tijdvak 10 quizlet Flashcards

(21 cards)

1
Q

Noem de 3 golven van dekolonisatie

A
  1. Zuidoost-Azië / Midden-Oosten (1945-1953)
  2. Afrika (vooral 1960)
  3. Cariben (1965-1975)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oorzaken dekolonisatie na 1945

A
  1. Tweede Wereldoorlog (Japan versloeg westerse landen)
  2. Koude Oorlog (VS en Sovjet stimuleerden onafhankelijkheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevolgen dekolonisatie voor nieuwe naties

A

Politiek: dictaturen en oorlogen
Economie: westerse overheersing en uitbuiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom werd containmentpolitiek van VS bedreigd tussen 1945-1949?

A

China werd communistisch in 1949, angst dat communisme zich uitbreidt in nieuwe landen -> VS pompt geld in landen tegen communisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 4 belangrijkste conflicten tijdens de Koude Oorlog

A
  1. Berlijn (1947-1989)
  2. Korea-oorlog (1950-1953)
  3. Cuba-crisis (1962)
  4. Vietnamoorlog (1945-1973)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Korea-oorlog

A

In 1950 valt Noord-Korea Zuid-Korea binnen. VN-troepen (vooral VS) drijven hen terug. In 1953 wapenstilstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cuba-crisis

A

1962: Chroesjtjov wil kernwapens op Cuba. VS blokkeert Cuba. SU haalt wapens terug, VS belooft Cuba niet aan te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vietnamoorlog

A

Oorlog tussen communistisch noorden en door VS gesteund zuiden. VS stuurt troepen en bombardeert. In 1973 wapenstilstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Einde van de Koude Oorlog

A

Wapenwedloop onhoudbaar voor Sovjet. Gorbatsjov (1985) start glasnost en perestrojka -> meer vrijheid in Oost-Europa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Economie en politiek in Nederland 1945–1955

A

Wederopbouw onder Willem Drees:
1. Lonen/prijzen vaststellen
2. Industrialisatie
3. Sociale zekerheid opbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Economie in Nederland 1955–1973

A

Consumptiemaatschappij ontstaat:
1. Autogebruik
2. Televisie
3. Buitenlandse vakanties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1973 en gevolg

A

Oliecrisis leidt tot economische stagnatie tot 1985:
1. Afname industrie door verplaatsing en automatisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nederland vanaf 1995

A

Informatiesamenleving: meeste mensen werken in dienstensector i.p.v. industrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal-culturele veranderingen jaren 1960

A

Door welvaart:
1. Ontkerkelijking, ontzuiling
2. Jeugdculturen
3. Individualisering, vrije tijd, tv, feminisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Angst van Frankrijk na WO II en oplossing

A

Bang voor herleving Duits militarisme -> Schuman-plan: gezamenlijke kolen- en staalindustrie (nodig voor wapens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1952 en 1957 organisatie

A

1952: EGKS
1957: EEG
Rond 1973 sluiten meer landen aan.

17
Q

Redenen voor oprichting EU in 1992

A

Na oliecrisis 1973 en Duitse hereniging 1990:
1. Nationale verschillen moeten weg
2. Meer samenwerking nodig

18
Q

Ontwikkelingen EU in 2004 en 2005

A

2004: uitbreiding met 10 lidstaten (ook ex-communisten)
2005: Europese grondwet afgewezen

19
Q

Wat betekent multicultureel?

A

Samenleving van mensen uit verschillende culturen (afkomst).

20
Q

Wat is een pluriforme samenleving?

A

Samenleving met mensen van verschillende culturen en leefstijlen.

21
Q

Immigratiegolven Nederland

A
  1. 1945–60: Indonesië (dekolonisatie)
  2. 1960–65: Spanje, Italië, Griekenland (gastarbeiders)
  3. 1965–73: Turkije en Marokko
  4. Vanaf 1975: Suriname
  5. Vanaf 1990: Irak, Iran, Afghanistan enz. (oorlog)