Prokaryoten Flashcards

(43 cards)

1
Q

Cellulaire organisatie

A

Elk organisme bestaat uit 1 of meerdere cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontwikkeling

A

Alle organisme ondergaan systematsche gen-gestuurde veranderingen voor de groei en maturatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Regulatie

A

Alle organisme zetten regulatorische mechanisme in om interne processen te coördineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Extremofielen

A

Leven in extreme omstandigheden
Veel archaea zijn dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pili

A

Onderdeel van bacterie, belangrijk voor binden/plakken aan oppervlakte of andere bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chemolithotroof

A

Gebruik van energie uit chemisch verbindingen van anorganische moleculen
Wordt gebruikt voor de synthese van carbohydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gram positief

A

Veel peptidoglycaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gram negatief

A

Weinig peptidoglycaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lipopolysachariden

A

Levert resistentie tegen antibiotica bij gram negatieve bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werking penicilline

A

Inhibeert crosslinks van peptidoglycaan
Groeiende bacterie wordt op moment van reproductie gedood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

S laag

A

Buitenste rigide parakristallijn oppervlak bij archaea en sommige bacteriën
Speelt een rol in de adhesie en protectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Capsule

A

Extra gelatineuze laag bij sommige bacteriën
Bescherming tegen fagocytose
Helpt bij vasthechtend van bacterie aan oppervlak of andere cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Flagella

A

Bestaat uit flagelline
Verankerd in de celwand
Maakt rotatiebeweging waardoor bacteriën zich kunnen voortbewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pili

A

Haarachtige structuur op gram negatieve prokaryoten
Spelen rol bij adhesie en uitwisseling van genetische informatie via conjugatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Endosporen vorming

A

Aanleg van dikke wand rond een klein beetje cytosol
Genetisch materiaal komt vrij via cel lysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transformatie

A

Horizontale getransfer (bij gram + en gram -)
1. Cel gaat dood
2. Lysis met vrijstelling van DNA elementen
3. Opname DNA door andere cel
4. Dubbele homologe recombinatie
5. Transformatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Transductie

A

Een faag draagt genetisch materiaal van de ene naar de andere bacterie over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Algemene transductie

A

Bijna alle genen worden getransfereerd tussen de cellen

19
Q

Gespecialiseerde transductie

A

Slecht een aantal genen worden getransfereerd
Bij fagen met lysogene cyclus
Kan lataal zijn voor een faag omdat deze mogelijk niet al het nodige faag DNA bevat

20
Q

Stappen infectie doormiddel van een faag

A
  1. Faag adhesie
  2. Faag DNA wordt in de cel gebracht
  3. faag DNA wordt door de cel gerepliceerd
  4. Faag pakketjes bevatten DNA en worden vrijgegeven
21
Q

Transductie stappen

A
  1. Transducerende faag bindt aan een cel
  2. Injectie van chromosomaal DNA door de faag
  3. DNA wordt geïncorporeerd door dubbele homologe recombinatie
  4. De cel bevat nu donor DNA
22
Q

Conjungatie

A
  1. Twee bacteriën binden doormiddel van Pili
  2. Vorming van conjungatiebrug
  3. Het F plasmide begint de delen
  4. 1 streng van het F plasmide wordt overgegeven op de andere bacterie
  5. Complementaire streng van het plasmide wordt gevormd
23
Q

Recombinatie F plasmide en gastheerchromosoom

A

Gelijkwaardig aan crossing over

24
Q

Homologe recombinatie

A

Enkele recombinatie tussen 2 circulaire DNAs zorgt voor vorming 1 groot circulair DNA

25
Autotroof
Koolstof wordt gehaald uit CO2
26
Foto-Autotroof
Energie wordt uit licht gehaald
27
Chemolito-Autotroof
Energie uit de oxidatie van anorganische moleculen
28
Heterotroof
Koolstof wordt verkregen uit organisch materiaal
29
Saprotroof
Bacteriën halen organische verbindingen uit dode organisme
30
Binnendringen pathogene bacteriën
1. Voedsel 2. Lucht 3. Beschadigde huid 4. Contact met geïnfecteerde organisme
31
Tandbederf
Vorming van biofilm uit bacteriën Leidt tot verzuring en daardoor afbraak van tandglazuur
32
maagzweer
Veroorzaakt door drugs, stress of bacteriële infectie Letsel van maagwand waardoor maagzuur in het spijsverteringskanaal kan komen
33
Chlamydia trachomatis
Bacterie die zich seksueel verspreid Verantwoordelijk voor genitale en oog infecties
34
Chlamydia pneumoniae
Bacterie die verspreid via de luchtwegen Veroorzaakt longontsteking, sinusitis & keelontsteking
35
Exotoxines
Komen vrij uit afgebroken bacterie/ uitgescheden door bacterie Zijn zeer giftig Toxine is de veroorzaker van de ziekte en niet de bacterie zelf
36
Endotoxines
Bestanddelen van de meeste gram negatieve bacteriën hun celwand Enkel schadelijk wanneer de bacterie ze vrijlaat na het sterven Symptomen altijd vrijwel hetzelfde
37
Decompositie
Vrijstelling atomen uit dode organisme
38
Stikstof fixatie
Nodig voor bouw van AZ Doormiddel van reductie van N2 tot NH3
39
Mutualisme
Beide partijen hebben voordeel
40
Commensalisme
1 organisme voordeel & 1 organisme geen gevolgen
41
Parasitisme
1 organisme voordeel & 1 organisme nadeel
42
Genetic engeneering met bacterie
Bacterie wordt aangezet om humane eiwitten te produceren
43
Bioremediering met bacteriën
Verwijderen van pulluenten uit water, lucht of grond