SC H5: Dialogisch diagnosticeren in het sc Flashcards

(47 cards)

1
Q

Een probleemdefiniëring

A

Probleemdefiniëring = Een heldere omschrijving van het probleem dat je gaat onderzoeken. Het vormt de basis van je onderzoek en geeft richting aan je vragen. Het beschrijft wat je wil weten of oplossen, en waarom dat belangrijk is. Bv: Veel studenten haken af in het eerste jaar van hun studie. We willen onderzoeken waarom dat gebeurt en hoe dit voorkomen kan worden.

  • Wat is er aan de hand in de situatie van de cliënt en met de cliënt zelf?
  • Kunnen problemen worden verklaard? Samenhang tussen de verschillende aspecten van de problematiek?
  • Welke mogelijkheden heeft de cliënt om aan de oplossing van de problemen te werken?
  • Welke hulpmiddelen in de omgeving zijn nodig? Zijn deze beschikbaar?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een hypothese

A

= Niet getoetste, diagnostische uitspraak.
= Een voorlopige verwachting of voorspelling die je opstelt op basis van voorkennis, observaties of theorie. Het is een stelling die je via onderzoek gaat toetsen. Bv: “Studenten met een bijbaan van meer dan 15 uur per week hebben een grotere kans om uit te vallen in het eerste studiejaar.”

Hoe toetsen?
- Oren en ogen open houden voor feiten die op een andere richting kunnen wijzen.
- Toetsen via gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het verschil uit tussen een probleemdefiniëring en een hypothese.

A

Een probleemdefiniëring is een duidelijke omschrijving van wat het probleem is dat je onderzoekt en waarom.

Een hypothese is een voorspelling die je doet over het probleem, die je kunt toetsen met onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Probleemanalyse

A

Probleemanalyse = systematische voortzetting en uitdieping van het eerste onderzoek van de hulpvrager en de eerste probleemformulering uit de intake.

4 activiteiten:
1. Verdere exploratie en specificatie van het probleem/-situatie/ wens.
2. Nader onderzoek -> groter probleeminzicht en acceptatie bij de cliënt.
3. Aandacht besteden aan de werkrelatie.
4. Maken van vervolgafspraken.

Dit doe je NIET alleen!

Bv: Een 15-jarige jongen heeft last van angst om naar school te gaan. Uit gesprekken blijkt dat de angst vooral opkomt na pesterijen op school, en dat zijn zelfvertrouwen laag is. De ouder-kindrelatie lijkt steunend, maar hij vermijdt sociale situaties. Er wordt een diagnose gesteld: sociale angststoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indicatiestelling

A

Een empirisch of theoretisch onderbouwde aanbeveling voor een of meerdere behandelingen. De uitkomst van de indicatiestelling is een lijst van aanbevelingen voor mogelijke interventies. Indiceren betekent met andere woorden het vaststellen van de passende behandeling(en) bij een gegeven diagnose.

Bv: Een 15-jarige jongen heeft last van angst om naar school te gaan. Op basis van de analyse wordt cognitieve gedragstherapie aanbevolen, eventueel aangevuld met ouderbegeleiding. Ook wordt schoolmaatschappelijk werk ingeschakeld om de schoolomgeving aan te pakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf het verschil tussen een analyse en een indicatiestelling.

A

Analyse richt zich op het begrijpen van het probleem: wat is er aan de hand, hoe is het ontstaan, en welke factoren spelen een rol?

Indicatiestelling richt zich op het aanbevelen van passende hulp: welke behandeling(en) passen het best bij het vastgestelde probleem?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beargumenteer het belang van dialoog op verschillende niveau’s.

A

6 niveau’s: een dialoog met:
- De cliënt en zijn omgeving.
- De social caseworker als persoon
- De organisatie
- De verwijzer
- De maatschappelijke context
- Theorieën en referentiekaders.

géén solistische activiteit maar SAMEN op zoek…

Dus, het DD zijn die procesmomenten waarbij de SCW’er en het cliëntsysteem SAMEN op zoek gaan naar een helpende, herkenbare en werkbare (her)definiëring voor de ervaren klacht, naar een betekenisvolle en perspectief biedende analyse voor het aanmeldingsprobleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dialogeren met de cliënt en zijn omgeving.

A

Van diagnosticeren voor of over…. Naar diagnosticeren mét de cliënt.

Dialogeren met de cliënt
- Wijze waarop cliënt zichzelf ziet en kijkt naar zijn problemen.
- Uitspraken van de cliënt tijdens het gesprek zijn aanwijzingen voor de social caseworker inzake probleemanalyse.
- Bv.: “ik laat me altijd doen.”, “ik heb nooit geluk in relaties”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dialoog met de cliënt: Diagnosticeren van copingstijlen bij cliënten:

A

Coping = een min of meer vast gedragspatroon waarmee mensen zich proberen te handhaven in moeilijke situaties en trachten het evenwicht te bewaren.

M.a.w. favoriet probleemoplossend gedrag.

Resultaat is al dan niet effectief.

Dit wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven. Bv. vermijdingsgedrag, toevlucht zoeken in verslaving (vluchten van problemen), bv actief aanpakken “je moet handelen, niet denken”, of denk ook aan gezinnen waar emoties wel of niet besproken worden als er zich een probleem of een conflict stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnosticeren met cliënt: Toekomstperspectieven van cliënten:

A

Hoe ziet de cliënt zijn toekomst? Welke veranderingen wil de cliënt?

Congruentie tussen visie social caseworker en cliënt?
M.a.w. zitten ze op dezelfde golflengte?
Zo ja => herkenning, erkenning, vertrouwen, motivatie,…
Zo neen => weerstand, afstand, argwaan, …

Dus best is de diagnose van de cliënt overnemen? Ah ja, want dan heb je geen discussie?…
- Neen… Kritische bevraging door de social caseworker => eventuele (nieuwe) inzichten bij de cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnosticeren met de cliënt: Tussen disciplinering en emancipatie en het diagnostische mandaat.

A

Komen social caseworker en cliënt tot een helpende verklaring die werkbaar is in het verdere proces?

Het is niet omdat de social caseworker tot inzicht komt in de probleemanalyse dat de cliënt (dit) volgt.

Het diagnostische mandaat.
Mandaat = de sociale, gelegitimeerde en mentale opdracht die een hulpverlener krijgt.
- Vanuit de organisatie waarin hij werkt
- Vanuit het cliëntsysteem
- Vanuit een eventuele gerechtelijke opdrachtgever.

Dit mandaat bepaalt de hulpverleningsmogelijkheden en de grenzen van deze hulpverlening.

Binnen deze opdracht beschikt de hulpverlener over een professionele werkruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dialogeren met de social caseworker als persoon

A

De persoon van de social caseworker bepaalt de professionele bril waardoor hij naar de buitenwereld kijkt en de manier waarop hij in het leven staat.

Kracht en kwetsbaarheid van de persoon van de social caseworker:
- Keuze richting sociaal werk: verbonden met persoonlijke geschiedenis.
- Deze persoonlijke betrokkenheid mag niet te sterk zijn waardoor professioneel hulpverlenen niet meer mogelijk zou zijn.
- Tijdens DD: varen op eigen kompas, geen handvaten, gevaar: eigen koers varen waardoor de cliënt geen inspraak meer heeft.
- Bewust zijn dat persoonsgebonden factoren een betekenisvolle rol (kunnen) spelen bij de diagnose: bv. antipathie, sympathie, leeftijdsfase, eigen geleden onrecht,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dialogeren met de organisatie

A

Iedere organisatie heeft een eigen visie en missie (onderhevig aan de maatschappelijke opdracht/ context).

Het mandaat dat de social caseworker krijgt van de organisatie bepaalt de handelingsruimte.

Identificatie tussen hulpverlener en organisatie kan sterk verschillen.

De organisatie tekent de diagnostische krijtlijnen uit: is het diagnosticeren een essentiële en gewaardeerde interventie voor de organisatie?
- Bv. is er sprake van structureel casusoverleg?
- Of eerder sprake van solistische diagnose?

Bv: Een OCMW-cliënt verzwijgt informatie over de gewijzigde werksituatie of zwart werk en ervaart dit niet als een probleem. De Social caseworker kan het gedrag van deze cliënt, afhankelijk van zijn visie en loyaliteit naar zijn opdracht(gever), betekenis geven als: onrechtvaardig, creatief, onbetrouwbaar, zorg voor gezinsleden, strafbaar

Bv: een bejaarde vrouw op de afdeling geriatrie in een ziekenhuis voelt zich nog niet volledig klaar om terug naar haar eigen woning te keren, maar het ligdagbeleid van de organisatie verplicht de social caseworker toch alles in het werk te stellen om dit toch te regelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dialogeren met de verwijzer

A

Indien verwijzer aanwezig zal deze vermoedelijk al uitgaan van een hypothese of diagnose.
- In welke mate heeft de social caseworker nog ruimte om een eigen diagnose te stellen?
- Zie vb. p. 131: Een OCMW-hulpverlener stuurt een hulpvrager door voor de begeleiding van een alcoholprobleem naar een gespecialiseerde dienst voor verslavingsproblematiek. Het alcoholmisbruik is volgens de sociaal werker van het OCMW de hoofdoorzaak van de financiële chaos bij de cliënt.
- Uitgesproken diagnose bij verwijzing kan leiden tot dwingende krijtlijnen. Zie p. 132: De leerlingenbegeleider van een school stuurt een jongere door naar het CLB om te checken of deze jongere over voldoende intellectuele mogelijkheden beschikt om een bepaalde studierichting te volgen. Ook de ouders hebben vragen bij de haalbaarheid van de studiekeuze van hun zoon. Na grondige exploratie blijkt dat de jongere ontzettend lijdt onder de jarenlange lopende echtscheidingsprocedure van zijn ouders, maar hier uit loyaliteit al geruime tijd niets meer over zegt. Hij houdt dit krampachtig verborgen voor de buitenwereld, maar stelt vast dat dit ten koste gaat van zijn concentratie in de klas. Zijn schoolprestaties gaan zienderogen achteruit.

Dialoog met de verwijzer is interessant en nodig om te polsen naar eventuele hypothesen, mogelijke indicaties en tegenindicaties voor een diagnose.
= nagaan op dezelfde golflengte of niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dialogeren met de maatschappelijke context

A

Het maatschappelijk mandaat van de social caseworker:
- Maatschappelijke context?
- = algemeen verspreide opvattingen, main-stream moraal, maatschappelijk (on)toelaatbare gedragingen, cultuurgebonden zienswijzen en gewoontes, wet- en regelgeving, subsidiëringkanalen, politieke en sociale beleidsvoering…

Sociale caseworker wordt regelmatig geconfronteerd met dergelijke vormen van maatschappelijke beïnvloeding: verschillen in waardenkader tussen zichzelf, de cliënt en zijn omgeving en de samenleving.

Vbn. P. 133: Een vader ervaart zijn gewelddadige relatie met zijn 14-jarige zoon als een ‘gewone mannenzaak’. De sociale caseworker labelt dit gedrag als: relationeel destructief, emotioneel traumatiserend en strafbaar.

Als social caseworker moet je je bewust zijn van deze maatschappelijke situering en beïnvloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dialogeren met theorieën en referentiekaders.

A

Professioneel handelen van de hulpverlener wordt beïnvloed door verschillende theorieën, vnl. sociologische en psychologische.

Theorieën bieden tijdens het DD kapstokken, kaders, handvatten om:
- hypotheses te onderbouwen,
- verklaringen te geven voor problemen,
- fundering voor indicatiestelling en handelingsplannen.

Evidence based practice: welke interventies hebben meer of minder kans op effectiviteit.

Een eclectische bril: social caseworkers beroepen zich in hun diagnostiek zelden op één welbepaalde wetenschap of methodisch concept.

Het betreft een kiezende benadering: geen enkele stroming of methode alleen is zaligmakend om de complexiteit van de sociale realiteit te dekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Social casework = een eclectische werkwijze.

A

Metafoor van het huis met de vele kamers.

EDDA-model vertrekt van methodisch maatwerk.

Iedere cliënt vereist een andere, unieke werkwijze.

≠ Ad hoc of willekeurige werkwijze!!!

Sommige organisaties maken de keuze om altijd en doelbewust vanuit één welbepaald denkkader naar de hulpvragen te kijken -> diagnoses en indicatiestelling.

Bv psychiatrie A: gedragsmatige benadering, psychiatrie B: systemisch-contextuele benadering,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Beschrijf, verklaar en illustreer de drie hoofddoelen van het dialogisch diagnosticeren adhv een voorbeeld.

A

INZICHT: samen met het cliëntsysteem inzicht krijgen in de psychosociale leefsituatie die vaak complex is en steeds in evolutie is.

UITZICHT: samen met het cliëntsysteem uitzicht ontwikkelen om op een meer bevredigende wijze verder te kunnen leven.

VOORUITZICHT: samen met het cliëntsysteem vooruitzicht bieden aan de hand van een handelingsplan. Begrijpbare en concrete acties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

EDDA-actoren in het DD-proces

A

DD = resultaat van een interactie op verschillende niveau’s.

Social caseworker is zich hiervan niet steeds bewust/ invloeden niet altijd zichtbaar.

Oog hebben voor de verschillende invalshoeken en de (eventueel) verschillende probleemdefinities.

20
Q

Waar legt de cliënt het aandeel voor het ontstaan van het probleem? Bij zichzelf of bij anderen?

A

Interne attributie: de situatie wordt toegeschreven aan zichzelf.

Externe attributie: de situatie wordt toegeschreven aan externe factoren.
Bv:
- Moest mijn moeder mij niet zo vroeg wekken, dan zou ik niet agressief worden.
- Moest mijn partner niet het bloed onder mijn nagels halen, dan zou ik niet drinken.
- Moest de staat meer werk voorzien, dan zou ik niet werkloos zijn….

21
Q

Beschrijf het belang van een eclectische benadering van theorieën en referentiekaders ifv het diagnostisch dialogeren en illustreren adhv een voorbeeld.

A

Een eclectische bril: social caseworkers beroepen zich in hun diagnostiek zelden op één welbepaalde wetenschap of methodisch concept.

In dit deel merk je de link met het begrip: eclectisch-integratief. We gaan als hulpverlener niet lukraak aan de slag met de cliënten, maar vertrekken vanuit onze kennis/ opleiding/ theorieën.

Zo gaat men bvb binnen de drughulpverlening vooral aan de slag met de motivatietheorie en de cognitieve gedragstherapie.

22
Q

De vier referentiekaders

A
  • Leertheoretisch referentiekader
  • Sociaal-ecologisch referentiekader
  • Systeemtheoretisch referentiekader
  • Taakgericht casework als hulpverleningsmodel
23
Q

Basisprincipes van het leertheoretisch referentiekader

A
  • Psychosociaal functioneren v/e persoon = geheel van aangeleerde responsen.
  • Ongewenst gedrag (=probleem) kan dus afgeleerd worden en nieuw (wenselijk) gedrag (= doel) aangeleerd.
  • Probleemdefiniëring in termen van ongewenst gedrag.
  • Doelgedrag zo nauwkeurig mogelijk omschrijven: concreet waarneembare stappen en veranderingen op weg naar het te bereiken doel -> effectmeting.
24
Q

Visie op helpen van het leertheoretisch referentiekader

A
  • Helpen = een vorm van leren.
  • Leerproces op basis van conditionering: herhaling en bekrachtiging van het wenselijk en te bereiken gedrag.
  • Kritiek: geen aandacht voor de diepere motieven en emoties die het gedrag sturen.
25
Basisprincipes van het sociaal-ecologisch referentiekader
- Psychosociaal functioneren van mensen is enkel mogelijk in interactie met anderen. - Problemen ontstaan door een evenwichtsstoornis tussen de persoon en diens omgeving. - Diagnosticeren vanuit ecologische bril: exploreren van het ecologisch netwerk, de hulpbronnen in de omgeving: personen, diensten, groepen, beleidsinstanties,… - Ecologisch diagnosticeren verklaart de sterkte en de kwetsbaarheid van het netwerk. - Ontbrekende schakels i/e netwerk signaleren en suggesties om verbroken of verzwakte relatieverbindingen terug te activeren.
26
Visie op helpen van het sociaal-ecologisch referentiekader
- Sociaal-ecologisch referentiekader wordt in beeld gebracht aan de hand van een ecogram. - Helpen wordt gezien als bemiddelen en activeren - Visie empowerment: voor wie kan de cliënt zelf een krachtige hulpbron zijn? - Accent op netwerkontwikkeling. - Hulpverlener in de rol van bemiddelaar, veeleer dan begeleider of probleemoplosser. - Helende kracht van het “natural support system”. Gelinkt aan de vermaatschappelijking van de zorg → meer werken in en met het netwerk
27
Basisprincipes het systeemtheoretisch referentiekader
- Inzicht krijgen in het systeem waar de cliënt deel van uitmaakt. - Inzicht krijgen in de patronen en systemische mechanismen om het dysfunctioneren van mensen te begrijpen of te verklaren. - Circulaire causaliteit!!! - Veranderingen verwachten van één persoon includeert het benaderen van het systeem en nagaan hoe elk lid van het systeem bijdraagt tot het instandhouden van een vorm van homeostase. - Symptoomontwikkeling: signaal van een onderliggend communicatieprobleem. - Vaak geassocieerd met relatie- en gezinstherapie.
28
Visie op helpen van het systeemtheoretisch referentiekader
- Beïnvloeden van systeemregels en versteende systeempatronen die een vorm van evenwicht willen in stand houden. - Het gehele systeem activeren en niet enkel de probleemdrager isoleren tot zondebok. - Inzicht verwerven in beïnvloeding en interactie tussen de verschillende leden van het systeem. - Gebruik van ecogram én genogram.
29
Basisprincipes van het taakgericht casework als hulpverleningsmodel
- Actief werken aan de probleemverlichting centraal ipv aan de persoon! - Geen formele diagnose in het proces (≠ social casework) - Wél in dialoog met cliënt over de probleemomschrijving en over de doel- of taakbepaling. - Kritiek op klassiek social casework: vertrekt teveel vanuit toegeschreven problemen ipv erkende problemen. - Wenst meetbare en objectiveerbare effecten van de hulpverlening door het exacter afbakenen van de problemen en deze te laten erkennen door cliënten. - 8 probleemcategorieën, zie p. 139.
30
Visie op helpen van het taakgericht casework als hulpverleningsmodel
- Dialoog met cliënt om zorgvuldig te luisteren: -- Hoe formuleert de cliënt het probleem -- Toetsen in welke probleemcategorie de cliënt het probleem situeert -- Probleem zo definiëren dat het specifiek en afgebakend en te bewerken is. - Taakgerichte caseworker koppelt een taak aan de probleemcategorie die de cliënt onmiddellijk in verband kan brengen met het erkende probleem. - Taak verlicht op directe wijze het probleem. - Het is de taak en niet de relatie cliënt-hulpverlener die het belangrijkste instrument is tot verandering. - Contract: afgebakend probleem, afspraken, taken, timing. - Doel= probleemverlichting eerder dan verandering. - Strikt in tijd afgebakende hulpverlening. - Afgebakende en haalbare taken.
31
Benoem de vaardigheden die de social caseworker in staat stellen om, samen met de cliënt, te komen tot inzicht.
Inzicht verwerven => stellen van een diagnose. Moeilijk verschil te maken tussen explorerende vragen en diagnostische vragen. Voorbeeldvragen p. 143. Soms heeft de cliënt reeds inzicht in zijn probleem en kan hij zelf verklaringen geven voor de probleemsituatie. Bv. cliënt vertelt zich neerslachtig te voelen. Hij verklaart dit gevoel doordat hij geen contact meer heeft met zijn kinderen. Zij hebben hem de rug toegekeerd omwille van zijn aanhoudende alcoholverslaving. => vanuit de exploratie kan men overgaan naar de diagnose. In andere situaties heeft de cliënt nog geen inzicht in zijn probleem. Diagnostische vragen => inzicht-bijbrengende dialoog.
32
Helpende attitudes en vaardigheden bij het verwerven van inzicht:
- Belang van taal: social caseworker is een taalexpert! - Definitiemacht van hulpverleners! - Gevaar van etikettering en veralgemening! - Een cliënt is meer dan een diagnose. Bv: Het benoemen vaan een financiële problematiek als 'armoede' of 'kansarmoede' kan een wereld van verschil geven Bv: Het benoemen van een gedragsprobleem als een vaak voorkomende uiting van 'experimenteel gedrag' of het beschouwen als een 'onbegrensd gedrag' dat ontoelaatbaar is.
33
Soorten diagnostische vragen bij het verwerven van inzicht:
- Onderzoekende vragen m.o.o. inzicht krijgen in de problematiek. - Problematiserende vragen die pijlen naar de lijdensdruk en draaglast. - Structurerende vragen: reconstructie van het verhaal door de cliënt. In dialoog gaan met de hulpverlener is geen evidentie voor iedere cliënt! - Vergt tijd, geduld, professionele aandacht… - Doel van inzicht verwerven = cliënt opnieuw greep heeft op het eigen levensverhaal. - Meer en beter resultaat als de cliënt actief betrokken wordt bij het diagnosticeren. CLIENT BLIJFT EIGENAAR VAN HET PROBLEEM! - Oog hebben voor de krachten van de cliënt.
34
Diagnostische valkuil bij het verwerven van inzicht
Cliënt blijft eigenaar van het probleem! Valkuil: cliënt in de passieve cliëntenrol en doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de hulpverlener of naar de omgeving. Evenwicht vinden tussen sturen en afremmen…
35
Handige diagnostische instrumenten bij het verwerven van inzicht
Diagnosticeren vereist gegevens, informatie ordenen om blinde vlekken te vermijden. Hulpmiddelen: genogram, ecogram, life-eventlijn, diagnosechecklist, maar ook werkervaring… → case-based reasoning: men hoopt dat werkzame bestanddelen uit vroegere casussen ook in de huidige situatie effectief kunnen/zullen zijn.
36
Dynamische karakter van de diagnose bij het verwerven van inzicht
Een diagnose is nooit definitief maar evolueert mee met de wijzigende situaties in iemands levensverhaal. Het is geen afgebakende fase maar een permanent proces.
37
Benoem de vaardigheden die de social caseworker in staat stellen om, samen met de cliënt, te komen tot uitzicht.
Van inzicht verwerven en krijgen in de probleemsituatie moet een stap worden gezet naar een uitzicht op de gewenste verandering. UITZICHT= welke is de gewenste situatie voor de cliënt. Strategie hierbij = de wondervraag of de mirakelvraag:
38
Benoem de vaardigheden die de social caseworker in staat stellen om, samen met de cliënt, te komen tot vooruitzicht.
Het vooruitzicht wordt vastgelegd via een handelingsplan, een plan van aanpak of hulpverleningsprogramma. het vooruitzicht is een verdere concretisering van het uitzicht
38
Doelen van UITzicht (en dus mogelijke antwoorden op de wondervraag):
- Het beogen van een beïnvloeding of een verandering van de persoon zelf. Bv. alcoholvrij leven, assertiever zijn, meer initiatief nemen,… - Een verandering teweeg brengen in de omgeving van de cliënt: bv. nieuw werk, zelfstandig gaan wonen, ontslag uit de psychiatrie, uit de gevangenis,… - Inzoomen op de interactie tussen persoon en omgeving => gewijzigde communicatie tussen beide partijen: bv. tussen buren, partners, gezinsleden, medestudenten, collega’s,… - Een antwoord bieden op niveau van de samenleving of vanuit het sociaal beleid. Bv. verhogen van leefloon voor alleenstaande moeders, toekennen van werkloosheidsuitkering aan veroordeelden die onder E.T. staan,….
39
Wat is een handelingsplan?
Het Hulpverlenend handelen wordt gepland. Gemaakte afspraken, werkpunten, concrete planning m.b.t. de verdere samenwerking.
40
SPIRO-criteria voor doelformulering in het handelingsplan
SPIRO verwijst naar 5 criteria - Specificiteit: Is het specifiek, precies, nauwkeurig genoeg geformuleerd? - Performantie: Is het geformuleerd in termen van een prestatie, van gedrag? - Inspraak: werd het cliëntsysteem betrokken bij de formulering van het werkpunt? - Realisme: Is het werkpunt realistisch, haalbaar? - Observeerbaarheid: Is het werkpunt observeerbaar en verifieerbaar?
41
Doelen en subdoelen, evalueren en van uitzicht naar actie in het vooruitzicht
Bij de meeste problemen is het mogelijk om na het formuleren van het algemene doel een of meer deeldoelen te formuleren. Deze deeldoelen laten precisie toe en zijn mogelijks ook op kortere termijn realiseerbaar, wat stimulerend werkt. Bv: Cliënte: "Behalve op zaterdag zal ik elke avond de tv uitzetten om 19u30 en samen met de kinderen hun boekentas klaarmaken.
42
Doelen evalueren in het vooruitzicht
Doelen evalueren: - Door concrete, haalbare en kleine tussendoelen krijgt de cliënt erkenning van zichzelf en zijn omgeving voor het behalen van deze doelen = > empowerend werken, minder afhankelijk van de hulpverlening.
43
Van vooruitzicht naar actie
Via het handelingsplan gaat het hulpverleningsproces over van DD naar Actie ondernemen.
44
Dilemma's bij dialogisch diagnosticeren
- Een moeilijk evenwicht: Tussen het diagnostisch aandeel van de social caseworker en dat van de cliënt. - Mensen met een (tijdelijke) beperking: Bv. mensen met een (matige) mentale beperking, mensen met een persoonlijkheidsstoornis,… - Het vooruitzicht tijdens een crisissituatie: Meteen na een traumatische gebeurtenis is er sprake van uitval, paniek. Hulpverlener neemt dan een structurerende rol op voor de meest nabije toekomst. Wat moet er eerst gebeuren? Pas als mensen bedaard zijn, kan er overgegaan worden tot DD. - Tijd als dwingende factor: Soort hulpvraag is bepalend voor de beschikbare diagnosetijd. - DD bij onvrijwillige of gedwongen hulpverlening: Vaak geen directe motivatie bij de cliënt om mee te werken aan de probleemdefiniëring.
45
Dialogische instrumenten: diagnosechecklist
= “een geheel van inhoudelijke items en vragen die de social caseworker kan gebruiken als hulpmiddel bij het systematisch doordenken van de diagnostische gegevens”. Waartoe? Attendeert de HV’er op blinde vlekken. - Verder exploreren. - Of voorzichtig geformuleerde hypothese. Overzichtelijk kader op basis waarvan Hv’er samen met cliënt op zoek kan gaan naar een betekenisvolle samenhang tussen de diverse probleemaspecten. Zie p. 153.
46
Dialogische instrumenten: handelingsplan
= een document waarin de gemaakte afspraken, werkpunten en planning m.b.t. de verdere samenwerking geëxpliciteerd en geconcretiseerd worden. Waartoe? - Verbinding tussen DD en actie - Op het moment dat er consensus is over de hulpverleningsdoelen en er tot actie kan worden overgegaan. - Creëert duidelijkheid voor alle betrokken partijen; wie doet wat en wanneer? - In hoofdzaak gebruikt bij het diagnosticeren maar ook in het verdere hulpverleningsproces: evalueren, bijsturen, afspraken herinneren, enz. - Voorbeeld p. 274: verschil tussen taakgerichte hulpverleningsdoelen en procesgerichte hulpverleningsdoelen.