tijdvak 8 Flashcards
(31 cards)
wat was de industriële revolutie?
de overgang van kleinschalige, ambachtelijke productie naar op grote schaal, machinaal geproduceerde goederen
Hoe begon de industriële revolutie?
In Engeland 1750; textielproductie.
Wat gebeurde er in de IR met textielproductie? (Wat beïnvloedde dit proces?)
- Hogere opbrengsten in de landbouw → groei van de bevolking → meer vraag naar kleding.
- Plantagekoloniën in Azië en Amerika → grote aanvoer goedkoop katoen.
- Nieuwe spin- en weefmachines aan stoommachines.
Economische gevolgen verschuiving van huisnijverheid naar fabrieken (2)
Stijging van productie en daling van prijzen.
kenmerken industriële samenleving
- Voornaamste middel van bestaan = industrie
- Urbanisatie en snelle groei van bevolking
- Snelle vervoer via kanalen en spoorwegen
- Klassensamenleving, groter verschil arm en rijk.
politiek-maatschappelijke stroming
Groep mensen die zich inzet voor gezamenlijke standpunten over politiek en maatschappij, zonder een politieke partij te zijn.
conservatisme
Behoudende politieke stroming die zich keerde tegen de maatschappelijke vernieuwingen van de democratische revoluties. 1. Macht terug bij vorst 2. Grondwet moet macht van de vorst niet beperken.
Liberalisme
Stroming die opkomt voor vrijheid van de individu. 1. Grondwet moet vrijheden garanderen 2. Burgers moeten via parlement regering kunnen controleren 3. Weinig overheid bemoeienis.
Onder wie hadden de liberalen vooral aanhang?
Onder de gegoede burgerij.
Nationalisme
Grote liefde voor eigen land, volk en cultuur. ‘Ieder volk heeft recht op een eigen natiestaat’.
socialisme
Stroming die opkomt voor gelijkheid tussen arm en rijk. 2 stromingen: communisten willen gewelddadige revolutie, sociaal-democraten willen het via politiek doen.
confessionalisme
Stroming en emancipatiebeweging die uitgaat van een geloof. Voelden zich achtergesteld in samenleving.
feminisme (en 1ste golf)
Beweging die opkomt voor de rechten en de positie van vrouwen. Eerste golf: toegang tot hoger onderwijs en kiesrecht voor vrouwen.
Maatschappelijke problemen door industrialisatie
- Groeisteden, woningnood, ziektes 2. Slechte omstandigheden fabrieksarbeiders 3. Kinderarbeid 4. Klassenbewustzijn groeit.
sociale kwestie
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders (19e eeuw).
Wat deden mensen aan de sociale kwestie aan het begin?
- Burgerij: aandacht vragen en armenzorg 2. Arbeiders: vakbonden 3. Overheid: zag het niet als taak.
Sociale wetten
Wetten die gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid bestrijden.
modern imperialisme
Europese landen streven naar koloniaal wereldrijk voor afzetgebied en grondstoffen (1870–1900).
Oorzaken modern imperialisme
- Grondstoffen 2. Nationalisme 3. Techniek 4. Superioriteit 5. Christendom verspreiden.
Gevolgen modern imperialisme
- Europese macht groeit 2. Groei westerse economie 3. Globalisering 4. Arbeidsverdeling 5. Uitbuiting 6. Groei christendom.
3 vb maatschappelijke ongelijkheid 19e eeuw
- Slavernij 2. Man-vrouwverschil 3. Klassensamenleving → leidde tot emancipatiebewegingen.
emancipatiebewegingen
Groepen die strijden voor gelijke rechten voor bepaalde groepen (abolitionisten, feministen, socialisten, confessionelen).
Schoolstrijd
Confessionelen willen financiële gelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs → verzuiling en partijen.
Wat gebeurt na 1815
Napoleon verslagen → restauratie: 1. Herstel macht vorst 2. Minder burgerinvloed 3. Grondwet beperkt vorst niet.