Studietaak 2 Flashcards
(19 cards)
Probleem van afbakening
Wat is wel en wat is niet wetenschappelijk –> hoe maak je onderscheid tussen wetenschap en niet-wetenschap (pseudowetenschap).
Metafysica
Beweringen en vragen over aspecten van de werkelijkheid die niet direct waarneembaar zijn.
Voorbeeld van metafysische vragen over de menselijke geest:
- Wat is de aard van ons bewustzijn?
- Bestaat er een immateriële ziel naast ons fysieke lichaam?
- Bestaat de menselijke vrije wil?
Het logisch positivisme
(ook wel logisch empirisme)
Groep Weense filosofen (Weense Cirkel) streefden naar een objectieve wetenschap (middels observatie en inductie). Een uitspraak is pas waardevol
als deze voldoet aan één van de twee volgende criteria (verificatiecriterium):
* Definities: Waarheid door definitie. Zijn betekenisvol maar leiden niet tot nieuwe kennis. (die vrijgezel heeft geen relatie)
* Empirische uitspraken: Kunnen bevestigd worden door waarneming. Zijn niet per definitie waar, maar zijn wel te verifiëren met onze zintuigen (die vrijgezel heeft blond haar).
Metafysische uitspraken zijn niet relevant omdat ze niet objectief getoetst kunnen worden op waarheid. Als we een uitspraak in theorie wel kunnen verifiëren omdat we weten hoe we dit zouden moeten kunnen doen (maar nu nog niet in staat zijn om het te doen) is deze wel waardevol. (er is leven op Mars).
Aannamen van de logisch positivisten
- De ontwikkeling van wetenschappelijke kennis is cumulatief van aard, d.w.z. wetenschap genereert continue feitenkennis over onze werkelijkheid en deze berg van wetenschappelijke kennis vertoont een kwantitatieve, cumulatieve groei.
–> de wetenschap komt steeds dichter bij een complete en accurate beschrijving van de werkelijkheid = truth approximation - Wetenschappelijke kennis is objectief. (onafhankelijk is van de wetenschappers die de feiten ontdekken). Volgens de logisch positivisten zeggen de objectieve feiten dan ook iets over de wereld om ons heen. Objectieve feiten zijn theorieneutraal.
- Wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces: onderscheid tussen de context of discovery (hoe kwam iemand op een idee, subjectief psychologisch proces dat niet relevant is) en de context of justification (hoe wordt uiteindelijke theorie wordt gevormd, logisch en wiskundig coherent gemaakt en getoetst, rationeel proces).
Kritiek op logisch positivisme
Inductie is een niet te rechtvaardigen methode in de wetenschap (Popper)
Operationele definitie
Het opstellen van operationele definities biedt een manier om op het eerste gezicht niet-verifieerbare uitspraken (bijvoorbeeld, ‘Intelligentie is een voorspeller van academisch succes’) alsnog verifieerbaar te maken.
In een operationele definitie wordt namelijk het niet-waarneembare concept (zoals intelligentie of gevoelens) gelijkgesteld aan hoe dit concept gemeten wordt (bijvoorbeeld, ‘Intelligentie is iemands score op een IQ-test’). Door intelligentie niet als een bepaalde eigenschap van mensen, maar als de uitkomst van een bepaalde score op een IQ-test te definiëren, is het alsnog mogelijk om empirisch verifieerbare uitspraken te doen over de voorspellende kracht van intelligentie.
Inductie
Een manier van redeneren waarbij vanuit het specifieke naar algemene uitspraken geredeneerd wordt.
Een nadeel van inductie is dat vanuit logisch perspectief inductieve redeneringen niet valide zijn. De gebruikte specifieke observaties bieden namelijk geen garantie voor de waarheid van de algemene regel die hieruit afgeleid wordt. Vaak is het echter wel mogelijk om onderscheid te maken tussen zwakke en sterke inductieve redeneringen door er bepaalde kansen aan toe te kennen.
Deductie
Een manier van redeneren waarbij vanuit een algemene regel naar een specifieke conclusie toewerken.
Demarcatiecriterium
Een criterium om wetenschappelijke kennis te scheiden van pseudowetenschappelijke kennis. Verschillende filosofen hanteerden een ander demarcatiecriterium.
(Verificatiecriterium, falsificatiecriterium, aanwezigheid van Paradigma’s)
Kritische discussie
Hoewel we nooit kunnen weten of we de waarheid hebben, kunnen we altijd proberen te verbeteren wat we hebben.
Hoe ontstaat een kritische discussie?
Door expliciet een methode vast te stellen om een vermoeden voor te stellen en vervolgens studenten op zoek laten gaan naar de zwakke punten in het voorstel.
Doel: een theorie verbeteren
Vb. van Thales: studenten bekritiseerde hem openlijk en kwamen met nieuwe ideeën om die kritiek te overwinnen. Groei van kennis was groot.
Fallibilisme
Opvatting over de wetenschap dat stelt dat mensen fout kunnen zijn over hun overtuigingen, verwachtingen of verstaan van de wereld.
Kenmerk van Poppers filosofie.
Karl Popper
- Geboren in Wenen in 1902.
- Kritisch rationalisme als kritiek op het logisch positivisme. Was het niet eens met de Weense cirkel.
- Wetenschap die theorieën probeert te bewijzen noemde hij pseudowetenschap.
Echte wetenschap probeert hun theorie te ontkrachten. = Falsificatie - Hij vond dat wetenschappers zelfkritisch moesten zijn.
- Popper stapt af van het verificatiecriterium (leunt op inductie) en volgt het falsificatiecriterium (leunt op deductie). Popper stelde dat je als wetenschapper juist op zoek moet gaan naar die zwarte zwaan die jouw theorie onderuithaalt. De observatie van die ene zwarte zwaan is namelijk voldoende om de hypothese dat alle zwanen wit zijn te falsificeren.
- Het falsificatiecriterium was volgens Popper het demarcatiecriterium.
- De kracht van een theorie is de mate waarin deze kwetsbaar is opgesteld en getoetst kan worden. Vb. de psychoanalyse van Freud is veel te breed en alle waarnemingen kunnen de theorie bevestigen. Dit vond Popper dus een pseudo-wetenschap.
Hoe zet Poppers benadering van wetenschap zich af tegen de logisch positivisten, en op welk punt vertoont de benadering van Popper juist een duidelijk raakvlak met de logisch positivisten?
De overeenkomst: beide benaderingen delen de opvatting dat wetenschap in haar kern empirisch te werk moet gaan. Dat wil zeggen, zowel Popper als de Wiener Kreis positivisten benadrukken dat we onze opvattingen en theorieën moeten toetsen aan observaties.
Lijnrecht tegenover elkaar: de vraag wat het doel van die toetsing is.
* De logisch positivisten benadrukken het belang om betekenis te geven aan uitspraken door ze te bevestigen, oftewel te verifiëren, aan de hand van concrete observaties.
* Popper stelt daarentegen juist dat het doel is van wetenschappelijke toetsing om te proberen uitspraken te weerleggen, oftewel te falsificeren. Niet de empirische bevestiging van een theorie, maar het overleven van falsificatiepogingen, maakt volgens Popper een theorie sterk.
Hoe zet Poppers benadering van wetenschap zich af tegen de logisch positivisten, en op welk punt vertoont de benadering van Popper juist een duidelijk raakvlak met de logisch positivisten?
De overeenkomst: beide benaderingen delen de opvatting dat wetenschap in haar kern empirisch te werk moet gaan. Dat wil zeggen, zowel Popper als de Wiener Kreis positivisten benadrukken dat we onze opvattingen en theorieën moeten toetsen aan observaties.
Lijnrecht tegenover elkaar: de vraag wat het doel van die toetsing is.
* De logisch positivisten benadrukken het belang om betekenis te geven aan uitspraken door ze te bevestigen, oftewel te verifiëren, aan de hand van concrete observaties.
* Popper stelt daarentegen juist dat het doel is van wetenschappelijke toetsing om te proberen uitspraken te weerleggen, oftewel te falsificeren. Niet de empirische bevestiging van een theorie, maar het overleven van falsificatiepogingen, maakt volgens Popper een theorie sterk.
Harde feiten
Objectieve observaties die moeilijk in twijfel te trekken zijn en theorieneutraal zijn.
Zachte feiten
Observaties die mogelijk theoriegeladen zijn.
Vb. Om iets over de mate van extraversie te kunnen zeggen, moeten de
onderzoekers een meetinstrument ontwikkelen. Het ontwikkelen van een meetinstrument hangt af van de ideeën die de onderzoekers hebben over wat extraversie precies is en met wat voor soort methoden we het kunnen meten (bijvoorbeeld met vragenlijsten).
Kortom, er is een theorie nodig die voorschrijft hoe je extraversie kunt meten, wat maakt dat de meting afhankelijk is van de juistheid van deze theorie. We kunnen dus niet spreken over het harde feit dat ‘persoon A extravert is’, maar enkel dat ‘gegeven onze theorie over hoe extraversie gemeten kan worden, scoort persoon A hoog op extraversie’. Onze observaties over de mate van extraversie bij mensen zijn dus theoriegeladen.
Nauw verwant aan het concept theoriegeladenheid is het zogenaamde Duhem-Quine-probleem.
Kritiek op falsificatie
Het falsificatiecriterium is te streng en leidt tot acuut pessimisme. Eigenlijk is het onmogelijk om waarheid van een theorie aan te tonen. Zelfs de beste theorieën die de wetenschap geproduceerd heeft (zoals de relativiteitstheorieën) kunnen niet alle waarnemingen en fenomenen verklaren. De theorie zou dan volgens Popper in zijn geheel verworpen moeten worden.
Verisimilitude
Popper was het later eens met de kritiek op falsificatie en stelde dat het falsificatiecriterium te zwart-wit was –> kwam met het concept verisimilitude: betekent zoiets als gelijkenis (of nabijheid) met de waarheid.
Popper gebruikte het concept verisimilitude om duidelijk te maken dat – hoewel een theorie nooit alles perfect zal verklaren, er altijd wel tegensprekende bevindingen gevonden kunnen worden en dus in een strikte zin een theorie meestal onwaar is – de ene theorie minder onwaar (of meer waar) kan zijn dan een andere theorie.
Een theorie heeft een hogere versimilitude vergeleken met een andere theorie als:
* meer specifieke beweringen/voorspellingen doet dan de alternatieve theorie
* meer observaties kan verklaren dan de alternatieve theorie
* meer testen heeft doorstaan (overleefd) dan de alternatieve theorie.
Duhem-Quine-probleem
Duhem en Quine stelden dat het nooit mogelijk is om een bewering of theorie in isolatie te testen, maar dat er altijd meerdere beweringen tegelijk getest worden. De kern van het DuhemQuine-probleem is dat het in de praktijk vaak moeilijk is vast te stellen of het uitblijven van een correlatie betekent dat de theorie onjuist is, of dat een (of meer) van de ondersteunende theorieën niet klopt (bijvoorbeeld dat het meetinstrument valide is).