis
A
het ijse
16
Q
Trinkgeld
A
de fooi
17
Q
Käse-Schinken Toast
A
de tosti
18
Q
frischer Minztee
A
de verse muntthee
19
Q
Umtrunk
A
de borrel
20
Q
Hamburger
A
de hamburger
21
Q
rot
A
rood
22
Q
Wein
A
de wijn
23
Q
Krokette
A
de kroket
24
Q
biologisch
A
biologisch
25
Apfelsaft
het appelsap
26
Glas
het glas
27
Schnäpschen
het borreltje
28
kleines Lokal
het cafeetje
29
bestellen
bestellen
30
Gast
de gast
31
ab und zu / hin und wieder
wel eens
32
außer Haus
buiten de deur
33
holen
halen
34
Lokal
het eetcafe
35
erst / gerade
pas
36
noch nie
nog nooit
37
nach und nach / allmählich
langzamerhand
38
irgendwo
ergens
39
das muss nicht sein
dat hoeft voor mij niet
40
nicht brauchen / müssen
niet hoeven
41
schau mal
kijk eens
42
an der Ecke
op de hoek
43
bitte
graag
44
Majonäse
de mayonaise
45
Erdnusssauce
de pindasaus
46
mittel
middel
47
das macht nichts
dat maakt niet uit
48
okay
oke
49
Portion
de portie
50
Sonst noch etwas?
Anders nog iets?
51
bitte schön
alstublieft
52
Ketchup
de ketchup
53
Curry
de curry
54
Döner
het broodje shoarma
55
Hähnchen
de kip
56
Snack
de snack
57
Frikadelle
de bal gehakt
58
panierte Frikadelle aus Bami-goreng
de bamischijf
59
panierte Frikadelle aus Nasi-goreng
de nasischijf
60
Käsesouffle
de kaassouffle
61
Auflauf von Pommes, Fleisch und Käse
de kapsalon
62
verschiedene
diverse
63
Dose
het blikje
64
Softeis
het softijs
65
Milchshake
de milkshake
66
Vanille
vanille
67
Bananen
banaan
68
Schokolade
chocolade
69
Erdbeer
frambozen
70
Mango
mango
71
Idee
het idee
72
um die Ecke
om de hoek
73
gesehen
gezien (zien)
74
Sprudelwasser
de spa
75
Was für gebäck haben Sie?
Wat hebt u voor gebak?
76
Apfelgebäck
het appelgebak
77
Käsekuchen
de kwarktaart
78
Stück
het stuk
79
Schlagsahne
de slagroom
80
dazu
erbij
81
bezahlen
afrekenen
82
ich komme sofort
ik kom zo
83
Rechnung
de rekening
84
das macht zusammen
dat wordt dan .. bij elkaar
85
Torte
de taart
86
Cappuccino
de cappuccino
87
Milchkaffee
de koffie verkeerd
88
Mineralwasser mit Kohlensäure
de spa rood
89
Stilles Mineralwasser
de spa blauw
90
Apfel
de appel
91
Saft
het sap
92
frischer Orangensaft
de verse jus d'orange
93
vom Fass
van de tap
94
Hauswein
de huiswijn
95
weiß
wit
96
Stück Kuchen
de taartpunt
97
ruhig
gerust
98
einen Blick werfen
een kijkje nemen
99
Vitrine
de vitrine
100
junger Käse
de jonge kaas
101
Ziegenkäse
de geitenkaas
102
Knochenschinken
de beenham
103
Roastbeef
de rosbief
104
Räucherlachs
de gerookte zalm
105
Eiersalat
de eiersalade
106
Tomatensuppe
de tomatensoep
107
Basilikum
het basilicum
108
Kürbissuppe
de pompoensoep
109
Senfsupppe
de mosterdsoep
110
Salat
de salade
111
Avocado
de avocado
112
Tomate
de tomaat
113
Hähnchenbrustfilet
de kipfilet
114
Gamba
de gamba
115
Allergen
het allergeen
116
Zutaten
het ingredient
117
gratis
gratis
118
WIFI
de wifi
119
es geht um ..
het gaat om..
120
einverstanden sein mit
het eens zijn (met)
121
sagen auf Wiedersehen
gedag zeggen
122
auf der Straße
op straat
123
bezahlen
betalen
124
machen einen Vorschlag
doet een voorstel (doen)
125
Vorschlag
het voorstel
126
Bestellung
de bestelling
127
Bier
het biertje
128
süß
zoet
129
Billard spielen
biljarten
130
Durst
de dorst
131
bitter
bitter
132
schnell
vlug
133
fettig
vet
134
Finger
de vinger
135
teuer
duur
136
Sonne
het zonnetje (zon)
137
schmecken
smaken
138
Guten Appetit
Smakelijk eten
139
passt schon
laat maar zitten
140
Kellner
de ober
141
Kellnerin
de serveerster
142
irgendwo essen gehen
ergens gaan eten
143
es gibt Platz
er is plaats
144
Essen aus einem Automaten holen
iets uit de muur halen
145
Hunger
de honger
146
Tisch
de tafel
147
reservieren
reserveren
148
soll
zal (zullen)
149
ein
een
150
einen Happen essen
een hapje eten
151
Tafel
het bord
152
vergessene Gemüse
de vergeten groente
153
Gemüse
de groenten
154
Paprika
de paprika
155
Zwiebel
de ui
156
Blumenkohl
de bloemkool
157
verkauft
verkocht (verkopen)
158
Gemüseladen
de groentewinkel
159
Zucchini
de courgette
160
Zuckererbse
het peultje
161
angebaut
verbouwd (verbouwen)
162
Land
het land
163
Gewächshaus
de kas
164
jedoch
echter
165
früher
vroeger
166
fast nirgendwo
bijn nergens
167
genannt
genoemd (noemen)
168
bekannt
bekend
169
Pastinak
de pastinaak
170
Schwarzwurzel
de schorseneer
171
Kohlrabi
de koolrabi
172
Steckrübe
de koolraap
173
Mangold
de snijbiet
174
Saisonsgemüse
de seizensgroente
175
ein Teil des Jahres
deel van het jaar
176
erhältlich
te koop
177
Geschmack
de smaak
178
hunderd
honderd
179
schmecken
smaken
180
Gefühl im Mund
het gevoel in de mond
181
Textur
de textuur
182
vielleicht
misschien
183
aufbewahren
bewaren
184
so dass
zodat
185
transportieren
vervoeren
186
kostet Zeiit
kost tijd (tijd kosten)
187
einige
sommige
188
viel Zeit in der Küche verbringen
lang in de keuken staan
189
damit
daarmee
190
entbehren
missen
191
in den letzten Jahren
de laatste jaren
192
nachhaltig
duurzam
193
Transport
het transport
194
weniger Energie
minder energie
195
dadurch
daardoor
196
das Interesse
de belangstelling
197
regionales Produkt
het streekproduct
198
worunter
waaronder
199
Gemüsezüchter
de groentekweker
200
Pionier
de pionier
201
historisch
historisch
202
Motto
het motto
203
Geschichte
de geschiedenis
204
Teller
het bord
205
parallel dazu
daarnaast
206
organisiert
organiseert (organiseren)
207
Kochworkshop
de kookworkshop
208
gericht
het gerecht
209
Speisekarte
de menukaart
210
speziell
bijzonder
211
Geschmacksempfindung
de smaaksensatie
212
empfinden
ondergaan
213
Flandern
Vlaanderen
214
Feinschmecker
de fijnproever
215
überall
overal
216
Aufschrift
het opschrift
217
Flämisch
Vlaams
218
Pommes friet
de friet
219
zu bieten haben
te bieden hebben
220
was..betrifft
wat..betreft (betreffen)
221
Flame / Flämin
de Vlaming
222
genießen
genieten
223
ein voller Tisch
een rijke tafel
224
Sorte
de soort
225
nämlich
namelijk
226
Tradition
de traditie
227
Ereignis
de gebeurtenis
228
Hochzeit
het huwelijk
229
wird gebraut
wordt gebrouwen
230
Zentrum
het centrum
231
Welthandel
de wereldhandel
232
16. Jahrhundert
de zestiende eeuw
233
Kaufleute
kooplieden
234
kartoffel
de aardappel
235
Kräuter
de kruiden
236
Gewürze
de specerijen
237
außerdem
bovendien
238
reich
rijk
239
Gemüsetradition
de groentetraditie
240
Spargel
de asperge
241
rosenkohl
de spruitjes
242
grüne Erbsen
de doperwten
243
Kopfsalat
de kropsla
244
Möhre
het worteltje
245
sind entwickelt worden
zijn ontwikkeld
246
verfeinert
verfijnd
247
bis vor kurzem
tot voor kort
248
Französisch
Frans
249
Küche
de keuken
250
dominierend
dominant
251
auf die Speisekarte setzen
op de kaart zetten
252
immer mehr
steeds meer
253
Spitzenrestaurant
het toprestaurant
254
Kaninchen
het konijn
255
Pflaume
de pruim
256
Schmorgericht
de stoverij
257
etwas ganz anderes als
heel wat anders dan
258
heiß
heet
259
Fett / Öl
het vet
260
braten
bakken
261
Qualität
de kwaliteit
262
Service
de service
263
guter Geschmack
de goede smaak
264
nicht nur, ... aber auch ..
niet alleen.. maar ook
265
Metzger
de slager
266
Schlange stehen
in de rij staan
267
Lieblings-
favoriet
268
Konditorei
de banketbakker
269
Croissant
de croissant
270
Törtchen
het taartje
271
Angebot
het aanbod
272
Konditorei
de patisserie
273
stark
sterk
274
regional
regionaal
275
gefärbt
gekleurd
276
Sortiment
het assortiment
277
calvinistisch
calvinistisch
278
Katholik
katholiek
279
Rücken
de rug
280
Gesicht
het gezicht
281
gestanden
gestaan
282
Veröffentlichung
de publicatie
283
Ministerium
het ministerie
284
Gemeinschaft
de gemeenschap
285
Zitat
het citaat
286
Tageszeitung
het dagblad
