Studietaak 1 Flashcards

(57 cards)

1
Q

Wat wordt over het algemeen bedoeld met de geschiedkundige term de ‘wetenschappelijke revolutie’ en welke historische persoon markeert gewoonlijk het begin van de wetenschappelijke revolutie?

A

Met de wetenschappelijke revolutie wordt over het algemeen verwezen naar de periode na de middeleeuwen waarin het dogmatische kerkelijke wereldbeeld werd verlaten en men de wereld op een meer mechanische manier ging zien. Deze mechanisering van het wereldbeeld maakte ook de wetenschappelijke studie van die wereld mogelijk.
Als begin van deze revolutie wordt gewoonlijk gewezen naar de publicatie De revolutionibus orbium coelestium van Nicolaus Copernicus in 1543

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schets een tijdlijn van de wetenschapsgeschiedenis met daarin de tijdvakken hun hoofdkenmerken.

A
  • 600 v.Chr. - 200 v.Chr.: oude Grieken
    Basis van het wetenschappelijk denken
  • 200 v.Chr. - 500 n.Chr.: Romeinse Rijk
    Praktische filosofie
  • 500 - 1500: middeleeuwen
    Dogmatisch aristotelisch-christelijk wereldbeeld
  • 1500 - 1700: wetenschappelijke revolutie
    Mechanisering van het wereldbeeld
  • 1700 - 1800: Verlichting
    Opkomst van het kritisch denken
  • 1800 - heden: Moderne tijd
    Industriële en digitale revolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 filosofen uit het Oude Griekenland + hun belangrijkste ideeën

A
  • Socrates (ca. 470 v.Chr. - 400 v.Chr.): scepticisme
  • Plato (427 v.Chr. - 347 v.Chr.): rationalisme
  • Aristoteles (384 v.Chr. - 322 v.Chr.): empirisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 filosofen uit de wetenschappelijke revolutie + hun belangrijkste ideeën

A
  • Francis Bacon (1561 - 1626): combinatie van rationalisme en empirisme + idolen
  • René Descartes (1596 - 1650): rationalisme + cogito ergo sum (ik denk, dus ik ben).
  • John Locke (1632 - 1704): empirisme + primaire en secundaire kwaliteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 filosofen uit de verlichting + hun belangrijkste ideeën

A
  • George Berkeley (1685 - 1753): idealisme + esse est percipi (wat gezien wordt bestaat, de rest bestaat niet)
  • David Hume (1711 - 1776): empirisme + wetenschap als mensenwerk
  • Immanuel Kant (1724 - 1804): transcendentaal idealisme + synthetisch a priori
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Filosoof uit de Moderne tijd + zijn belangrijkste ideeën

A

Charles Peirce (1839 - 1914): pragmatisme + truth is what works

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Scepticisme uit het oude Griekenland

A

Het idee dat zeker kennis onbereikbaar is.

Socrates: kennis over de wereld is afhankelijk van degene die naar de wereld kijkt en daardoor kunnen we via de waarneming nooit zekerheid bereiken over de aard van de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rationalisme uit het oude Griekenland

A

Kennis en waarheid kunnen alleen worden verkregen d.m.v. de reden. —> deductie

Het standpunt van Plato: we worden gereïncarneerd met de wereld van de ideeën en leren dus nooit iets nieuws, maar herinneren alleen wat er al in ons aanwezig is.

De wereld van de ideeën: de wereld van het verstand; de wereld van de ware kennis die niet voor onze zintuigen bereikbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empirisme uit het oude Griekenland

A

Door te observeren kunnen we specifieke kennis opdoen over de wereld en door die kennis samen te voegen, komen we tot een opvatting (een wereldbeeld). —> inductie

Aristoteles: we worden geboren als een tabula rasa (blanco kleitablet), waarop de omgeving haar indrukken achterlaat nadat we onze ogen openen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Descartes en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid

A

Descartes: als onze zintuigen ons af en toe bedriegen, kunnen we nooit zeker weten wanneer ze dat niet doen en dus moeten we aan alles twijfelen.
* handige methode volgens hem, want twijfelen tot we iets tegenkomen waar niet aan te twijfelen valt en dus is het een absolute waarheid
* Verschil met scepticisme van Socrates (weet niets zeker): weet 1 ding zeker: Cogito ergo sum = dat hij een twijfelende en denkende entiteit is.
* Belangrijke ontdekking: het bestaan van zijn bewustzijn zeker gesteld
* Tegenstelling tot het verlichtingsideaal: laat God weer binnen om de fysieke wereld te verklaren die hij had weggeredeneerd met zijn methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Locke en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid

A

Locke: mens wordt geboren zonder voorkennis en probeert vervolgens een waarnemingstheorie op te stellen die verklaart hoe er een representatie van de wereld in ons bewustzijn kan ontstaan.
* Empirisme
* Waarom zijn ideeën niet aangeboren? We moeten kinderen onderwijzen —> dus niet aangeboren.
* Waarnemingstheorie = verklaart hoe de buitenwereld beelden in ons bewustzijn achterlaat.

Kritiek: hij ontkomt niet aan het subjectieve karakter van beelden over de buitenwereld in ons bewustzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Standpunten van de oude Grieken die we terugvinden bij Berkeley en zijn eigen standpunt hieruit afgeleid

A

Descartes: conclusie dat we zelf bestaan als denkende entiteit
Locke: conclusie dat iedereen de wereld toch op hun eigen subjectieve manier beleeft —> we zitten in onze eigen ervaring.

Berkeley: de innerlijke ervaring moeten we beschouwen als de werkelijkheid en ontkent de relevantie van de realiteit buiten ons.
* Hij betwijfelt de onafhankelijkheid van primaire kwaliteiten (waarnemingstheorie van Locke): vorm/grootte van een gebouw kan veranderen in ander licht of bij bekijken vanuit andere plek
* Idealisme = onze werkelijkheid bevindt zich in de ervaring en ons bewustzijn is bepalend voor die werkelijkheid. Het wel of niet bestaan van een feitelijke wereld is daarmee irrelevant.
* Motto: Esse Est principi = zijn is waargenomen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lost Berkeley het correspondentieprobleem op? Welk nieuw probleem creëert hij daarmee, en welke randvoorwaarde voor de wetenschap wordt hiermee blootgelegd?

A

Met zijn idealisme heeft Berkeley het correspondentieprobleem opgeheven. Door duidelijk te maken dat de individuele ervaring het enige is waar we zeker van kunnen zijn en te verklaren dat deze dus bepalend is voor de realiteit, is de externe realiteit niet meer relevant en is er dus ook geen noodzaak om nog naar correspondentie tussen die twee te streven.
Maar als de externe realiteit er niet meer toe doet, dan heeft het wetenschappelijk streven naar kennis over die realiteit volstrekt geen zin. Berkeley maakt met zijn oplossing van het correspondentieprobleem de wetenschap dus overbodig. Dit kunnen we maar op een manier oplossen, namelijk door aan te nemen dat die externe realiteit bestaat. Dat realisme is dus een harde randvoorwaarde voor de wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Idolen van Francis Bacon

A
  • De idola tribus
  • De idola specus
  • De idola fori
  • De idola theatri
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De idola tribus

A

Aangeboren neiging om te snel conclusies te trekken en daaraan vast te houden. Het zijn de neigingen van de menselijke soort. (Nature)

Enkele voorbeelden:
* onze confirmatieneiging die ons alert maakt op bevestiging van onze overtuigingen. Dit speelt bijvoorbeeld tijdens een discussie: een voorbeeld dat jouw standpunt ondersteunt, zie je als bewijs, terwijl je een voorbeeld dat ondersteunend is voor de tegenpartij ervaart als ‘slechts een voorbeeld’.
* onze neiging om ons blind te staren op grote aantallen, waardoor we denken dat iets dat vaak gebeurt, altijd zal gebeuren. Dit kan je bijvoorbeeld overkomen als je weet dat de bus meestal wat te laat vertrekt en je daardoor gaat veronderstellen dat dit altijd het geval zal zijn, totdat de bus wel een keer op tijd vertrekt en wegrijdt terwijl jij komt aanrennen.
* ons onvermogen om sommigen dingen niet te kunnen waarnemen. Dit is een zeer fundamentele beperking die zich bijvoorbeeld uit wanneer een geluid net te zacht is om te horen. Een elektrische auto hoor je bijvoorbeeld nauwelijks aankomen en kan daardoor heel onverwacht naast je rijden terwijl je net wilt oversteken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De idola specus

A

Persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling. (Nurture)

Enkele voorbeelden:
* Vaak doen we onbedoeld mee met de groep mensen waartoe we willen behoren, bijvoorbeeld wanneer we onbedoeld meedoen aan het plagen van iemand.
* Het kan gebeuren dat je nog altijd denkt in sterk stereotypische patronen die golden tijdens je jeugd, waardoor je bijvoorbeeld vreemd opkijkt als een man ervoor kiest om fulltime huisvader te zijn.
* Je hebt je je hele leven lang voorgenomen om niet op je vader of moeder te gaan lijken, maar ineens realiseer je je dat je iets op precies dezelfde manier doet omdat dit nu eenmaal het voorbeeld is dat je altijd hebt gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De idola fori

A

De vertekeningen die ontstaan door onnauwkeurig gebruik van woorden of van definities, ofwel doordat woorden te weinig betekenis hebben, ofwel doordat de betekenis ervan verschuift. (Verwarrend taalgebruik)

Enkele voorbeelden:
* De Sokal-hoax is een klassiek voorbeeld uit de wetenschap waarbij de natuurwetenschapper Alan Sokal een compleet onzinnig artikel vol met pseudowetenschappelijke tekst instuurde naar een tijdschrift voor postmoderne filosofie en het daadwerkelijk gepubliceerd werd. In dit geval was het een grap, maar het laat wel zien hoe slechte ideeën verstopt kunnen zitten achter ogenschijnlijk intellectuele tekst.
* Het woord scepsis betekent van oorsprong zoiets als een onderzoekende houding, wat in de wetenschap eigenlijk een heel positieve eigenschap is. Maar omdat het woord tegenwoordig de connotatie van ‘wantrouwen’ heeft, krijgt het een negatieve bijklank als je iemand als scepticus betiteld.
* Het woord ‘onderzoek’ wordt de laatste jaren op discutabele manier gebruikt door mensen die claimen zelf onderzoek gedaan te hebben nadat ze een eerste alinea van een online blog hebben gelezen en daarmee vervolgens denken de waarheid in pacht te hebben, terwijl ze vergeten dat in de wetenschap het doen van goed onderzoek vaak jaren in beslagen kan nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De idola theotri

A

De vertekeningen die ontstaan door het kritiekloos aanhangen van de denkbeelden van bijvoorbeeld oude filosofen. (theaterstukken die niet gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observatie)

Enkele voorbeelden:
* Een goed voorbeeld uit de maatschappij zie je wanneer politici of mediafiguren slecht geïnformeerde ideeën of complottheorieën aanhangen, die vervolgens door grote groepen mensen verspreid worden via sociale media zonder dat ze zelf nadenken of die ideeën of theorieën wel kloppen.
* Een klassiek voorbeeld uit de wetenschap is dat er nog altijd mensen zijn die op basis van hun religieuze overtuigingen claimen dat de evolutietheorie van Darwin niet waar kan zijn, terwijl van die twee opvattingen alleen de evolutietheorie logisch van opzet is en door een brede empirische basis ondersteund wordt.
* Een ander voorbeeld is de artiest die er goed uitziet en veel fans krijgt omdat de fans denken dat diens muziek ook heel goed is, terwijl die feitelijk slecht gecomponeerd of uitgevoerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hume: impressies en ideeën

A

Hume: we hebben kennis nodig over het menselijke vermogen om kennis te vergaren –> waarnemingstheorie

Expliciet besef dat wetenschap mensenwerk is: het verzamelen van kennis d.m.v. zintuigen.
Percepties = de inhoud van onze geest
2 categoriën van percepties:
* Impressies = directe ervaringen zoals ze in ruwe vorm binnenkomen. (bijna gelijk aan primaire kwaliteiten van Locke)
* Ideeën = vage kopieën van onze impressies, die achterblijven in ons bewustzijn nadat de bron van onze impressies verdwenen is. (anders dan secundaire kwaliteiten van Locke, want we kunnen nog geen idee hebben van iets wat we nog niet ervaren hebben)

Copy principle = de ideeën die bij ons achterblijven zijn uitsluitend kopieën van de wereld zoals die zich aan ons voordoet via de zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verklaar hoe Immanuel Kant de valkuil van het idealisme omzeilde door een onderscheid te maken tussen de noumenale en fenomenale werkelijkheid?

A
  • De noumenale wereld is de wereld zoals deze echt is. Deze is onbereikbaar voor ons bewustzijn en zullen wij dus nooit volledig leren kennen.
  • De fenomenale wereld is de wereld zoals wij die ervaren. Over deze wereld kunnen wij uitspraken doen en kennis vergaren, maar in hoeverre die overeenkomen met de echte wereld weten wij dus niet. Wel kunnen we constateren dat elke diersoort, met zijn eigen zintuigen, in een ander soort fenomenale wereld leeft. Net zo goed als een persoon die kleurenblind is in een andere fenomenale wereld leeft dan iemand die kleuren kan zien. In meer of mindere mate zal dit voor elk individu gelden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Transcendentaal idealisme van Kant

A

Stroming die zich aansluit bij het idealisme in de zin dat onze kennis enkel gaat over de werkelijkheid in onze ervaringen en niet om de werkelijkheid buiten ons. Echter, gaat het er wel vanuit dat er een feitelijke wereld bestaat buiten ons bewustzijn, maar die is niet kenbaar voor ons.

Kant werkt aan een synthese tussen rationalisme, empirisme en idealisme –> hij noemt dit de Copernicaanse wending voor de filosofie.

Hij maakt geen theorie, maar een formele analyse van wat kennis is (meer rationalistisch dan Hume).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Analytische uitspraken (Kant)

A

Analytische uitspraken zijn definiërend. Ze zijn logisch sluitend, maar voegen dus ook niets toe aan onze kennis. Ze maken deze enkel preciezer door uit te leggen hoe begrippen samenhangen.

Voorbeeld: de vrijgezel is ongetrouwd –> vrijgezel is definiërend voor ongetrouwd en evident.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Synthetische uitspraken (Kant)

A

Synthetische uitspraken zijn samenstellend. Ze voegen iets toe aan onze kennis, maar zijn niet logisch sluitend. Ze leren ons dus iets nieuw over de wereld.

Voorbeeld: deze vrijgezel heeft blond haar –> bland haar voegt iets nieuws toe aan onze kennis

24
Q

A-priori uitspraken (Kant)

A

A-priori-uitspraken zijn vooraf gegeven. Ze zijn dus gebaseerd op de kennis die wij al bezitten en die we enkel hoeven te activeren of herinneren.

Voorbeeld: de vrijgezel is ongetrouwd –> we weten dat vrijgezellen ongetrouwd zijn

25
A-posteriori uitspraken (Kant)
A-posteriori-uitspraken zijn achter gegeven. Ze zijn dus gebaseerd op iets dat we geleerd hebben nadat we daar iets voor hebben gedaan. *Voorbeeld: deze vrijgezelf heeft blond haar --> we weten dit pas nadat we de vrijgezel bekeken hebben*
26
Leg uit waarom een synthetische a-priori-uitspraak volgens Hume verwerpelijk is, en volgens Kant juist de kern van wetenschap.
Een synthetische uitspraak die toch a priori gegeven is, is van een bijzondere aard. Het is een samenstellende uitspraak die ons iets nieuws leert, maar tegelijkertijd ligt deze al besloten in ons verstand. * Volgens Hume zou zoiets een fantasie zijn die zomaar in ons opborrelt, en heeft zo'n uitspraak dus geen enkele wetenschappelijke waarde. (= passionele gewoonten) * Volgens Kant is zo'n synthetische a-priori-uitspraak echter bij uitstek wetenschappelijk omdat deze uit ons verstand afkomstig is én iets toevoegt aan ons begrip van de wereld.
27
Pragmatisme
Onze kennis moet niet gezien worden als een set ideeën die op een bepaalde manier corresponderen met de werkelijkheid, maar als een set overtuigingen die als richtlijnen dienen voor ons handelen. * waarheid blijkt niet uit het verstand of waarneming, maar uit de mate waarin ze ons in staat stellen effectief te handelen in de wereld * waarde van kennis i.p.v. waarheid van kennis
28
Doubt-inquiry model van Peirce
Doordat we ergens aan twijfelen (doubt) starten we een zoektoch (inquiry) waarmee we onze twijfel proberen te reduceren totdat we goedwerkende overtuigingen over de wereld hebben. Doel: stabiliteit
29
Newton
* Principe van de zwaartekracht * Beginpunt van de **mechanisering van het wereldbeeld** in natuurkunde door het ontwerp van klassieke mechanica (1687)
30
Darwin
* Publicatie van ‘On the origin of species’ * Eindpunt/voltooiing van de wetenschappelijke revolutie
31
Psychologische revolutie: belangrijke namen
* Wundt, James & Freud: grondleggers van de moderne psychologie * Skinner: systematisch mechaniseren van ons mensbeeld met behavioristische programma en publicatie van ‘The behavior of organisms (1983). —> voltrekking van de wetenschappelijke revolutie in de psychologie
32
Deductie
Een redenering van een algemeen principe naar specifieke gevallen. Deductie komt tot uiting in een syllogisme die bestaat uit 2 premissen: 1. Majorpremisse = algemene kennis 2. Minorpremisse = kennis die de majorpremisse met een specifieke instantie verbindt *Voorbeeld: Alleen mensen zijn sterfelijk (majorpremisse) Stefan is sterfelijk (minorpremisse) Dus, Stefan is een mens (conclusie)* Probleem van deductie: uit geldigheid volgt niet per definitie waarheid. Als de premissen niet kloppen, dan kan de redenering juist zijn, maar de conclusie is dan onjuist. *Voorbeeld: Als je een ezel genaamd ‘Stefan’ hebt, dan klopt de redenering, maar is de conclusie fout*
33
Inductie
Een redenering van een specifiek geval naar een algemeen principe. *Voorbeeld: Socrates is een mens en is sterfelijk Plato is een mens en is sterfelijk Aristoteles is een mens en is sterfelijk Dus, alle mensen zijn sterfelijk.* Probleem van inductie: elke observatie die je veronderstelling over de wereld bevestigt, verhoogt de waarschijnlijkheid van die veronderstelling, maar maakt hem nooit met zekerheid waar. —> Gebruik van intuïtie: speciale eigenschap van onze geest helpt om vanuit beperkt aantal waarnemingen tot een algemeenheid te komen.
34
Hoe vermengt de antieke filosofie zich met christelijke dogma’s?
Het Romeinse rijk begint uiteen te vallen en aandacht verschuift naar filosofie van Plato —> dit sluit aan bij het Christendom, want het idee van perfecte en onbereikbare wereld die de waarheid bevat.
35
Hoe heeft de uitbreiding van het Heilige Roomse rijk tot meer kennis geleid?
Kruistochten voor de uitbreiding van dit rijk leidde tot contact met aangrenzende culturen —> hierdoor meer kennis tot beschikking en nieuwe kennis over de Griekse oudheid wat werd gevonden in andere culturen + de kennis van Aristoteles werd weer belangrijk. De kennis van Aristoteles wordt Christelijk en selectief geïnterpreteerd —> de filosofie gaat zich weer bezighouden met wereldse zaken —> barsten in het kerkelijke wereldbeeld —> Publicatie van Copernicus —> wetenschappelijke revolutie.
36
Francis Bacon
* Verbeteren van de menselijke conditie * Publicatie ‘Novum Organum’ (1620): tegen het ongefundeerd gefilosofeer en klakkeloos accepteren van autoriteiten. * Empirist * **Idolen** (Bias) = vertekening die verankerd is in onze geest en zorgt ervoor dat wij niet onbevooroordeeld naar de wereld kunnen kijken. Willen we kennis vergaren via waarneming, moeten we dit afwerpen. Hoe? Alert zijn op onze fouten, zorgvuldig observeren en nauwkeurig redeneren. *Voorbeeld: analogie mieren, spinnen en bijen Empirist - Mier: verzamelt kennis, maar brengt geen verband aan Rationalist - Spin: maakt goede constructies, maar verbind dit niet met de echte wereld —> Bij: Goede constructie met materiaal wat verzameld is uit de wereld* BELANGRIJK MOMENT: Bacon’s visie (nieuwsgierige en constructieve kritische houding) levert meer inzicht op dan vertrouwen in autoriteiten —> begin van de **verlichting**.
37
Centraal idee van de verlichting
Loslaten van religie als bron van kennis en terugkeren van het kritische denken. 3 belangrijke namen: - Descartes - Locke - Berkeley Hun kernvraag: hoe kan de mens kennis opdoen over de realiteit en wat is de status van die kennis?
38
2 fases van de waarnemingstheorie van Locke
1. **Sensatie** = ruwe indrukken zoals kleuren en vormen betreden onze zintuigen. 2. **Reflectie** = ruwe ervaringen samensmelten tot een ervaring van samengesteld objecten.
39
3 soorten kwaliteiten die een object kan bezitten volgens de waarnemingstheorie van Locke
1. **Primaire** kwaliteiten = eigenschappen van object die objectief en onafhankelijk zijn van de waarnemer Vb.: grootte, vorm, aantal en beweging 2. **Secundaire** kwaliteiten = eigenschappen van object die afhankelijk zijn van de waarnemer Vb.: kleur, geluid en smaak 3. **Tertiaire** kwaliteiten = kwaliteiten van personen of geesten Vb.: intelligentie, emoties, wil en vermogens
40
Realisme versus idealisme
**Realisme**: Er is een feitelijke wereld buiten onze ervaringen, dus logischerwijs moet onze kennis corresponderen met deze wereld. —> roept het correspondentieprobleem op. Rationalisme en empirisme hebben moeite om het bewustzijn en de wereld aan elkaar te verbinden, maar ze erkennen wel dat die wereld er is. **Idealisme**: Onze werkelijkheid bevindt zich in de ervaring en ons bewustzijn is bepalend voor die werkelijkheid. Het wel of niet bestaan van een feitelijke wereld is daarmee irrelevant.
41
Wat was volgens Hume de oplossing voor Bacon's idolen?
Omdraaien van het copy principle. Als ideeën overeenkomen met impressies die we kunnen opdoen in de werkelijkheid zijn ze dus betekenisvol. *Voorbeeld: zien van banaan --> vormen van idee over banaan. Als we opnieuw een banaan zien, constateren we in de werkelijkheid dat ons bestaande idee van een banaan overeenkomt met de impressie van de nieuwe banaan.*
42
Hoe komen we volgens Hume tot ideeën van dingen die we nog nooit ervaren hebben?
Reeds bestaande enkelvoudige ideeën samenstellen tot een nieuw idee. *Voorbeeld: we hebben een idee van een roze komkommer, maar daarvoor moet je het idee van 'roze' en 'komkommer' hebben*
43
Hume: passies en gewoontes
Hume: mens wordt geleid door passies die bepalen op welke doelen ons gedrag gericht is en zorgen ervoor dat we een gewoonte vormen. Elke keer we een handeling vertonen in een situatie en succes behalen, ervaren we hoe we onze passie tevreden kunnen stellen. (Er zit geen logica in)
44
Overeenkomst tussen Hume en Aristoteles
Gebruik van intuïtie om van onze ervaringen tot algemene kennis te komen.
45
Opvattingen van Hume
* Oorzakelijkheid bestaat niet, maar is een gewoonte van de geest * Psychologische theorie over de manier waarop de mens de wereld waarneemt en daarin tot handelen komt. * Twijfelt over de zeggenschap van onze verstandelijke vermogens
46
Hume: wetenschap is mensenwerk
Onze enige route naar kennis over de werkelijkheid is de ervaring uit het verleden. Op basis daarvan mogen we nooit aannemen dat de wereld zich in de toekomst vergelijkbaar zal gedragen --> toch doen we dit wel. Onze overtuigingen helpen om de wereld hanteerbaar te maken en OOK de wetenschapper is gevoelig voor de ogenschijnlijke zekerheid van de gewoonten van zijn geest.
47
Hume's benadering van het correspondentieprobleem
Impressies leiden tot ideeën, maar wanneer het abstracter wordt dan dat heeft de wetenschapper moeite met overtuigingen die passioneel gevormd zijn.
48
Hume: de enige uitzondering op het copy principle
Mathematica, want is niet herleidbaar tot enkelvoudige impressies, maar op zichzelf wel logisch en dus controleerbaar.
49
De structuur van kennis (Kant)
* Analytisch a-priori uitspraak = rationalisme * Synthetische a-posteriori uitspraak = empirisme * Synthetishe a-priori uitspraak = idealisme
50
Verschil tussen Kant en Berkeley
Idealistisch, maar Berkeley ontkent de buitenwereld terwijl Kant de buitenwereld erkent, maar zegt dat dit voor ons verborgen blijft.
51
Kant: 4 stadia waarin onze kennis kan verkeren
1. **Ontvangen van sensaties uit de noumenale wereld** ofwel: ruwe impressies uit de werkelijkheid (Hume) 2. **Sensaties omgezet naar verschijningen** Verschil Hume: Kant past hier begrip ruimte en tijd al toe 3. **Verstand past categorieën toe om verschijningen te vormen tot ervaringen** Verschil Hume: Hume zegt oorzakelijkheid resulteert uit de ervaring TERWIJL Kant zegt zonder begrip van oorzakelijkheid kunnen we de wereld niet ervargen DUS het wordt a priori op de werkelijkheid geprojecteerd. 4. **Verstand voegt (d.m.v. vermogen tot reflectie) onze ervaringen samen tot een systematisch samenhangend geheel van kennis over noumenale wereld** Sensaties uit de noumenale wereld zijn noodzakelijk om een samenhangend geheel te vormen over de fenomenale wereld.
52
Waarom is Peirce de 1ste Amerikaanse filosoof waarvan sprake?
Het moderne Amerika ontstond pas na de middeleeuwen. Columbus: 1492 voet aan wal in Amerika TERWIJL Copernicus de wetenschappelijke revolutie op dat moment voorbereid. De expansie van kolonisaties en verkennen van Amerika loopt grotendeels gelijk met de eerste golf van de moderne filosofie. --> nadat rust in het nieuwe Amerika is ontstaan, valt het op dat het Amerikaans denken anders is dan de Europese filosofie.
53
3 elementen die het Amerikaans denken anders maken dan het Europese denken
1. Nadruk op het individu en diens beleving meer druk op mechanistische en reductionistische denken 2. Groeiende interesse voor het darwinisme 3. De rol van kennis wordt benadrukt als instrument om die nieuwe wereld in te richten
54
Peirce: van twijfel naar overtuiging
Peirce's visie: de mens is een natuurlijk, innerlijk gedreven en handelend individu en is op zoek naar stabiliteit. **Stabiliteit** = onze opgebouwde overtuigingen over de wereld die ons vertellen hoe we moeten handelen. Overeenkomst Descartes en Peirce: twijfels is de route om tot goede overtuigingen te komen MAAR Peirce zegt dat twijfel oprecht moet zijn. 2 soorten twijfel: 1. Papieren twijfel = intellectuele redenering die leidt tot conclusie dat wij niets weten 2. Levende twijfel = twijfel die voelt als een oncomfortabel knagen omdat er iets niet lijkt te kloppen --> doubt-inquiry model
55
Hoe probeert Peirce de kloof tussen noumenale en fenomenale wereld van Kant te sluiten?
Convergentie tussen de werkelijkheid waar we ons in bevinden en de overtuigingen die ons gedrag sturen WANT als we twijfel toepassen op dingen die we in het dagelijks leven als probleem ervaren, leidt die twijfel niet tot oeverloos gepeins, maar tot aanpassing van ons gedrag, zodat dit beter aansluit om de werkelijkheid. Aanpassing komt vanuit evolutietheorie van Darwin: natuurlijke selectie zorgt voor goede correspondentie tussen de omgeving en de manier waarop mensen die omgeving ervaren.
56
Fixation of belief
We bewegen ons weg van de twijfel, op zoek naar vaste overtuigingen. 4 manieren waarop we dit kunen oden: 1. Volharding en vermijding = alles en iedereen uit de weg gaan die twijfel in ons kan oproepen, zodat we aan onze overtuigingen kunnen vasthouden. 2. Vertrouwen op de autoriteit van anderen = leggen de verantwoordelijkheid voor onze overtuigingen bij de mensen om ons heen 3. A-priori methode van fixatie = kiezen overtuigingen die op dat moment het meest aantrekkelijk zijn 4. Wetenschappelijke methode = methode die niet afhankelijk is van ons individuele standpunt
57
Peirce: uitgangspunten voor de wetenschap
Peirce: aanhanger realisme --> alleen als we accepteren dat er een externe wereld is, heeft het zin om te proberen de ware aard daarvan te achterhalen. 2 belangrijke uitgangspunten: * Realisme is noodzakelijk voor het bedrijven van wetenschap, bij de aanname dat er een feitelijke wereld is * Pragmatisme vat wetenschap niet op als een zoektocht naar de ultieme waarheid, maar als een zoektocht naar betekenisvolle, bruikbare kennis. Succes van ons handelen in het dagelijks leven laat zien dat onze overtuigingen kloppen --> concepten die wijzen op een praktisch effect zijn waar