Taalvariatie Woordenschat Flashcards

(30 cards)

1
Q

Lingua franca

A

Gemeenschappelijk communicatiemiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pluricentrisme

A

Een taal heeft verschillende nationale variëteiten, elk met eigen normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Taalacommodatie

A

Aanpassen van taalgebruik onder invloed van de gesprekspartner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Convergeren (taalaccomodatie)

A

Naar elkaar toegroeien van het taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spraakmakende gemeente

A

Gezaghebbende schrijvers en sprekers die in de publieke, sociaal, culturele sector een belangrijke rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Divergeren (taalaccomodatie)

A

Taalverdchillen worden vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Assimilatie

A

Gehele/gedeeltelijke gelijk wording van een medeklinker met een andere medeklinker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deletie

A

Weglating van klanken of lettergrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dubbele ontkenning

A

2x ontkennen in zelfde zin om de ontkenning te verdterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Flexie

A

Vervoeging van werkwoorden en andere woordklassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Isoglossenkaart

A

Lijnen die gebieden afbakenen waarin een bepaalde taalkundige eigenschap voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nivellering

A

Verminderen van verschillen

Taalgebruik wordt meer uniform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Horizontale nivellering

A

Gelijkwording dialecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verticale nivellering

A

Tussen dialecten en de standaardtaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symbool of stempelkaart

A

Symbolen of stippen worden gebruikt om bepaalde geografische eigenschap weer te geven

17
Q

Vlakkenkaaet

A

Gebieden of regio’s worden ingekleurd op basis van bepaalde eigenschap of waarde

18
Q

Hypercorrectie

A

Taalfout omdat iemand te hard zijn best doet om een woord correct uit te spreken

19
Q

Ingvenomisme

A

Taalkundige eigenaardigheid die teruggaat op het ingevoons of noordzeegermaans

20
Q

Monoftong

A

Klinker die tijdens uitspraak niet van klank verandert

21
Q

Codeswitching

A

Binnen een zin van taal wisselen

22
Q

Codewissel8ng

A

Binnen een gesprek van taak switchen

23
Q

Svarabhaktivocaal

A

Doffe e tussen r of l

24
Q

Umlaut

A

Klinkerverandeing

De voorafgaande beklemtoonde klinker of tweeklank van een woord wordt beïnvloed

25
Verdonkering
Meer naar achteren uitspreken vak een woord
26
Onvoltooid deelwoord
Actie nog bezig
27
Diftong
Combinatie van 2 klinkers binnen één lettergreep. Klank verandert Ij en ei of ou en au
28
Sleeptoon
Langere uitspraak van een klinker = limburgers zijn traag
29
Stoottoon
Betrekkelijk kort Begint hoog dan één rechte lijn nr beneden
30
Toonsysteem
Sleep of stoottonen Betekenis verwcgil door verschillende melodieën