Lesson 22 Flashcards

1
Q

KENNEN WIJ ELKAAR?

  • Ik GELOOF het NIET.
A

Know we eachother?

I BELIEVE it NOT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

JIJ WOONT BIJ mij in de STRAAT.

A

YOU LIVE AT me in the street.

(you live in my street)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik ZIE JOU VAAK FIETSEN.

A

I SEE YOU OFTEN CYCLING.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is jou naam?

A

What is your name?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik BEN Tom.Tom van der Meer.

Ben JE hier ALLEEN?

  • NEE, MET mijn VRIEND.
    HIJ staat DAAR. En jij? Ben jij alleen?
A

I AM Tom. Tom van der Meer.

Are YOU here ALONE?

  • NO, WITH my FRIEND.
    He stands THERE. And you? Are you alone?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nee, mijn VROUW is ER ook.

Daar staat ZE.

A

No, my WIFE is THERE too.

There stands SHE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Daar STAAN ONZE KINDEREN, DIE JONGEN en DAT MEISJE.

A

There STAND OUR CHILDREN, THAT BOY and THAT GIRL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

O, ZIJN dat JOUW kinderen?
LEUKE kinderen.

A

Oh, ARE that YOUR children.
NICE children.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ZE SPELEN ALTIJD BUITEN.

A

THEY PLAY ALWAYS OUTSIDE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik zie ze vaak.

A

I see them often.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe HETEN ze?

A

How NAMED they?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onze ZOON heet Martin, onze DOCHTER Anna.

A

Our SON named Martin, our DAUGHTER Anna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hou OUD zijn ze?

A

How OLD are they?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Martin is TWAALF en Anna BIJNA ELF.

A

Martin is TWELVE and Anna ALMOST ELEVEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HEB jij GEEN kinderen?

A

HAVE you NONE children?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nee, NOG niet.
Ik ben nog JONG, VIERENTWINTIG.

A

No, STILL not.
I am still YOUNG, TWENTYFOUR.

17
Q

Ik heet Isabel.
En hoe heet jij?

A

I named Isabel.
And how named you?

18
Q

IK BEN Tom

19
Q

Jij BENT Isabel

A

You are Isabel

20
Q

BEN JIJ hier alleen?

A

ARE YOU here alone?

21
Q

HIJ IS daar.

A

HE IS there.

22
Q

11 elf
12 twaalf
13 dertien
14 veertien
15 vijftien
16 zestien
17 zeventien
18 achtien
19 negentien
20 twintig
21 eenentwintig
22 tweeentwintig
30 dertig
40 veertig
50 vijftig
60 zestig
70 zeventig
80 tachtig
90 negentig
100 honderd

A

Already given

23
Q

Hoe heet jij?

A

Mijn naam is Cleotie

24
Q

Hoe oud ben jij?

A

Ik ben 37 jaar oud.

25
Heb je kinderen?
Ik heb nog geen kinderen.
26
Wonen er kinderen in jou straat?
Ja, er wonen kinderen in mijn straat.
27
Ben je alleen?
Op dit moment wel, later ben ik bij mijn man.
28
Ik zie...... vaak fietsen.
jou
29
Nee, .......vrouw is er ook.
mijn
30
En daar staan......kinderen
onze
31
......spelen altijd buiten.
Ze
32
HOE HEET jij?
HOW NAMED you?
33
Ik heet Isabel.
I named Isabel.
34
En hoe heet jij?
And how named you?
35
VRAGEN.
QUESTIONS.