Studietaak 1 Flashcards
(57 cards)
Wat wordt over het algemeen bedoeld met de geschiedkundige term de ‘wetenschappelijke revolutie’ en welke historische persoon markeert gewoonlijk het begin van de wetenschappelijke revolutie?
Met de wetenschappelijke revolutie wordt over het algemeen verwezen naar de periode na de middeleeuwen waarin het dogmatische kerkelijke wereldbeeld werd verlaten en men de wereld op een meer mechanische manier ging zien. Deze mechanisering van het wereldbeeld maakte ook de wetenschappelijke studie van die wereld mogelijk.
Als begin van deze revolutie wordt gewoonlijk gewezen naar de publicatie De revolutionibus orbium coelestium van Nicolaus Copernicus in 1543
Schets een tijdlijn van de wetenschapsgeschiedenis met daarin de tijdvakken hun hoofdkenmerken.
- 600 v.Chr. - 200 v.Chr.: oude Grieken
Basis van het wetenschappelijk denken - 200 v.Chr. - 500 n.Chr.: Romeinse Rijk
Praktische filosofie - 500 - 1500: middeleeuwen
Dogmatisch aristotelisch-christelijk wereldbeeld - 1500 - 1700: wetenschappelijke revolutie
Mechanisering van het wereldbeeld - 1700 - 1800: Verlichting
Opkomst van het kritisch denken - 1800 - heden: Moderne tijd
Industriële en digitale revolutie
3 filosofen uit het Oude Griekenland + hun belangrijkste ideeën
- Socrates (ca. 470 v.Chr. - 400 v.Chr.): scepticisme
- Plato (427 v.Chr. - 347 v.Chr.): rationalisme
- Aristoteles (384 v.Chr. - 322 v.Chr.): empirisme
3 filosofen uit de wetenschappelijke revolutie + hun belangrijkste ideeën
- Francis Bacon (1561 - 1626): combinatie van rationalisme en empirisme + idolen
- René Descartes (1596 - 1650): rationalisme + cogito ergo sum (ik denk, dus ik ben).
- John Locke (1632 - 1704): empirisme + primaire en secundaire kwaliteiten
3 filosofen uit de verlichting + hun belangrijkste ideeën
- George Berkeley (1685 - 1753): idealisme + esse est percipi (wat gezien wordt bestaat, de rest bestaat niet)
- David Hume (1711 - 1776): empirisme + wetenschap als mensenwerk
- Immanuel Kant (1724 - 1804): transcendentaal idealisme + synthetisch a priori
Filosoof uit de Moderne tijd + zijn belangrijkste ideeën
Charles Peirce (1839 - 1914): pragmatisme + truth is what works
Scepticisme uit het oude Griekenland
Het idee dat zeker kennis onbereikbaar is.
Socrates: kennis over de wereld is afhankelijk van degene die naar de wereld kijkt en daardoor kunnen we via de waarneming nooit zekerheid bereiken over de aard van de werkelijkheid.
Rationalisme uit het oude Griekenland
Kennis en waarheid kunnen alleen worden verkregen d.m.v. de reden. —> deductie
Het standpunt van Plato: we worden gereïncarneerd met de wereld van de ideeën en leren dus nooit iets nieuws, maar herinneren alleen wat er al in ons aanwezig is.
De wereld van de ideeën: de wereld van het verstand; de wereld van de ware kennis die niet voor onze zintuigen bereikbaar is.
Empirisme uit het oude Griekenland
Door te observeren kunnen we specifieke kennis opdoen over de wereld en door die kennis samen te voegen, komen we tot een opvatting (een wereldbeeld). —> inductie
Aristoteles: we worden geboren als een tabula rasa (blanco kleitablet), waarop de omgeving haar indrukken achterlaat nadat we onze ogen openen.
Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Descartes en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid
Descartes: als onze zintuigen ons af en toe bedriegen, kunnen we nooit zeker weten wanneer ze dat niet doen en dus moeten we aan alles twijfelen.
* handige methode volgens hem, want twijfelen tot we iets tegenkomen waar niet aan te twijfelen valt en dus is het een absolute waarheid
* Verschil met scepticisme van Socrates (weet niets zeker): weet 1 ding zeker: Cogito ergo sum = dat hij een twijfelende en denkende entiteit is.
* Belangrijke ontdekking: het bestaan van zijn bewustzijn zeker gesteld
* Tegenstelling tot het verlichtingsideaal: laat God weer binnen om de fysieke wereld te verklaren die hij had weggeredeneerd met zijn methode.
Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Locke en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid
Locke: mens wordt geboren zonder voorkennis en probeert vervolgens een waarnemingstheorie op te stellen die verklaart hoe er een representatie van de wereld in ons bewustzijn kan ontstaan.
* Empirisme
* Waarom zijn ideeën niet aangeboren? We moeten kinderen onderwijzen —> dus niet aangeboren.
* Waarnemingstheorie = verklaart hoe de buitenwereld beelden in ons bewustzijn achterlaat.
Kritiek: hij ontkomt niet aan het subjectieve karakter van beelden over de buitenwereld in ons bewustzijn.
Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Berkeley en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid
Descartes: conclusie dat we zelf bestaan als denkende entiteit
Locke: conclusie dat iedereen de wereld toch op hun eigen subjectieve manier beleeft —> we zitten in onze eigen ervaring.
Berkeley: de innerlijke ervaring moeten we beschouwen als de werkelijkheid en ontkent de relevantie van de realiteit buiten ons.
* Hij betwijfelt de onafhankelijkheid van primaire kwaliteiten (waarnemingstheorie van Locke): vorm/grootte van een gebouw kan veranderen in ander licht of bij bekijken vanuit andere plek
* Idealisme = onze werkelijkheid bevindt zich in de ervaring en ons bewustzijn is bepalend voor die werkelijkheid. Het wel of niet bestaan van een feitelijke wereld is daarmee irrelevant.
* Motto: Esse Est principi = zijn is waargenomen worden
Hoe lost Berkeley het correspondentieprobleem op? Welk nieuw probleem creëert hij daarmee, en welke randvoorwaarde voor de wetenschap wordt hiermee blootgelegd?
Met zijn idealisme heeft Berkeley het correspondentieprobleem opgeheven. Door duidelijk te maken dat de individuele ervaring het enige is waar we zeker van kunnen zijn en te verklaren dat deze dus bepalend is voor de realiteit, is de externe realiteit niet meer relevant en is er dus ook geen noodzaak om nog naar correspondentie tussen die twee te streven.
Maar als de externe realiteit er niet meer toe doet, dan heeft het wetenschappelijk streven naar kennis over die realiteit volstrekt geen zin. Berkeley maakt met zijn oplossing van het correspondentieprobleem de wetenschap dus overbodig. Dit kunnen we maar op een manier oplossen, namelijk door aan te nemen dat die externe realiteit bestaat. Dat realisme is dus een harde randvoorwaarde voor de wetenschap.
Idolen van Francis Bacon
- De idola tribus
- De idola specus
- De idola fori
- De idola theatri
De idola tribus
Aangeboren neiging om te snel conclusies te trekken en daaraan vast te houden. Het zijn de neigingen van de menselijke soort. (Nature)
Enkele voorbeelden:
* onze confirmatieneiging die ons alert maakt op bevestiging van onze overtuigingen. Dit speelt bijvoorbeeld tijdens een discussie: een voorbeeld dat jouw standpunt ondersteunt, zie je als bewijs, terwijl je een voorbeeld dat ondersteunend is voor de tegenpartij ervaart als ‘slechts een voorbeeld’.
* onze neiging om ons blind te staren op grote aantallen, waardoor we denken dat iets dat vaak gebeurt, altijd zal gebeuren. Dit kan je bijvoorbeeld overkomen als je weet dat de bus meestal wat te laat vertrekt en je daardoor gaat veronderstellen dat dit altijd het geval zal zijn, totdat de bus wel een keer op tijd vertrekt en wegrijdt terwijl jij komt aanrennen.
* ons onvermogen om sommigen dingen niet te kunnen waarnemen. Dit is een zeer fundamentele beperking die zich bijvoorbeeld uit wanneer een geluid net te zacht is om te horen. Een elektrische auto hoor je bijvoorbeeld nauwelijks aankomen en kan daardoor heel onverwacht naast je rijden terwijl je net wilt oversteken.
De idola specus
Persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling. (Nurture)
Enkele voorbeelden:
* Vaak doen we onbedoeld mee met de groep mensen waartoe we willen behoren, bijvoorbeeld wanneer we onbedoeld meedoen aan het plagen van iemand.
* Het kan gebeuren dat je nog altijd denkt in sterk stereotypische patronen die golden tijdens je jeugd, waardoor je bijvoorbeeld vreemd opkijkt als een man ervoor kiest om fulltime huisvader te zijn.
* Je hebt je je hele leven lang voorgenomen om niet op je vader of moeder te gaan lijken, maar ineens realiseer je je dat je iets op precies dezelfde manier doet omdat dit nu eenmaal het voorbeeld is dat je altijd hebt gehad.
De idola fori
De vertekeningen die ontstaan door onnauwkeurig gebruik van woorden of van definities, ofwel doordat woorden te weinig betekenis hebben, ofwel doordat de betekenis ervan verschuift. (Verwarrend taalgebruik)
Enkele voorbeelden:
* De Sokal-hoax is een klassiek voorbeeld uit de wetenschap waarbij de natuurwetenschapper Alan Sokal een compleet onzinnig artikel vol met pseudowetenschappelijke tekst instuurde naar een tijdschrift voor postmoderne filosofie en het daadwerkelijk gepubliceerd werd. In dit geval was het een grap, maar het laat wel zien hoe slechte ideeën verstopt kunnen zitten achter ogenschijnlijk intellectuele tekst.
* Het woord scepsis betekent van oorsprong zoiets als een onderzoekende houding, wat in de wetenschap eigenlijk een heel positieve eigenschap is. Maar omdat het woord tegenwoordig de connotatie van ‘wantrouwen’ heeft, krijgt het een negatieve bijklank als je iemand als scepticus betiteld.
* Het woord ‘onderzoek’ wordt de laatste jaren op discutabele manier gebruikt door mensen die claimen zelf onderzoek gedaan te hebben nadat ze een eerste alinea van een online blog hebben gelezen en daarmee vervolgens denken de waarheid in pacht te hebben, terwijl ze vergeten dat in de wetenschap het doen van goed onderzoek vaak jaren in beslagen kan nemen.
De idola theotri
De vertekeningen die ontstaan door het kritiekloos aanhangen van de denkbeelden van bijvoorbeeld oude filosofen. (theaterstukken die niet gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observatie)
Enkele voorbeelden:
* Een goed voorbeeld uit de maatschappij zie je wanneer politici of mediafiguren slecht geïnformeerde ideeën of complottheorieën aanhangen, die vervolgens door grote groepen mensen verspreid worden via sociale media zonder dat ze zelf nadenken of die ideeën of theorieën wel kloppen.
* Een klassiek voorbeeld uit de wetenschap is dat er nog altijd mensen zijn die op basis van hun religieuze overtuigingen claimen dat de evolutietheorie van Darwin niet waar kan zijn, terwijl van die twee opvattingen alleen de evolutietheorie logisch van opzet is en door een brede empirische basis ondersteund wordt.
* Een ander voorbeeld is de artiest die er goed uitziet en veel fans krijgt omdat de fans denken dat diens muziek ook heel goed is, terwijl die feitelijk slecht gecomponeerd of uitgevoerd is.
Hume: impressies en ideeën
Hume: we hebben kennis nodig over het menselijke vermogen om kennis te vergaren –> waarnemingstheorie
Expliciet besef dat wetenschap mensenwerk is: het verzamelen van kennis d.m.v. zintuigen.
Percepties = de inhoud van onze geest
2 categoriën van percepties:
* Impressies = directe ervaringen zoals ze in ruwe vorm binnenkomen. (bijna gelijk aan primaire kwaliteiten van Locke)
* Ideeën = vage kopieën van onze impressies, die achterblijven in ons bewustzijn nadat de bron van onze impressies verdwenen is. (anders dan secundaire kwaliteiten van Locke, want we kunnen nog geen idee hebben van iets wat we nog niet ervaren hebben)
Copy principle = de ideeën die bij ons achterblijven zijn uitsluitend kopieën van de wereld zoals die zich aan ons voordoet via de zintuigen.
Verklaar hoe Immanuel Kant de valkuil van het idealisme omzeilde door een onderscheid te maken tussen de noumenale en fenomenale werkelijkheid?
- De noumenale wereld is de wereld zoals deze echt is. Deze is onbereikbaar voor ons bewustzijn en zullen wij dus nooit volledig leren kennen.
- De fenomenale wereld is de wereld zoals wij die ervaren. Over deze wereld kunnen wij uitspraken doen en kennis vergaren, maar in hoeverre die overeenkomen met de echte wereld weten wij dus niet. Wel kunnen we constateren dat elke diersoort, met zijn eigen zintuigen, in een ander soort fenomenale wereld leeft. Net zo goed als een persoon die kleurenblind is in een andere fenomenale wereld leeft dan iemand die kleuren kan zien. In meer of mindere mate zal dit voor elk individu gelden.
Transcendentaal idealisme van Kant
Stroming die zich aansluit bij het idealisme in de zin dat onze kennis enkel gaat over de werkelijkheid in onze ervaringen en niet om de werkelijkheid buiten ons. Echter, gaat het er wel vanuit dat er een feitelijke wereld bestaat buiten ons bewustzijn, maar die is niet kenbaar voor ons.
Kant werkt aan een synthese tussen rationalisme, empirisme en idealisme –> hij noemt dit de Copernicaanse wending voor de filosofie.
Hij maakt geen theorie, maar een formele analyse van wat kennis is (meer rationalistisch dan Hume).
Analytische uitspraken (Kant)
Analytische uitspraken zijn definiërend. Ze zijn logisch sluitend, maar voegen dus ook niets toe aan onze kennis. Ze maken deze enkel preciezer door uit te leggen hoe begrippen samenhangen.
Voorbeeld: de vrijgezel is ongetrouwd –> vrijgezel is definiërend voor ongetrouwd en evident.
Synthetische uitspraken (Kant)
Synthetische uitspraken zijn samenstellend. Ze voegen iets toe aan onze kennis, maar zijn niet logisch sluitend. Ze leren ons dus iets nieuw over de wereld.
Voorbeeld: deze vrijgezel heeft blond haar –> bland haar voegt iets nieuws toe aan onze kennis
A-priori uitspraken (Kant)
A-priori-uitspraken zijn vooraf gegeven. Ze zijn dus gebaseerd op de kennis die wij al bezitten en die we enkel hoeven te activeren of herinneren.
Voorbeeld: de vrijgezel is ongetrouwd –> we weten dat vrijgezellen ongetrouwd zijn