Studietaak 7 - Causaliteit Flashcards

(28 cards)

1
Q

3 voorwaarden waar een relatie tussen variabelen aan moet voldoen om te
kwalificeren als oorzaak-gevolgrelatie (binnen de psychologie)

A
  • Temporele prioriteit: de oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg.
  • Associatie: het optreden van de oorzaak en van het gevolg moeten samenhang vertonen.
  • Niet-spurieusheid: de associatie tussen oorzaak en gevolg kan niet door een derde variabele worden verklaard.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘the cement of the universe’

A

Causaliteit wordt dan ook wel eens ‘the cement of the universe’ genoemd (Mackie, 1980), een concept dat het vermogen heeft de gebeurtenissen in onze leefwereld met elkaar te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Causale inferentie

A

Een causaal verband vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten causale relaties

A
  • Relaties tussen gebeurtenissen
  • Relaties tussen variabelen (vaak bij psychologisch onderzoek)
  • Op specifiek niveau (specifieke gebeurtenis of specifiek individu)
  • Op generiek niveau (algemeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Contra-feitelijke uitspraak

A

Deze is te herkennen aan het woordje ‘zou’.
Om een uitspraak te kunnen doenover een causaal verband moet je de feitelijke uitkomst vergelijken met de contra-feitelijke uitkomsten.

Bijvoorbeeld: ten aanzien van causaal verband tussen roken en longkanker: hoeveel kans zou de patiënt (rokend en longkanker) hebben gehad op het ontwikkelen van longkanker als hij niet had gerookt?

Probleem: de contra-feitelijke uitkomst is niet geobserveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken van causale relaties (volgens Potochnik et al)

A
  • Dat causale processen gezien kunnen worden als relaties waarbij het optreden van de ene gebeurtenis verschil maakt (difference-making) voor het optreden van de andere gebeurtenis.
  • Dat causale processen een fysieke overdracht van energie behelzen. (bijv geluidsgolven, lichtgolven, activatie van zenuwstelsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 kenmerken van causaal redeneren in de wetenschap

A
  1. Gebaseerd op informatie over de timing, locatie en frequentie van gebeurtenissen; zoals na de lunch slaperig worden, dan kan het eten een oorzaak zijn;
  2. Testen van causale hypothesen houd in dat je iets in de wereld doet; zoals het uitvoeren van een interventie;
  3. Praktische betekenis van causaal redeneren: weten hoe dingen veroorzaakt worden, kan gebeurtenissen in de toekomst voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Visie van Hume over causaliteit

A

Hij was skeptisch over causaliteit:
Hij betwijfelde of je iets causaliteit kon noemen, want alles wat je waarneemt als je oorzakelijk verband waarneemt, is voortdurende associatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Visie van Michotte over causaliteit

A

▪ Systematisch onderzoeken van causale verbanden
▪ Michotte’s experimenten toonden aan:
1. Moeilijk om opeenvolgingen van gebeurtenissen niet als oorzakelijk verband op te vatten
2. Causale perceptie hangt af van ruimtelijke en temporele informatie

Post hoc, ergo propter hoc (hierna, dus hierdoor) –> fout van redeneren van spatiotemporele successie naar oorzakelijk verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voor- en nadeel van causale gevolgtrekkingen

A

Voordeel: het kunnen doen van causale gevolgtrekking is praktisch belangrijk omdat als je het gevolg kent, je het proces kunt aanpassen (als je weet dat je allergisch bent voor noten, ga je die niet meer eten)

Nadeel: Door onze evolutionaire ontwikkeling waarin het voordelig was om tijdig gevaar en voedsel te ontdekken, zijn we zo gedreven geraakt in het ontdekken van patronen in de wereld om ons heen dat we ook patronen menen te zien waar deze niet bestaan. Vaak worden correlationele verbanden gezien als causale verbanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Causaal model

A

Beschrijft de causale relaties, die je tussen variabelen verwacht, voor het causale effect waarin je geïnteresseerd bent –> gevisualiseerd met een causaal diagram, ‘directed acyclic graph’ (DAG).
Een DAG bestaat uit variabelen, vaak als ovalen weergegeven, en pijlen die de variabelen met elkaar verbinden. Een DAG geeft niet de geobserveerde verbanden tussen variabelen weer, maar de verwachte verbanden tussen variabelen op basis van theorie en eerder onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschillende causale modellen

A
  • Directe causatie: de ene variabele een directe oorzaak van de andere variabele
    (X -> Y / Y -> X)
  • Indirecte causatie of mediatie: een causaal pad van een variabele via een tweede variabele naar de derde variabele. = ‘keten’ (chain) van verbonden oorzaken.
    Voorbeeld: Het hebben van een romantische relatie is de (inter)mediërende variabele (ook wel de mediator) in het verband
    tussen zelfvertrouwen en zoenen.
    Volgens Potochnik et al.: zelfvertrouwen is een distale oorzaak van zoenen, en het hebben van een romantische relatie een proximale oorzaak.
    (X -> C -> Y / Y -> C -> X)
  • Common cause of confounding / gemeenschappelijke oorzaak (en dus geen causaal verband tussen de twee variabelen) De derde variabele die de oorzaak is = confounder.
    (X < - C -> Y)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorkomen van onterechte causale gevolgtrekkingen uit correlaties

A
  • Let op de bron van het nieuws (bij grote nieuwsorganisaties is vaak een wetenschappelijke redactie die het onderzoek kan interpreteren)
  • Raadpleeg de originele bron
  • Let op de kwaliteit van de originele bron (is er peer-review gedaan bijv.)
  • Ga de aard van het onderzoek na. Was het experimenteel? Dan kun je meer zeggen over causaal verband)
  • Wees kritisch als het geen experimenteel onderzoek was, maar bijv een vragenlijstonderzoek
  • Pas de CRAAP-criteria toe op de bron:
    1. Currency (is het onderzoek recent)
    2. Relevance (is het onderzoek relevant, inhoudelijk maar ook of het aansluit bij het doel dat jij voor ogen hebt)
    3. Authority (heeft de schrijver voldoende expertise binnen het gebied)
    4. Accuracy (is het artikel accuraat, bekijk de bronnen waar het artikel op gebaseerd is)
    5. Purpose (wat is het doel van het artikel, wordt er een specifieke (eenzijdige) kant belicht?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Spurieuze verbanden of correlaties

A

Alle niet-causale paden die een eventueel causaal effect tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele vertroebelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regelmatigheidstheorieeen

A

Gebasseerd op difference-making: dat oorzaken een verschil maken voor
hun effect.
Binnen de regelmatigheidsbenadering worden causale relaties gezien als een speciaal soort regelmatigheden. Om te bepalen of een bepaalde factor (bijvoorbeeld roken) inderdaad als oorzaak gezien kan worden van een bepaalde uitkomst (longkanker) wordt gekeken of de veronderstelde oorzaak-gevolgrelatie aan een aantal voorwaarden voldoet.
Er zijn verschillende regelmatigheidstheorieën die elk op een eigen manier voorwaarden specificeren waaraan een oorzaak-gevolgrelatie moet voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hume’s regelmatigheidsbenadering van causaliteit

A

Volgens Hume is causaliteit niets anders dan het observeren van een constante associatie tussen twee gebeurtenissen die na elkaar plaatsvinden. Er zijn geen causale relaties in de wereld. Het enige dat we kunnen waarnemen is een serie van gebeurtenissen waarbij de ene gebeurtenis volgt op de andere gebeurtenis.

Volgens deze theorie is er sprake van een oorzaak-gevolg relatie tussen X en Y als er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
* Spatio-temporele nabijheid: X moet nabij Y zijn in locatie en tijd
* Temporele prioriteit: X moet voorafgaan aan Y
* Constante associatie: Elke X moet worden vergezeld van Y

17
Q

Voordelen van Hume’s regelmatigheidsbenadering

A
  • Geen filosofische uitwerking van het begrip causaliteit nodig is (hierin kun je de invloed terugzien van het logisch positivisme dat weg wilde blijven van alle metafysica)
  • Er zijn duidelijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden.
18
Q

Nadelen van Hume’s regelmatigheidsbenadering

A
  • Constante associatie is niet altijd het geval (niet alle rokers krijgen longkanker);
  • Niet elke regelmatigheid tussen X en Y geeft een oorzaak-gevolg aan. Er kan een derde variabele zijn als common cause.
19
Q

Voldoende oorzaak

A

Een gebeurtenis is een voldoende oorzaak (sufficient cause) van het gevolg als de oorzaak altijd tot het gevolg leidt.

20
Q

Noodzakelijke oorzaak

A

Een gebeurtenis met noodzakelijke oorzaak (necessary cause) voor het optreden van het gevolg moet altijd aanwezig zijn om het effect te laten plaatsvinden (kan ook een voldoende oorzaak zijn maar hoeft niet. Vb: er moet zuurstof zijn om een brand te laten ontstaan maar zuurstof is niet de
oorzaak van de brand)

21
Q

Causale achtergrond (causal background, causal field)

A

Achtergrondkenmerken die als gegeven (vaststaand) worden beschouwd en daarmee niet kwalificeren als oorzaak, maar op de achtergrond wel
mogelijkerwijs of daadwerkelijk de causale relatie tussen twee gebeurtenissen kunnen beïnvloeden (waarvan de oorzaak niet noodzakelijk of voldoende is)

22
Q

Contribuerende oorzaken (of partiële oorzaken)

A

Voor een contribuerende oorzaak X geldt dus dat de kans op het effect Y groter is als factor X aanwezig is dan wanneer deze niet aanwezig is. Dus als P(Y | X) > P(Y | niet X).
Een contribuerende oorzaak is op zichzelf niet voldoende en noodzakelijk om het effect te bewerkstelligen maar een combinatie van contribuerende oorzaken kan dit wel zijn (allemaal een deel van de oorzaak).

23
Q

Probabilistische benadering van causaliteit

A

Is geen regelmatigheidstheorie maar wordt gezien als reactie daarop.

Er wordt hierbij gesteld dat er contribuerende oorzaken zijn die de kans op een bepaalde uitkomst verhogen.
(In tegenstelling tot bijvoorbeeld Humes regelmatigheidstheorie waarbij het gevolg volledig door de oorzaak kan worden verklaard)

24
Q

Regelmatigheidsbenadering binnen psychologie

A

De regelmatigheidsbenadering van causaliteit die binnen de psychologie vaak wordt gehanteerd, stelt gewoonlijk dat de onderstaande drie voorwaarden moeten gelden om van een causaal effect van X op Y te kunnen spreken:

  • temporele prioriteit: X moet voorafgaan aan Y (eerst val je in de brandnetels, daarna ontstaat de uitslag).
  • associatie: X moet gecorreleerd zijn met Y (er moet een conditionele afhankelijkheid gelden tussen beide gebeurtenissen) (als je in de brandnetels valt, krijg je vaker wel dan niet uitslag).
  • niet-spurieus: de relatie tussen X en Y mag niet spurieus zijn (niet veroorzaakt worden door een derde variabele die een gemeenschappelijke oorzaak (‘common cause’) vormt van beiden).
25
Interventiebenadering van causaliteit (manipulability theories of causation)
Niet elke regelmatigheid tussen X en Y op een oorzaakgevolgrelatie, zoals de regelmatigheidstheorie van causaliteit van Hume stelt. *Bijvoorbeeld: het kraaien van de haan (X) gaat altijd vooraf aan het opkomen van de zon (Y) maar is niet de oorzaak van het opkomen van de zon. Er kan een verklaring zijn door een derde variabele (Z) die een common cause is.* Iets kan alleen als oorzaak van het gevolg worden gezien als de relatie **niet-spurieus** is (dat is, als geen andere (derde) variabele die relatie veroorzaakt). --> Om dit te onderzoeken heb je een interventie nodig waarbij je alleen de onafhankelijke variabele manipuleert om uit te sluiten dat een derde variabele invloed heeft.
26
Interventie en difference-making
Volgens het idee van difference-making kan X als oorzaak van Y worden gezien als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan: * Als gebeurtenis X zou optreden, dan zou gebeurtenis Y (waarschijnlijk) ook optreden. * Als gebeurtenis X niet zou optreden, dan zou gebeurtenis Y (waarschijnlijk) ook niet optreden. Er is een geschikte interventie nodig om te onderzoeken of er een causaal verband is tussen X en Y waarbij je X manipuleert om te onderzoeken of Y daardoor veranderd.
27
Manipuleerbare versus niet-manipuleerbare factoren
Volgens sommige wetenschappers die de interventiebenadering van causaliteit aanhangen zijn causale uitspraken gebrekkig en missen ze een duidelijke betekenis als zij betrekking hebben op oorzaken die in principe niet manipuleerbaar zijn. Het gaat er hierbij niet om of het praktisch gezien mogelijk is een bepaalde variabele te manipuleren (vb zwaartekracht van de maan), maar of het logisch gezien (in principe) mogelijk is. Factoren die logisch gezien niet-manipuleerbaar zijn en daarmee volgens sommigen niet kunnen kwalificeren als oorzaak, zijn bijvoorbeeld ras en sekse: * Ras: De term ras is een sociaal construct. Het is daarmee niet goed voorstelbaar wat met het manipuleren hiervan bedoeld zou moeten worden. * Sekse: Bij een hypothese als 'Het zijn van een man is een oorzaak van agressie' is het probleem dat met man-zijn veel verschillende dingen bedoeld kunnen worden die ieder een andere manipulatie vereisen. Dit maakt een algemeen concept zoals sekse niet manipuleerbaar Om een causale hypothese goed te kunnen onderzoeken, is het belangrijk dat de begrippen die je wilt onderzoeken duidelijk zijn gedefinieerd en scherp zijn afgebakend zodat je ook weet hoe je de hypothese kunt onderzoeken.(man-zijn is de oorzaak van agressie vs hoge level van testosteron is oorzaak van agressie. Het man-zijn is niet te manipuleren maar de hoogte van testosteron wel)
28
Problemen bij interventie-onderzoek
- De effecten die je vindt op basis van dit interventieonderzoek waarin je groepen vergelijkt, kun je echter niet direct doortrekken naar het individu. Een bepaalde behandeling kan bijvoorbeeld op groepsniveau goed werken, maar voor een bepaald individu geen effect hebben. - In hoeverre de causale achtergrond binnen een interventieonderzoek vergelijkbaar is met die in het dagelijks leven.