Toets voorbereiding Flashcards

(216 cards)

1
Q

Plan

A

Chirurgische principes Symptomen, niet pluis Huisarts stuurt patiënt met afwijkend symptomen door -> niet pluis gevoel Bloedverlies (sputum, bloedbraken, melena, per anum, tepeluitvoed, hematurie) Gewicht verlies Heesheid Groei zwelling van mama Naevus met groeiverandering, jeuk Ontwikkeling kankercel Goedaardige cellen Basaal membraam is intact Respecteer de anatomie van de cel, wat betekent dat de cellen in hun oorspronkelijke vorm blijven en niet invasief zijn. Kwaadaardige cellen Er zijn veranderingen in de cellen, en de grenzen die de cellen scheiden, worden niet meer bewaakt. Dit betekent dat de cellen ongecontroleerd kunnen groeien. Het basaalmembraan is vaak verstoord of doorbroken bij kwaadaardige tumoren. Niet alle cellen in een pre-kankerstadium veranderen meteen in invasieve kanker, maar wanneer ze dat doen, kunnen ze doorgroeien in omliggende weefsels. Vroegtijdige bevolkingsonderzoeken zijn belangrijk voor de vroegere diagnose van kanker en kunnen helpen om tumoren te detecteren voordat ze zich verder verspreiden. Stadium (TNM) T, tumor grootte, tis (carcinoma in situ), 1 tot 3 -> grootte laesie (T1 zegt klein tumor), 4 -> doorgroei in ander orgaan N, aantal positieve lymfklieren 0=0, 1= max3 (1 tot 3 lymfklieren), 2>4 (meer dan 4 lymfklieren) M, metastasen op afstand, 0=geen, 1=ja, en x=? (Niet genoeg onderzoek gedaan) Stadium (Werd vroeger meer gebruikt dan tegenwoordig) Stadium 1 = T1 lymfklier negatief Stadium 2 = T1 of T2 met N1 = early Stadium 3 = T3 met N0 of hoger of kleiner T met N2 of hoger = locally advanced Stadium 4 = gemetastaseerd Informatieve over operatie Word andere overgenomen, niet de chirurg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Oncologische patiënt krijgt een casemanager, die kan vragen antwoorden

A

Stoma, definitief of tijdelijk (wil patiënt dat wel?) Rectumcarcinoom letsel autonome zenuwen (kan invloed hebben op seksuele leven) Ablatio mama, leven met 1 borst (reconstructie) Oksel en liesklierdissectie: lymfoedeem (Wanneer lymfeklieren worden verwijderd of beschadigd, kan de lymfe niet goed worden afgevoerd, wat resulteert in ophoping van vocht in de omliggende weefsels, wat leidt tot zwelling of lympoedeem.) Uterusextirpatie (het verwijderen van de baarmoeder): kan niet zwanger worden Schildklierchirurgie: n.recurrence letsel (nervus recurrens – complicatie, nervus vagus -> eenzijdige stembandverlamming), eenzijdig heesheid bij veel praten Multidisciplinair overleg Steeds belangrijker In alle fasen van benadelingen (voor operatie en na operatie) Overleg op vaste tijdstippen, notulen Rol INKL (Integraal Kankercentrum Nederland) (kankerregistratie, richtlijnen ontwikkelen, kwaliteitsbevordering, onderzoek en statistiek, ondersteunen zorgprofessionals) Landelijk richtlijnen Prestatie indicatoren (wordt geregisterd hoe het gedaan worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Complicaties

A

Schilklier: n.recurrence letsel (nervus recurrens) Maag/darmchirurgie: naadlekkage (anastomose-lekkage) ( is een complicatie waarbij de verbinding (naad) tussen twee darmdelen (of maag en darm) niet goed geneest, waardoor inhoud uit het maagdarmkanaal lekt naar de buikholte) Hematoom, infectie: uitstel verdere behandeling, ‘gewone’ complicatie soms kan verstrekkende gevolgen hebben voor tijdstip start van radio- of chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Plan Incisie

A

Rekening houdend met eventuele tweede ingreep (eerder litteken meenemen) Incisie biopt pro diagnosi: definitieve operatie Ledematen lengte incisie Mamma in mastectomie huidovaal Voordeel van scopisch opereren: minimale incisies: sneller herstel Moet stoma aangelegd worden? Voordeel van scopisch opereren: minimale incisies, patiënt knapt sneller op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Operatie

A

Preventief-> voorkomen van ontstaan van ziekte (FAP- familiare adenomeateuze polyposis, darmkanker) (BRCA1,2 – breast cancer genmuaties) Curatief -> genezend (melanoom, niercelcarcinoom (grawitz), pranceascarcinoom, galblaascarcinoom, mammacarcinoom), NHL (Non-Hodgkinlymfoom) (kleine rol, wel essentieel – representatief biopt) Palliatief -> helpend (kanker wordt niet genezend) Hoog mortaliteit risico Kwaliteit van leven speelt een grote rol Soms niet opereren Grote operatie, laparotomie om stenose op te heffen (open buikoperatie om vernauwde (obstructie) darm te verwijderen of verhelpen) Kleine operatie (overloopje (bypass), vaak matig effect) (wanner genezing niet mogelijk) Aanpassingen operatie 1890 Halsted mastectomie, M pectoralis major wordt meegenomen 1970/80 gemodificeerde Halsted: alleen de fascie van de spier wordt meegenomen (minder lymfoedeem) Jaren 80 introductie lokale excisie (met RT) Toekomst: alleen aan biopt voldoende? Dus meer waarde aan (neo) adjuvante therapie 2000 introductie robot chirurgie (prostaat) Follow-up Landelijke richtlijnen voor duur en frequentie Vroegtijds opsporen van recidief of metastasen (asymptomatisch) (PET/CT scan, MRI, Echo of CT geleid biopt voor bewijzen van diagnose, omdat uitzaaiingen (metastasen) niet hormon ongevoelig kunnen zijn, terwijl de primaire tumor wel hormon gevoelig was) Tumormakers CEA (dikkerdarmkanker, rectumkanker, maagkanker en pancreaskanker), CA-125 (ovariumcarcinoom), calcitonine (schildkliercarcinoom) Mammogram, echo, PET/CT Behandeling metastasen Pet / CTscan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MRI

A

Symptomen: pijn skelet, pijn RBB (rechterschouderblad), echo lever Echo- of CT geleid biopt voor bewijzen van diagnose, soms heeft metastase een andere ‘opmaak”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metastasectomie lever na coloncarcinoom

A

30% langdurige remissie Indien opnieuw meta’s en opnieuw opereren Opnieuw 30% langdurige remissie Leverperfusie (een medische techniek waarbij de bloedstroom naar de lever tijdelijk wordt omgeleid of gefilterd. Het kan een behandeling zijn voor levermetastasen, waarbij chemotherapie of andere geneesmiddelen direct in de lever worden toegediend) Perfusie arm of been (verwijst naar een techniek waarbij chemotherapie lokaal wordt toegediend in een specifiek ledemaat, meestal via een katheter in de slagader van het arm of been) -> Regionale isolatie perfusie Chemotherapie Radiotherapie/brachi therapie (en vorm van radiotherapie waarbij radioactieve bronnen direct in of dicht bij het tumorweefsel worden geplaatst. Het wordt vaak gebruikt voor de behandeling van verschillende soorten kanker, zoals prostaatkanker, baarmoederhalskanker) Stentplaatsing galwegen, rectum, oesophagus (stents kunnen worden gebruikt voor het behandelen van obstructies, vernauwingen of blokkades die de normale functie van deze organen belemmeren) HIPEC (hypertherme intra peritoneale chemotherapie) (warm vloeistof 42 graden met hoge concentraties chemotherapie) (vaak na een operatie om tumoren in de buikholte te verwijderen. Deze techniek combineert chirurgie en chemotherapie, met het doel om tumoren en kankercellen die mogelijk niet met de operatie zijn verwijderd, te vernietigen) Communicatie Open en eerlijk Zelf keuzes laten maken, shared decision making Prognose van belang Later tijdstip terugval Radiotherapie 55% kanker patiënten krijgen radiotherapie -> 60% curatie, 40% palliatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten straling in de oncologie

A

Fotonen (röntgenstraling/ X-stralen) Meest gebruikt bij externe radiotherapie (EBRT). Dringt diep door en bestraling raakt ook omliggend weefsel. Elektronen Oppervlakkige bestraling (bijvoorbeeld huidtumoren). Minder geschikt voor diepe tumoren. Protonen (protonentherapie) Protonen geven hun maximale energie af op een specifiek punt: de Bragg-piek. Dit zorgt ervoor dat gezond weefsel achter de tumor veel minder straling krijgt dan bij fotonen (röntgenstraling). Vooral nuttig bij tumoren die dicht bij gevoelige organen liggen (zoals hersenen, ruggenmerg, ogen). Kan bij sommige patiënten minder bijwerkingen geven. In ontwikkeling Brachytherapie (inwendige bestraling) Radioactieve bron dicht bij of in de tumor geplaatst. Hoge dosis op kleine afstand, minder schade elders. Radionuclide therapie Radioactieve stoffen via bloed toegediend (bijv. Lutetium-177 bij prostaatkanker). Werkt gericht op kankercellen die de stof opnemen. Basisprincipes Behandeling met ioniserende straling Röntgenstraling (EBRT) Radioactieve bronnen (brachytherapie) Via ionisatie DNA-schade Eenheid: Gray (Gy) Tumorcellen: gevoeliger voor schade en minder herstelcapaciteit Dus: hogere dosis -> betere tumorbestrijding Maar: hogere dosis -> meer schade aan gezonde weefsel Oplossing: fractioneren (opdelen van dosis in kleinere porties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het effect bestraling afhankelijk van

A

Tumorgrootte en eventuele doorgroei in de omgeving Locatie van tumor Gevoeligheid van het omliggend weefsel Type van tumor (histologie) Cel soorten verschillen in stralingsgevoeligheid Stadium van ziekte: kliermetastasen en/of metastasen op afstand Uitgebreidheid van bestraling velden en kans op genezing Leeftijd en algehele conditie van patiënt Kans op herstel van bijwerkingen en afmaken van de behandeling De rol van radiotherapie Aantal kankerdiagnose 2020 -> 115000 Ongeveer de helft van deze patiënten wordt bestraald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indicatie voor radiotherapie

A

Curatief -> 60%, palliatief -> 40% Curatief behandeling Primair Gecombineerde behandeling (chemoradiatie), bv. Longcarcinoom Neo-adjuvant (voor de operatie) Adjuvant (na de operatie) Stereotactische bestraling (hogere precisie, hogere dosis) Beperken van acute maar ook late schade!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gezond weefsel zoveel mogelijk sparen-> hoger aantal fracties, lagere dosis

A

15x 2.67 Gy(40.05 Gy) of 5x 5.2 Gy(26 Gy) (Mamma) 35x 2 Gy(70Gy) (KNO) 20x 2.88/3 Gy(57.6/60 Gy) of 5x 7.25 Gy(36.25 Gy) (Prostaat Palliatieve behandeling Gericht op behoud of verbetering van kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling op maat, afhankelijk van

A

Aard klachten (pijn, bloeding, neurologische uitval) Prognose van patiënt Conditie van patiënt Hogere dosis per fractie, maar lagere dosis totaal 10x 3 Gy of 5x 4Gy, 4x per week 1x 8Gy of 2x 8Gy, 1x per week Late schade vaak minder relevant Uitwendig bestraling (Teletherapie) Ongeveer 93,5% Röntgenstraling Lineaire versneller Inwendige bestraling (Brachytherapie) Ongeveer 6.5% Radioactieve bron als basis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Permanent

A

Implantatie van radioactieve jodiumzaadjes (prostaat) Tijdelijk Inbrengen geleiders waardoor kortdurend een bron wordt gestuurd (bv. Cervix, oesophagus, oog) Een nieuwe patiënt Aanmelding via MDO, (externe) specialist of huisarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorbereiding

A

Intake bij arts: voorlichting over behandeling Plannings-CT (ligging vastleggen) (Met of zonder PET/MRI) (3D planning) Treatmentplanning Uitvoering De bestraling zelf Hulpmiddelen van bestraling Breath hold (inspiratie en adem vasthouden, 6x) (CT wordt gemaakt bij inspiratie en patiënt wordt ook bestraald in inspiratie) (om het hart te beschermen) Vooral bij mamacarcinoom, linkerkant Active breathing control (Specifieke techniek/apparaat waarbij de adem automatisch wordt vastgehouden met behulp van een ademhalingshulpmiddel) Masker (voor hersencarcinoom) (voor fixatie) Plannings-CT (Ligging vastleggen) (Met of zonder PET/MRI) (3D planning) Vastleggen positionering patiënt Bepalen en markeren isocentrum (Kruispunt van bestralingsbundels) Matching met andere beeldvorming Reproduceerbaar maken van de behandeling Treatmentplanning-intekenen Intekenen Body contour (buitenste omtrek van het lichaam zoals zichtbaar op de CT-scan) OAR (Organs at risk -> dunne darm, blaas, heupkopen, rectum, anus) Doelgebied (tumor, GTV (Gross tumor volume), CTV (Clinical target volume), PTV (Planning target volume), ITV (Internal target volume)) (het wordt meer bestraald dan de tumor zelf) Planning Bundelopzet (ook wel beam arrangement genoemd) verwijst in de radiotherapie naar de manier waarop de bestralingselementen (bundels) worden ingesteld om het doelgebied optimaal te bestralen en de omliggende gezonde weefsels (OAR’s) zoveel mogelijk te sparen.) Ondersteuning van beeldvorming Dosisberekening Plan evaluatie De bestralingen Instellen op tatoeage punten middels laser Laboraten in bedieningsruimte Positieverificatie KV-foto (Kilovolt-foto-> röntgenfoto met lage energie, 2D) CBBT (Cone Beam Computed Tomography -> 3D-scan gemaakt op het bestralingstoestel vóór de behandeling) -> in gebruikt sinds 09/2014 Bestralingsduur: 5-10min Centrale longtumor Bijwerking -> pijn bij slikken Acute toxiciteit radiotherapie Algemeen: Vermoeidheid Herstel van radiatie schade kost het lichaam energie Veel tijd in het ziekenhuis Duur: weken tot maanden Bijwerking Acute toxiciteit radiotherapie Mamma: roodheid en irritatie van de huid, zwelling van de borst Abdomen: misselijkheidklachten, diarree, dysuria (Pijn bij plassen) Hoofd-hals: mucositis van mond en keel, droge mond, pijn bij slikken Thorax: oesofagitis (Ontsteking cab de slokdarmwand, hoesten) Hoofd: haaruitval duizeligheid, hoofdpijn Vaak begint het pas 2 weken na begin van behandeling Maximale effect ca. 2 weken na afronden van behandeling Late bijwerking Mamma: long en hart Radiatie pneumonitis, coronairschade (hartinfarct, hartfalen) Prostaat: rectum Proctitis (Ontsteking van het rectumn) (diarree, bloedverlies, frequente aandrang) Abdomen: nieren Nefropathie (aandoening van de nieren) (Chronisch verminderde nierfunctie) Huid: cosmetische veranderingen Fibrose, verkleuring van de huid (Hyperpigmentatie, teleangiëctastieën) Hoofd-hals: mondholte Droge mond, verandering kwaliteit van slijm Wervelkolom: ruggenmerg (spinal cord) Myelopathie (beschadiging of aandoening van het ruggenmerg (myelum) (Dwarslaesie) Follow-up na bestralingen Afhankelijk van doelgebied Eerste periode: acute bijwerking Aanpassen op basis van klachten van de patiënt Chemotherapie – Medicamenteuze behandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Doelen van kankerbehandeling

A

Curatief: Gericht op genezing. Palliatief: Gericht op levensverlenging en symptoomverlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschillende behandelmomenten

A

Neo-adjuvant: Systemische behandeling vóór operatie (bijv. mammacarcinoom, maagcarcinoom, oesofaguscarcinoom, rectumcarcinoom). Adjuvant: Aanvullende behandeling ná operatie (bijv. mammacarcinoom, coloncarcinoom, pancreascarcinoom). Definitieve Systemisch therapie zonder operatie =: Bijv. bij hematologische tumoren zoals testiscarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Soorten kankerbehandelingen

A

Chemotherapie Doelgerichte therapie (targeted therapy) Monoklonale antilichamen Orale middelen Immunotherapie (Anti) Hormoontherapie Chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Chemotherapie

A

Remt celdeling, waardoor ingrijpen op groeiproces kankercellen Verstoren de replicatie van DNA en/of RNA, alleen actief delende cellen Komt door het hele lichaam, aspecifiek Via infuus of tabletten Remmen ook andere snel delende cellen in het lichaam → bijwerkingen Monotherapie of combinatie van middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschillende schema’s

A

Van 1x per 3 weken, wekelijks, tot dagelijks chemotabletten Meestal dagbehandeling, soms klinisch over meerdere dagen Combinatie chemotherapie Cytostatica met verschillende aangrijpingspunten en bijwerkingen worden gecombineerd om zo hun effect te versterken en kans op resistentie te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voorwaarden

A

Cytostaticum moet respons geven Bijwerkingen moeten niet overlappen Cytostaticum in optimale dosering en schema Cytostatica van verschillende groepen Fase I onderzoek naar tolerabiliteit van combinaties CaPOX/FOLFOX/FOLFOXORI Gemcitabine/ cisplatin Carboplatin/paclitaxel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bijwerkingen van chemotherapie

A

Algemeen Niet-selectief → ook gezonde cellen worden beschadigd Risico op bijwerkingen hangt af van middel, dosis, patiëntkenmerken Haaruitval Komt vaak voor bij middelen zoals doxorubicine, taxanen, etoposide, ifosfamide Tijdelijk, maar kan psychisch belastend zijn Preventie: hoofdhuid koeling bij sommige kuren Misselijkheid & braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Risico factoren

A

Vrouwelijk geslacht Conditie Angst Type middel (dosis, gebruikte combinatie, toediening route) Leeftijd (vaker bij jonge mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Anti-emetica zoals

A

Serotonine antagonisten /5-HT3 r. antagonist (ondansetron, granisetron) Glucocorticoïden (dexamethason) NK1 remmer (aprepitant [Emend]) Metoclopramide, domperidon Lorazepam Dopamine antagonist (motilium) Cannabis Haloperidol Mucositis MTX, ARA-C, Docetaxel Ontsteking slijmvliezen (mond, slokdarm, darmen) Risico op secundaire infecties Goede mondhygiëne Mondspoeling Kan zich ook uiten als diarree of buikpijn Nagelafwijkingen Preventie/ behandelingen: vette crème, dosisaanpassing Taxanen Nier- en gehoorstoornissen bij platinaverbindingen (bijv. cisplatine) MTX, cyclofosfamide, ifosfamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Preventie

A

Hyperhydratie Urineproductie meer 2l/dag Neuropathie Pijn, tintelingen in handen/voeten Kan langdurig blijven, dosisreductie soms nodig of staken van chematherapie Vincristine Kans op overgevoeligheidsreacties of allergieën Taxanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Behandeling
Preventie: antihistaminica (tavegil), corticosteroïd (dexamethason), H2 rec antagonist (ranitidine) Bij anafylactische reactie/shock: corticosteroïd, tavegil, ranitidine, adrenaline Infusiesnelheid aanpassen Beenmergsuppressie Anemie, neutropenie, trombopenie (rond dag 10 na chemo) Neutropene koorts is een medisch spoedgeval Patiënten worden geïnstrueerd om bij koorts direct contact op te nemen Anemie (moeheid, kortademig, duizeligheid) R/ evt. ijzer transfusie, erythropoietine (EPO) Trombopenie (neusbloedingen of anders) R/ transfusie indien <10, of symptomatisch/bloedingen Neutropenie (infectie, septische shock) R/ goede hygiëne, vermijden risico, granulocytenen (Neupogen, Filgrastim) Bij koorts direct laten toedienen Gastro-intestinale klachten Diarree: 5-FU/capecitabine, Irinotecan
26
Behandeling
Loperamide Opname, vochttoediening Atropine (bij irinotecan) Dosis aanpassing Obstipatie: platinum bevattende chemotherapie, vincristine/vinblastine, granisetron/ondansetron Behandeling: laxantia Vruchtbaarheid Risico op onvruchtbaarheid bij vrouwen en mannen Bespreking van invriezen van eicellen/sperma vóór start chemo Door toename van de langetermijn overleving, wordt aandacht voor "fertiliteit behoud" belangrijker. Chemotherapie kan leiden tot ovariële folliculaire depletie, premature menopauze en steriliteit De gonadotoxische effecten zijn afhankelijk van: leeftijd, dosisintensiteit en type chemotherapie. Chemotherapie - Overige toxiciteit Doxorubicine (adriamycine): cardiotoxiciteit Maximale cumulatieve dosering Bleomycine: longtoxiciteit, interstitiële pneumonitis Risicofactoren roken, leeftijd Ifosfamide: 15% neurotoxiciteit Methyleenblauw Groepen cytostatica Alkylerende middelen (cyclofosfamide, busulfan, thiotepa, malfalan) Blokkeert DNA-replicatie Antimetabolieten (bijv. methotrexaat, 5-FU, capecitabine) Grijpen in op DNA-synthese Bijwerkingen: leverproblemen, mucositis, nierstoornissen Antimitotische middelen (bijv. taxanen zoals paclitaxel; Vinca-alkaloiden( vincristine, vinblastine)) Blokkeren mitose Bijwerkingen: neuropathie, overgevoeligheid Antitumor-antibiotica (bijv. doxorubicine (adriamycine), daunorubicine) Komt uit bacteriën, werkt op DNA en celcyclus Bijwerkingen: cardiotoxiciteit Topoisomerase-remmers (bijv. irinotecan (remmers I), etoposide (Remmers II), doxorubicine) Remmen DNA-replicatie Bijwerkingen: ernstige diarree, beenmergremming Platinaverbindingen (bijv. cisplatine, amsacrine, carboplatine) Breken DNA-strengen Bijwerkingen: nefro- en ototoxiciteit Targeted therapy (doelgerichte therapie) Wat is targeted therapy? Richt zich op specifieke moleculaire afwijkingen in tumorcellen Minder schade aan gezonde cellen dan chemo
27
Voorbeelden
Monoklonale antilichamen (eindigen op -mab) Bijv. trastuzumab (Herceptin) → HER2+ borstkanker Bevacizumab → remt angiogenese (VEGF-remmer) Tyrosinekinaseremmers (TKI’s) (eindigen op -nib) Werken op intracellulaire signaalroutes Alleen toepasbaar bij tumoren met specifieke mutaties Voorbeeld: BRAF-remmers bij melanoom Immunotherapie Wat is immunotherapie? Activeert het eigen immuunsysteem om kankercellen aan te vallen
28
Types immuuntherapie
Dentritische cel vaccinaties Antibody therapie Cytokine therapie Adoptive T-Cel therapie Checkppoint inhibitoren
29
Werkt via checkpointremmers
PD-1/PD-L1 en CTLA-4 → remmen de ‘rem’ op het immuunsysteem
30
Voorbeelden
Nivolumab, Pembrolizumab (PD-1-remmers) Ipilimumab (CTLA-4-remmer)
31
Auto-immuunreacties
Colitis (diarree) Hepatitis Pneumonitis Endocrinopathieën (bijv. hypothyreoïdie) Behandeling met corticosteroïden bij ernstige bijwerkingen
32
Gebruikt bij
Melanoom Longkanker Blaaskanker Niercelcarcinoom Anti-hormonale therapie Wat is een hormoon? Het woord "hormoon" komt uit het Grieks en betekent "iets in beweging zetten". Hormonen spelen een cruciale rol in de hormonale huishouding en reguleren verschillende lichaamsprocessen. Werking van Hormonen in het Lichaam
33
Hormonen zijn signaalstoffen die door klieren worden afgegeven en invloed hebben op organen en cellen. Enkele belangrijke organen die door hormonen worden beïnvloed zijn
Borstklieren Prostaat Schildklier Baarmoeder
34
Het endocriene systeem bestuurt de hormonale balans en wordt aangestuurd door de hypofyse, een klier in de hersenen. De hypofyse scheidt verschillende hormonen af, zoals
Groeihormoon (stimuleert spier- en botgroei) Prolactine (bevordert borstontwikkeling) Schildklierhormoon (reguleert de stofwisseling) LH en FSH (spelen een rol in de voortplanting en beïnvloeden testikels en eierstokken) Hormonale Regulatie en Terugkoppelingssysteem Hormonen werken via een terugkoppelingssysteem. De hypofyse stimuleert organen om hormonen af te geven. Wanneer er te veel van een bepaald hormoon wordt geproduceerd, ontvangt de hypofyse een signaal om de afgifte te verminderen. Een voorbeeld is de schildklier: een overproductie van schildklierhormoon leidt tot symptomen zoals gewichtsverlies en diarree, waarna het lichaam automatisch de productie afremt. De Rol van Hormonen bij Kanker Sommige kankersoorten zijn afhankelijk van hormonen om te kunnen groeien. Dit komt doordat kankercellen sneller delen dan normale cellen en signalen van buitenaf nodig hebben om te blijven groeien.
35
Hormoongevoelige kankers zijn onder andere
Borstkanker Prostaatkanker Eierstokkanker Baarmoederkanker Schildklierkanker Borstkanker en Hormonale Therapie Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Ongeveer 12-13% van de vrouwen ontwikkelt deze ziekte in hun leven, en jaarlijks sterven ongeveer 3000 vrouwen in Nederland aan borstkanker. 75% van de borstkankerpatiënten heeft een hormoongevoelige tumor, wat betekent dat de tumor groeit onder invloed van hormonen zoals oestrogeen en progesteron. Dit komt doordat deze tumoren receptoren hebben die hormonen binden en de kankercel stimuleren om zich te delen. Hoe Werkt Hormonale Therapie?
36
Hormonale therapie richt zich op het blokkeren van de invloed van oestrogenen op kankercellen. De aanpak verschilt voor vrouwen voor en na de menopauze, omdat de belangrijkste bron van oestrogeen verandert
Voor de menopauze: Oestrogeen wordt vooral geproduceerd door de eierstokken. Na de menopauze: Oestrogeenproductie vindt voornamelijk plaats in vetweefsel en de bijnierschors (adrenal cortex)
37
Eierstokken blokkeren
Chirurgisch verwijderen van de eierstokken. Medicatie (LH- en FSH-remmers) om de hormonale stimulatie van de eierstokken te stoppen.
38
Receptorblokkade
Tamoxifen: Bindt aan de oestrogeenreceptor op kankercellen en voorkomt dat oestrogeen de tumor stimuleert.
39
Behandelopties bij postmenopauzale vrouwen
Aromataseremmers (Het enzym aromatase zet mannelijke hormonen (androgenen) om in oestrogenen. Aromataseremmers blokkeren dit enzym, waardoor het oestrogeengehalte in het lichaam sterk daalt. Aangezien sommige vormen van borstkanker groeien onder invloed van oestrogeen, helpt het verlagen van dit hormoon de groei van de tumor af te remmen of te stoppen) Voorkomen dat androgenen in vetweefsel worden omgezet in oestrogeen, waardoor de tumor minder hormonen krijgt om te groeien. Wanneer wordt Hormonale Therapie Ingezet?
40
Curatieve (genezende) behandeling
Neoadjuvant: Voor de operatie om de tumor te verkleinen. Adjuvant: Na de operatie om de kans op terugkeer van de kanker te verkleinen (meestal gedurende 5 jaar of langer).
41
Palliatieve behandeling
Als de ziekte is uitgezaaid en genezing niet meer mogelijk is, kan hormonale therapie de tumorgroei afremmen en de levenskwaliteit verbeteren. Dit is een minder ingrijpende optie dan chemotherapie.
42
Alternatief voor chirurgie bij oudere patiënten
Bij patiënten die geen operatie aankunnen, kan hormonale therapie worden ingezet om de tumor onder controle te houden. Onderzoek naar de Effectiviteit van Hormonale Therapie Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de optimale duur van hormonale therapie en de effectiviteit van verschillende middelen. Studies hebben vergeleken hoeveel recidieven (terugkeer van kanker) worden voorkomen met verschillende soorten hormonale behandelingen, zoals Tamoxifen en aromataseremmers. Effectiviteit van Hormonale Therapie bij Borstkanker
43
Er zijn verschillende studies uitgevoerd om de effectiviteit van Tamoxifen en aromataseremmers bij borstkanker te vergelijken. De belangrijkste bevindingen
Vijf jaar Tamoxifen vs. vijf jaar aromataseremmer Vrouwen die een aromataseremmer gebruikten, hadden een iets lagere kans op een recidief dan vrouwen die Tamoxifen gebruikten. Vijf jaar Tamoxifen vs. eerst 2-3 jaar Tamoxifen gevolgd door een aromataseremmer De groep die eerst Tamoxifen kreeg en daarna overstapte op een aromataseremmer, had nog steeds een voordeel en een lagere kans op een recidief. Vijf jaar aromataseremmer vs. eerst Tamoxifen gevolgd door een aromataseremmer Vrouwen die vanaf het begin een aromataseremmer gebruikten, deden het aanvankelijk beter, maar later trokken de lijnen naar elkaar toe. Dit komt doordat beide groepen uiteindelijk dezelfde behandeling kregen. Op basis van deze resultaten wordt bij postmenopauzale vrouwen standaard een aromataseremmer voorgeschreven. Mocht deze niet goed worden verdragen, dan kan worden overgestapt op Tamoxifen. Bijwerkingen van Hormonale Therapie bij Borstkanker
44
Omdat hormonale therapie de productie of werking van oestrogenen blokkeert, ervaren patiënten vaak overgangsklachten, zoals
Opvliegers Slaapproblemen Stemmingswisselingen Libidoverlies Concentratieproblemen
45
Tamoxifen
Verhoogde kans op baarmoederkanker Verhoogde kans op trombose (1-2% van de patiënten)
46
Aromataseremmers
Botontkalking (osteoporose) Gewrichtsklachten (arthralgie) Ongeveer 20-30% van de vrouwen stopt voortijdig met hormonale therapie door bijwerkingen. Dit kan een uitdaging zijn, vooral omdat de kanker zelf soms al een tijd geleden is behandeld, waardoor de motivatie afneemt. Hormonale Therapie bij Prostaatkanker Prostaatkanker is de meest voorkomende kanker bij mannen. In Nederland waren er in 2016 ongeveer 11.000 nieuwe gevallen, en de ziekte komt vooral voor bij mannen ouder dan 70 jaar. Hormoonregulatie bij Mannen
47
De productie van het mannelijke hormoon testosteron wordt gereguleerd door
De hypothalamus → geeft GnRH af aan de hypofyse De hypofyse → geeft LH af, dat de teelballen stimuleert om testosteron aan te maken De teelballen → produceren 95% van het testosteron Omdat testosteron de groei van prostaatkankercellen stimuleert, richt hormonale therapie zich op het verlagen van testosteronniveaus. Behandelopties voor Prostaatkanker
48
Er zijn twee methoden om de invloed van testosteron op prostaatkanker te verminderen
Testosteronproductie remmen/blokkeren Chirurgische castratie: Verwijderen van de testikels (tegenwoordig zelden toegepast).
49
Medicatie
LHRH-agonisten (bijv. Leuproreline) → verminderen testosteronproductie door de hypofyse te remmen. Patiënten krijgen meestal een injectie elke 3 maanden, levenslang. Testosteronwerking blokkeren Anti-androgenen (zoals Casodex) → blokkeren de testosteronreceptor op kankercellen. Nieuwe medicatie (zoals Enzalutamide en Abiraterone) → werken effectiever door de androgeenreceptor te blokkeren of de omzetting van androgenen naar testosteron te remmen. Bijwerkingen van Hormonale Therapie bij Prostaatkanker
50
Door het verlagen van testosteron kunnen mannen te maken krijgen met
Opvliegers (komt voor bij 60-80% van de patiënten) Verminderd libido en erectiestoornissen Stemmingswisselingen Gewichtstoename en verlies van spiermassa Borstvorming (gynaecomastie) Botontkalking (osteoporose) Bij prostaatkankerpatiënten met uitzaaiingen wordt vaak ook chemotherapie overwogen als hormoontherapie alleen onvoldoende effectief is. Conclusie Aromataseremmers zijn effectiever dan Tamoxifen bij postmenopauzale vrouwen met borstkanker, maar kunnen meer bijwerkingen geven zoals botontkalking. Hormonale therapie bij prostaatkanker verlaagt testosteronniveaus en remt tumorprogressie, maar kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, zoals libidoverlies en botontkalking. Bijwerkingen beïnvloeden therapietrouw, waardoor patiënten soms voortijdig stoppen met de behandeling. Bij uitgezaaide kanker wordt hormonale therapie ingezet om de ziekte af te remmen en de levenskwaliteit te behouden. Immuun- en targetedtherapie Immuun targeted therapie Les 2 ->Monique Definitie immuunsysteem Het immuunsysteem is een verdedigingssysteem met als doel indringers of veranderde eigen cellen te bestrijden. De Latijnse term “immunis” betekent vrijgesteld, verwijzend naar bescherming tegen indringers van buiten Bouw immuunsysteem Gespecialiseerde cellen Cellen betrokken bij het niet specifieke immuunsysteem Zijn veel cellen die vallen onder niet specifieke afweer Granulocyten Monocyten Dendritische cellen Natural killer cel (komt wel voort vanuit de lymfoïde stamcellen) Cellen betrokken bij het specifieke immuunsysteem B-lymfocyten T-lymfocyten Eiwitten Antilichamen Immunoglobulines (1 immunoglobuline is voor 1 bepaalde bacterie) IgA (in slijmvliezen) IgG (langdurige bescherming, passeert placenta) IgM (eerste respons) IgD (onbekende functie, op B-cel oppervlak) IgE (allergieën.) Cytokines Interferonen Interleukines
51
TNF
Hematopoëtische groeifactoren Complementsysteem -> bestaat uit 5 verschillende eiwitten die samen bacteriën of virus kunnen bestrijden. Ook kan het cytokines stimuleren om aan het werk te gaan. Organen van het immuunsysteem Primaire lymfoïde organen -> thymus, daar komen T-lymfocyten uit. Daarnaast is het beenmerg ook een primair orgaan. Secundaire lymfoïde organen (slapende b en t lymfocyten): milt, tonsillen (amaldalen), lymfeklieren. Als we spreken over indringers zoals gisten, schimmels etc noemen we ook wel antigenen. Functie immuunsysteem Functie van het immuunsysteem in ons lichaam is het voorkomen van ziekte en/of beschermen tegen ziekte Afweer Eerstelijns Afweer -> aspecifieke afweer Barrières Huid (zuurgraad, zweten) Slijmvliezen (slijm aanmaken) Aangeboren afweer Macrofagen (Antigeen presenterende cellen APC) Monocyten Neutrofiele granulocyten Nk cellen Dendritische cellen (APC) Complementsysteem Tweedelijns afweer -> specifieke afweer Verworven immuunsysteem: dit betreft T- en B-lymfocyten. B-lymfocyten vormen de humorale afweer en T-lymfocyten de cellulaire afweer. De T-helpercel helpt B-lymfocyten te activeren, zodat zij immunoglobulinen kunnen produceren. De suppressor- (of regulerende) T-lymfocyt zorgt ervoor dat het immuunsysteem na beëindiging van de dreiging weer in rust komt. Immuniteit Natuurlijke immuniteit -> de afweer die je doorkrijgt van moeder bij de geboorte en tijdens borstvoeding. Vanaf geboorte krijg je niet specifieke immuunsysteem mee en door borstvoeding krijg je specifieke afweercellen mee. Tot 3-6 maanden jaar. Verworven immuniteit -> ziektes dat je doorgemaakt Interleukine 1 is een stof die ervoor zorgt dat je koorts krijgt. Wat is immunotherapie? Het gebruikmaken van het eigen immuunsysteem of immuunstoffen om lichaamsvreemde organismen, zoals virussen, bacteriën of schimmels te vernietigen, of ontspoorde cellen zoals kankercellen te verwijderen Immunotherapie- middelen Cytokines Hematopoetische groeifactoren (Bijwerking botpijn) Erytropoësestimulerende middelen (ESA’s) Granulocyte colony-stimulating factor(G-CSF) Trombopoetine (TPO) Interleukinen (Bijwerking koorts, liever in de avond) Interleukine 2 --> niercelcarcinoom Interleukine 6 (Tocilusimab) --> Cytokine Relaese Syndroom Interferonen (Bijwerking koorts, liever in de avond) Interferon alfa --> Graft versus Host reactie opwekken
52
Aandachtspunten
Informeer patiënt over de medicatie en over de bijwerkingen, ondersteun dit door patiënte brochure Ga na wie de injecties gaat injecteren. Geef spuitinstructie als patiënt/partner dit zelf gaat doen. Geef advies om de injectieplaats regelmatig af te wisselen Informeer de patiënt bij welke bijwerkingen contact op te nemen met het ziekenhuis Geef advies over het tijdstip van de toediening van de medicatie Checkpoint remmers (Wordt gegeven tot niet meer successief en tot patiënt de bijwerking niet meer kan verdragen) (Melanoom, longkanker) Zijn geneesmiddelen die bestaan uit monokaal antilichaam die binden aan de afweercellen van de patiënt Kankercellen proberen het checkpoint van T-cel te misbruiken door onterecht stopsignalen te geven, zorgen ze ervoor dat ze niet vernietigen worden. Heffen de blokkade van de kankercel op zodat de T-lymfocyt de tumorcellen weer herkent als lichaamsvreemd Als er nog immunosuppressieve therapie plaats vindt dan wordt er niet gestart met een checkpointremmer
53
Aangrijpingspunten
CytotoxischeT-lymfocytantigen-4--> CTLA-4 Programmed cell death--> PD-1 Programmed cell death ligand--> PS-L-1
54
Bijwerking voornamelijk ontstekingen van organen
Hypofysistis Colitis Hepatitis Dermatitis Pneumonitits Alleen bij bijwerking van endocriene toxiciteit (Schildklier) wordt er doorgegaan Alleen bij bijwerkingen van endocriene toxiciteit(schildklier) wordt er doorgegaan met de checkpointremmer. Alle andere bijwerkingen wordt tijdelijk gestaakt met de behandeling. Vaccinaties Er worden tumorcellen bij de patiënten afgenomen/weggenomen. Door bestraling of bevriezing van deze cellen verandert de oppervlakte van de cel Hierdoor beter herkenbaar voor het immuunsysteem Studieverband/experimenteel Talimogene laherparepvec (medicijn) = T-VEC -> gegeven bij metastasen in huid van melanoom. Allogene stamceltransplantaties Gen-immunotherapie/ Cel-immunotherapie In ontwikkeling, alleen experimenteel CAR T (chimere antigen receptor) Genetisch gemodificeerde T-lymfocyten (CAR-T-cellen) dragen een nieuw antigeenherkenningsreceptor (de chimere antigeenreceptor) op hun oppervlak. Deze receptor herkent specifiek een tumorantigeen (bijv. CD19 bij B-celmaligniteiten), waarna de CAR-T-cellen de kankercel doden. TIL (tumor infiltrating lymphocytes) Tumor-Infiltrating Lymphocytes (TILs) zijn afweercellen (T-lymfocyten) die van nature in het tumorweefsel van de patiënt voorkomen. TIL-therapie is een vorm van adoptieve celtherapie waarbij je deze tumor-specifieke T-cellen isoleert, versterkt en opnieuw toedient om de eigen afweer tegen de kanker te versterken TCR (T-celreceptor gentherapie) T-lymfocyten worden genetisch aangepast zodat ze een specifiek T-celreceptor (TCR) tot expressie brengen waarmee ze tumorspecifieke peptiden presenteren en daarmee kankercellen herkennen en vernietigen. Monoklonale antilichamen Door binding van het monoklonaal antilichaam aan het tumorantigeen op de kankercel wordt de kankercel voor het immuunsysteem herkenbaar en kan deze cel door cellen van het immuunsysteem worden geëlimineerd Monoklonale anti-lichamen(bij maligniteiten) hechten aan eiwitten die zich bevinden op het oppervlak van cellen zoals lymfocyten of aan vrij bewegende eiwitten die zich in de bloedbaan bevinden. MAB bestaan het langst. Er zitten eiwitten op het oppervlak van de tumorcel. De antistoffen binden aan deze eiwitten en vernietigen op deze manier de cel. Het is mogelijk dat B cellen ook dezelfde buitenkant eiwitten aan de van de cel hebben waardoor ook de B cel vernietigd wordt. Rituximab (Tumorlise, elektrolyten worden afwijkingen) Alemtuzumab
55
Aandachtspunten
Protocollair werken Informeer de patiënt over medicatie, verstrek brochure over te geven medicatie
56
Voorzorgsmaatregelen
Premedicatie volgens ziekenhuisprotocol toedienen --> tavegil, paracetamol Medicatie voor allergische reactie klaar hebben liggen, O2 materiaal Arts op de hoogte tijdens toedienen 1e keer en/of dat patiënt de eerste keer allergisch heeft gereageerd.
57
Bijwerking
Koorts, koude rillingen Dyspneu Hypo- of hypertensie Duizeligheid Allergische reactie Bronchospasme Daratumumab geeft een vals positieve bloedgroep waardoor van tevoren goed getest moet worden welke bloedgroep bepaald moet worden. Targeted therapy Targeted therapie ofwel doelgerichte therapie, is een behandeling met medicijnen die de groei en deling van kankercellen blokkeren doordat ze de werking tegengaan van specifieke moleculen die de kankercellen nodig hebben voor hun groei en overleving Targeted therapy aangrijpingspunten Her2-remmers--> Humane epidermalegroeifactorreceptor2 EGFR-remmers--> Epidermalegroeifactorreceptor VEGF-remmers--> Vasculaireendothelialegroeifactor BRAF-/MEK-remmers--> Genmutaties mTOR-remmers--> mammalian Target of rapamycin Monoklonale antilichamen (=MoAb’s) Mab’s Daratumumab, verandert de bloedgroep, false positief Cetuximab Panitumumab Ofatumumab
58
Aandachtspunten
Protocollair werken Informeer de patiënt over medicatie, verstrek brochure over te geven medicatie
59
Bijwerkingen
Koorts, koude rillingen Dyspneu Hypo- of hypertensie Bronchospasme Duizeligheid Allergische reactie
60
Voorzorgsmaatregelen
Premedicatie volgens ziekenhuisprotocol toedienen --> tavegil, paracetamol Medicatie voor allergische reactie klaar hebben liggen, O2 materiaal Arts op de hoogte tijdens toedienen 1e keer en/of dat patiënt de eerste keer allergisch heeft gereageerd Oorsprong moab’s uit generieke naam afleiden ‘momab’ -> 100% muis -> murien ‘ximab’ -> 60% - 95% -> chimeer ‘zumab’ -> 95% - 98%-> gehumaniseerd ‘umab’-> 100% -> gehumaniseerd humaan Small molecules Zijn dus in staat om via celmembraan de cel binnen te dringen Blokkeren intracellulair de signaaltransductie TKI(Tyrosinekinaseremmers) -> nib’s Imatinib Erlotinib Sunitinib Serine/Threoninekinaseremmers -> nib’s Dabrafenib Dasatinib
61
Aandachtspunten
Informeer de patiënt over de medicatie en verstrek informatiebrochure Geef adviezen over het bevorderen van therapietrouw Let op dat bij sommige TKI’s geen grapefruitsap gedronken mag worden Geef adviezen omtrent bij welke bijwerkingen contact op te nemen met het ziekenhuis
62
Bijwerking
Vermoeidheidsklachten Anorexie Stomatitis Misselijkheidsklachten Buikpijn- en diarreeklachten Huidproblemen, hand-voetsyndroom Hypertensie Verhoogd risico op infectie Proteasoomremmer Twee begrijpen Tumorlysissyndroom (Het syndroom van acuut tumorcelverval door de gegeven behandeling) Hyperkaliëmie --> hartritmestoornissen -> Insuline/glucose infusie, ionenwisselaars (resonium), Hemodialyse Hyperuricemie --> nierinsufficiëntie-> -> Rasburicase, Hyperhydratie; infuus> 3 liter per 24 uur Hyperfosfatemie en --> epileptisch insult, acute nierinsufficiëntie en secundaire hypocalciëmie hartritmestoornissen -> hyperhydratie
63
Verschijnselen
Tintelingen handen/voeten Hartritmestoornissen Anurie/oligurie Acute flankpijn tweezijdig Voorkomen van tumorlyse Start Allopurinol (remt de aanmaakt van urine) of rasburicase (breekt het urinezuur in het bloed af) (Verdenken) dagelijks lab bepalingen Cytokinereleasesyndroom (Aandoening waarbij een uitgebreid ontstekingsreactie in het lichaam plaats vindt.)
64
Verschijnselen
Lijkend op spesis Koorts, hypotensie, dyspneu, tachycardie, misselijkheid, hoofdpijn Graad 1 -> koorts, grieprig gevoel Graad 2 -> hypotensie, reagerend op 1 liter vulling in een uur, hypoxie, reagerend op O2 via neusbril. Graad 2 orgaantoxiciteit Graad 3 -> hypotensie, niet reagerend op maximaal 2 liter vulling, hypoxie, waarvoor 02 behoefte > 40%. Graad 3 orgaantoxiciteit Graad 4 -> beademing, Graad 4 orgaantoxiciteit Behandelen CRS Stoppen toediening betreffende medicatie Prednison en antihistaminica Tocilizumab (blokkeer receptor interleukine6) Veilig omgaan met immuno- targeted therapie Nog geen consensus over veilig omgaan met immuno- en targeted therapie ---> onderzoek moet op kort termijn gedaan worden Ieder ziekenhuis heeft zijn eigen protocol omtrent omgang Monoklonale antilichamen kunnen niet via de huid of slijmvliezen worden opgenomen Monoklonale antilichamen grijpen niet op het genetisch materiaal en vallen niet onder de categorie cytotoxische middelen Geen specifieke maatregelen voor tyrosinekinaseremmers Immuun targeted therapy les 2 Marit immunoglobuline = Antistof
65
Doel
Immunotherapie stimuleert en versterkt het immuunsysteem van het lichaam om kanker te bestrijden. Het richt zich op het activeren van immuuncellen zoals T-cellen om kankercellen te herkennen en aan te vallen.
66
Werkingsmechanisme
Immunotherapie werkt door het opheffen van remmingen op het immuunsysteem (bijvoorbeeld met checkpointremmers), door het toedienen van antilichamen die kankercellen markeren, of door het stimuleren van immuuncellen buiten het lichaam en deze terug te plaatsen (bijvoorbeeld TILs).
67
Toepassing
Immunotherapie wordt voornamelijk gebruikt bij kankers waarbij het immuunsysteem mogelijk niet effectief reageert of waarbij kankercellen mechanismen gebruiken om aan detectie te ontsnappen.
68
Targeted Therapie
Doel: ** Targeted therapie richt zich specifiek op de moleculaire veranderingen die kenmerkend zijn voor kankercellen. Het tracht de groei en overleving van kankercellen te remmen door gericht in te grijpen op specifieke moleculaire doelwitten.
69
Werkingsmechanisme
Targeted therapie werkt door het blokkeren van specifieke eiwitten, receptoren of moleculaire processen die betrokken zijn bij de groei en verspreiding van kankercellen.
70
Toepassing
Targeted therapie wordt vaak gebruikt bij kankers waarbij specifieke moleculaire veranderingen aanwezig zijn, zoals mutaties in bepaalde genen. Het is meer gepersonaliseerd en gericht op de karakteristieke eigenschappen van de individuele tumor.
71
Overlapping
Hoewel immunotherapie en targeted therapie verschillend zijn, kunnen ze soms complementair worden gebruikt. Bijvoorbeeld, sommige targeted therapieën, zoals monoklonale antilichamen, kunnen het immuunsysteem helpen bij het herkennen van kankercellen. In het algemeen kunnen immunotherapie en targeted therapie de behandeling van kanker verbeteren door gerichter in te grijpen, met minder bijwerkingen dan traditionele chemotherapie. Het gebruik ervan is echter afhankelijk van de specifieke kenmerken van de kanker en de individuele patiënt.) Immunotherapie en Targeted Therapy in de Hematologie Monoclonale Antistoffen (mAbs) Antistoffen (immunoglobulinen) kunnen gericht binden aan specifieke eiwitten op kankercellen. Voorbeeld: Rituximab (anti-CD20) voor B-cellymfomen en chronische lymfatische leukemie (CLL). Monoclonale antistof heeft een onderkant waar je weer iets aan vast kan maken, er kunnen radioactieve deeltjes aan vast geplakt worden waardoor je lokaal kan bestralen. Ook kan je chemo koppelen aan deze antistof.
72
Werkingsmechanismen
Complementafhankelijke cytotoxiciteit (CDC): Activatie van het complementsysteem leidt tot celdood. Antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (ADCC): Immuuncellen (zoals NK-cellen) doden de doelwitcellen. Directe apoptose: Binding aan de celreceptor activeert celdood. Radio-immunotherapie Monoclonale antistoffen gekoppeld aan radioactieve isotopen bestralen de tumor lokaal. Voordeel: Gerichte bestraling zonder schade aan omliggend weefsel. Toediening via infuus. Antilichaam-geneesmiddel conjugaten (ADC’s) Combinatie van antilichamen met chemotherapie voor gerichte toediening.
73
Voorbeelden
Brentuximab vedotin (anti-CD30) voor Hodgkin-lymfoom en anaplastisch grootcellig lymfoom. Gemtuzumab ozogamicin (anti-CD33) voor acute myeloïde leukemie (AML). Werkingsmechanisme: Antilichaam bindt aan de cel → opname in cel → chemotherapie wordt vrijgegeven → celdood. Bispecifieke Antistoffen Binden gelijktijdig aan tumorcellen en T-cellen om immuunactivatie te stimuleren. Voorbeeld: Blinatumomab (anti-CD19/CD3) voor acute lymfatische leukemie (ALL). Stimuleert T-cellen om tumorcellen direct aan te vallen. Bispecifieke immuuntherapie (BiTE) is een vorm van immunotherapie die is ontworpen om het immuunsysteem van het lichaam te activeren en te richten op kankercellen. Het belangrijkste kenmerk van bispecifieke antilichamen is dat ze twee verschillende bindingssites hebben, één gericht op immuuncellen en het andere gericht op kankercellen. Hierdoor kunnen ze als een brug fungeren tussen deze twee soorten cellen en een gerichte immuunrespons tegen kanker induceren.
74
Het werkingsmechanisme van bispecifieke immuuntherapie omvat over het algemeen de volgende stappen
Herkenning van Kankercellen: Het ene uiteinde van het bispecifieke antilichaam bindt zich specifiek aan een eiwit op het oppervlak van de kankercel. Herkenning van Immuneffectorcellen: Het andere uiteinde van het antilichaam bindt zich aan immuuncellen, zoals T-cellen. Brugvorming: Het bispecifieke antilichaam fungeert als een brug tussen de kankercel en de immuuncel, waardoor ze fysiek dichter bij elkaar worden gebracht. Immuunrespons: Door deze nabijheid kan het immuunsysteem de kankercel beter herkennen en aanvallen. Dit kan leiden tot de vernietiging van de kankercel door immuuncellen, zoals T-cellen. Een voorbeeld van bispecifieke immuuntherapie is de ontwikkeling van bispecifieke T-cel-engagers (BiTEs). BiTEs zijn antilichamen die specifiek zijn ontworpen om T-cellen te koppelen aan kankercellen. Ze worden vaak gebruikt bij de behandeling van bepaalde vormen van bloedkanker, zoals acute lymfatische leukemie (ALL). Deze aanpak heeft enkele voordelen, waaronder de mogelijkheid om het immuunsysteem heel gericht te activeren tegen kankercellen en om de immuniteit snel te mobiliseren. Bispecifieke immuuntherapie wordt nog steeds onderzocht en ontwikkeld voor verschillende soorten kanker, en het vertegenwoordigt een veelbelovend gebied binnen de immunotherapie.) BITE geven we bij hematologische aandoeningen zoals B-ALL, DLBCL, CLL, FL. Checkpointremmers Blokkeren remmende signalen in het immuunsysteem, zodat T-cellen effectiever kankercellen aanvallen. Voorbeelden: Anti-PD-1/PD-L1 en anti-CTLA-4 therapieën. Vooral effectief bij solide tumoren, maar ook bij sommige hematologische maligniteiten. CAR T-celtherapie T-cellen worden genetisch gemodificeerd om kankercellen gericht aan te vallen.
75
Voorbeelden
Anti-CD19 CAR T-celtherapie voor B-cel maligniteiten. Anti-BCMA CAR T-celtherapie voor multipel myeloom.
76
Werkingsmechanisme
T-cellen worden uit het lichaam gehaald, genetisch aangepast en teruggegeven aan de patiënt. Ze herkennen en vernietigen doelwitcellen langdurig. Small Molecules & Targeted Therapy Gerichte therapieën die specifieke signaalwegen in kankercellen blokkeren.
77
Voorbeelden
BTK-remmers (bijv. Ibrutinib) voor CLL en B-cellymfomen. BCL-2-remmers (bijv. Venetoclax) voor AML en CLL. Voordeel: Minder bijwerkingen dan traditionele chemotherapie. Checkpoint-remmers en CAR-T-celtherapie Checkpoint-remmers Normaal gesproken herkennen en vernietigen T-cellen tumorcellen. Tumorcellen kunnen echter eiwitten (zoals PD-L1) op hun oppervlak hebben die T-cellen "uitschakelen". Checkpoint-remmers (zoals Evolumab en Tempolizumab) blokkeren deze eiwitten, waardoor T-cellen weer actief worden en tumorcellen kunnen aanvallen. Bijwerkingen zijn mogelijk, zoals auto-immuunreacties (bijv. ontsteking van de longen of darmen). CAR-T-celtherapie CAR-T-cellen zijn genetisch gemodificeerde T-cellen die beter tumorcellen kunnen herkennen en vernietigen. Dit proces begint met het afnemen van T-cellen uit het bloed van de patiënt via aferese. In een laboratorium krijgen deze T-cellen een genetische modificatie zodat ze specifiek tumorcellen kunnen aanvallen. Na chemotherapie om ruimte te maken in het immuunsysteem, worden de CAR-T-cellen teruggebracht in de patiënt. De behandeling is zeer effectief, met complete remissies bij ongeveer 50% van de patiënten. Onderzoek richt zich nu op het eerder inzetten van deze therapie in het behandeltraject. Bijwerkingen van CAR-T-celtherapie en bispecifieke antilichamen CAR-T-cellen en bispecifieke antilichamen zijn krachtige behandelingen die tumorcellen vernietigen, maar dit kan leiden tot ernstige bijwerkingen zoals tumorlysis syndroom (TLS). TLS ontstaat wanneer tumorcellen snel afbreken, waardoor stoffen zoals kalium en fosfaat vrijkomen, wat kan leiden tot hartritmestoornissen en nierproblemen. Cytokine Release Syndrome (CRS) treedt op wanneer geactiveerde immuuncellen veel ontstekingsstoffen produceren, wat ernstige ontstekingsreacties veroorzaakt. Tocilizumab (anti-IL-6) en dexamethason worden gebruikt om CRS te behandelen. Monitoring en behandeling van bijwerkingen Patiënten worden nauwlettend gevolgd via leverfunctietesten, kalium- en fosfaatmetingen en neurologische tests. Bij ernstige complicaties kunnen patiënten naar de intensive care moeten. Targeted Therapy vs. Chemotherapie Targeted therapy richt zich specifiek op kankercellen en heeft minder bijwerkingen dan chemotherapie, die alle snel delende cellen vernietigt. Voorbeelden van targeted therapy zijn imatinib (voor chronische myeloïde leukemie, CML) en ibrutinib (voor chronische lymfatische leukemie, CLL). Deze behandelingen blokkeren specifieke signaalroutes in de kankercel, waardoor de celdeling stopt. Radionuclide therapie Stralingshygiëne en risico’s radionuclidentherapie -> Medisch Wat is radioactiviteit en straling? Straling ontstaat wanneer instabiele atomen energie afgeven in de vorm van straling. Dit proces wordt radioactief verval genoemd. De snelheid hiervan wordt uitgedrukt in de halveringstijd (T½), de tijd die nodig is om de helft van een radioactieve stof te laten vervallen. Dit kan variëren van seconden tot miljoenen jaren.
78
Isotopen zijn varianten van een element met een verschillend aantal neutronen. Voorbeeld
Waterstof: stabiel (kern heeft 1 proton) Deuterium: stabiel (Kern heeft 1 proton en 1 neutron) Tritium: instabiel → zendt bètastraling uit (kern heeft 1 proton en 2 neutronen) Vervallen van instabiele Tritium: kern heeft 1 proton en 2 neutronen (instabiel) Uit neutron schiet een elektron: beta deeltje -> b straling Verval ofwel desintegratie Desintegratie = verandering/verval van een kern Soorten straling Bètastraling (β) - Kan verder doordringen dan alfastraling, maar wordt tegengehouden door een dun laagje metaal, elektron met hoge energie. Alfastraling (α) - Heeft een lage doordringbaarheid en kan niet door papier of de huid heen dringen, brokstuk uit de kern (palliatief gegeven) (moeilijk te meten). Gammastraling (γ) - Heeft een hoge doordringbaarheid en vereist lood of beton om effectief afgeschermd te worden, fotonen (energie-pakketjes) geen deeltjes! Deze straling kan schadelijk zijn voor cellen en DNA, waardoor mutaties en mogelijk kanker kunnen ontstaan. Dit maakt stralingsbescherming essentieel, vooral in de medische sector.
79
Effect op het lichaam
Straling kan schade aan DNA veroorzaken (direct of via ionisatie van water), wat kan leiden tot celsterfte of tumorgroei. Vooral snelgroeiend weefsel (zoals bij kinderen) is gevoelig. Radioactief verval Halfwaardetijd (T1/2) (specific per atom) 2 x halfwaardetijd(T½) ¼ over van radioactievestof 3x halfwaardetijd(T½) 1/8 over van radioactieve stof Alle radioactieve stof vervallen Activiteits-afname van radioactieve stoffen
80
Eenheid van activiteit
Activiteit (A) is het aantal desintegraties per second 1 desintegraties per second = 1 becquerel (Bq) (een Atom vervalt) 1.000 desintegraties per sec = 1000 Bq = 1 kBq 1.000.000 desintegraties per sec = 1 Mega Bq = 1 MBq 1.000.000.000 desintegraties per sec = 1 GigaBq = 1 GBq Effect van ioniserende straling Ionisatie kan het DNA in cel beschadigen Een breuk in het DNA kan ontstaan of er ontstaat een verkeerde code Een cel gaat dood of een cel kan uiteindelijk veranderen in een tumorcel -> door groeien kan een tumorcel ontstaan Gevoeligheid van weefsel van DNA-schade Snelgroeiend weefsel gevoelig voor straling (omdat DNA openliggend fase (structuren van DNA van snelgroeiend snel) is kwetsbaarder, ook reden waarom kinderen gevoeliger voor straling zijn) Gevoelig door blootliggend DNA tijdens celdeling Eenheid van effectieve dosis De straling is de kans op een fatale kanker Hoeveelheid ontvangen straling heeft dosis Maat voor straling stralingsrisico heeft effectieve dosis Effectieve dosis (stralingsrisico) wordt uitgedrukt in sievert (Sv) 1 sievert ongeveer 5% meer kans op kanker gedurende het leven 1 milli Sv ( mSv) ongeveer 0,005% meer kans op kanker Kans op kanker zonder extra straling 20-30% Dosis in Nederland door natuurlijke straling ongeveer 2,5milli Sv/jaar Toepassing in nucleaire geneeskunde
81
Diagnostiek
Technetium-99m: beeldvorming organen/botten Fluor-18 (PET-scan): tumoren/metabole processen Jodium-131: schildklierdiagnostiek
82
Therapie
Jodium-131: behandeling hyperthyreoïdie en schildklierkanker Radium-223: bij botmetastasen Lutetium-177: neuro-endocrine tumoren Werking radiofarmacon: radioactieve stof gebonden aan biologisch actieve stof → volgt fysiologische processen, zichtbaar via gamma-camera/PET-scanner. Basisprincipes stralingsbescherming
83
Om blootstelling aan straling te minimaliseren, worden drie belangrijke principes gehanteerd
Tijd - Beperking van de blootstellingstijd aan stralingsbronnen (Minder tijd bij de stralingsbron=minder blootstelling) Afstand - Hoe verder weg van de bron, hoe lager de stralingsdosis (Blootstelling neemt ‘kwadratisch’ af met de afstand) Afscherming - Gebruik van lood, beton of water als barrière tegen straling (Straling kan effectief worden gereduceerd met licht én zwaar materiaal) Nucleaire geneeskunde-> VPK Schildklieraandoeningen Goedeaardige schildklieraandoeningen M Graves (Vergroot schildklier) Hyperthyreoide Toxisch nodulair struma (aandoening van de schildklier waarbij één of meerdere knobbels (noduli) in de schildklier onafhankelijk schildklierhormoon produceren. Dit leidt tot hyperthyreoïdie (een te snelle schildklierwerking).
84
Kwaadaardig schildklieraandoeningen
Papillairschildkliercarcinoom (meest voorkomende vorm van schildklierkanker (ongeveer 70–80% van de gevallen). Het ontstaat uit de folliculaire cellen van de schildklier en groeit meestal langzaam, met een goede prognose) Folliculairschildkliercarcinoom (tweede meest voorkomende vorm van schildklierkanker, na het papillair carcinoom. Het ontstaat ook uit de folliculaire cellen van de schildklier en komt vaker voor bij vrouwen van middelbare of oudere leeftijd)
85
In de toekomst
Behandeling van prostaat ca. met Luthetium-177 Behandel traject Goedaardig Medicatie Radioactief jodium -> dosering afhankelijk van uptake meting schildklier Operatie Kwaadaardig Operatie, verwijdering schildklier Bestraling van rest van schildklierweefsel (ablatie) -> I-131 4 dagen voor de behandeling, jodiumbeperkt dieet Dosering hangt af van type van tumor Thyrax 4-6 weken voorafgaande toediening staken, bij recombinant TSH niet. Herstart thyrax dag na toediening I-131 Poliklinische Evaluatie na ablatie met I-131 Radioactief jodium I-131 Is een beta en gammastraler. De straling is kort na inname het sterkst Heeft een halfwaardetijd van 8 dagen Radioactiviteit wordt uitgescheiden voornamelijk via de urine, ontlasting maar ook via speeksel, zweet en braaksel Afstand houden en kortdurend contact Persoonlijke dosismeter verpleegkundige. Wettelijke limiet is 20 mSv per jaar (CT=abdomen = 10 mSv) Stoppen met schildklierhormon (symptomen hypothyreoïdie) Vermoeidheid Koud gevoel\somber Haarverlies Hese stem Hartprobleem Gewichtstoename Moeizame stoelgang Jodiumbeperkt dieet Zo de radioactieve jodium beter opgenomen, anders is de schildklieren vol met voeding jodium Alleen bij kwaadaardige aandoeningen Opname De patiënten zijn nuchter vanaf 7 uurs ochtends tot 1 uur na inname capsule Begeleider mag aanwezig blijven tot innamecapsule I-131 Rondleiding/uitleg kamer en locker op de gang Persoonlijk spullen meenemen in de kamer (telefoon, IPad, enz.) Hygiëne aspecten Tijdens de opname is bezoek niet toegestaan Behandeling Radioactief jodium I-131 3 maanden om uit te stralen Hygiëne Zittend plassen Handen goed wassen Deksel dicht, 2x doorspoelen 2-persoonkamer is wel mogelijk (kwaadaardig en goedaardig mag niet tegelijk) Opname -> kwaadaardige 2 nachten, goedaardig -> Mag geen bezoek De patiënt is zoveel mogelijk zelfstandig 1ste 48u 2-3liter drinken Vanaf dag 2 zuurtjes aanbieden (omdat je wil speekselklier gaat stromen) VPK houdt minimaal 2m afstand, indien nodig bij zorg, 1u per dag minder dan 2 meter afstand Dagelijks wordt de patiënt gemeten (goedaardige tumor, benigne aandoeningen), indien < 20 uSv/hr op 1 meter afstand mag de patiënt met ontslag Ontslag Patiënt ruimt de kamer zelf op Eigendommen die de patiënt mee naar huis wil nemen, worden gemeten Patiënt gaat douchen inclusief haren wassen en verlaat daarna direct de kamer Meegeven van leefregels, ontslagbrief en evt. recepten 5 dagen leefregel bij kwaadaardige aandoeningen, afstand kinderen en zwanger Bij goedaardige aandoening 2 weken bij kinderen boven 10 jaar en volwassen en 3 weken afstand van kinderen onder 10 jaar en zwanger vrouwen Moeten 6 maanden wachten voor het bekend is als behandeling iets heeft gedaan Impact patiënt van behandeling Angst voor straling Angst voor slikken ‘grote’ capsule Misselijk, niet kunnen drinken Alleen, geen bezoek Hoelang gaat opname daadwerkelijk duren? Niet naar buiten mogen Leefregels en hoe verder thuis met straling? Diagnose ziek zijn/kanker Hormoon schommeling Mammacarcinoom Medisch Prevalentie Meeste voorkomende kanker bij vrouwen 14% van alle vrouwen in Nederland krijgt ooit borstkanker Doodsoorzaak nummer 1 bij vrouwen van 25-64 jaar
86
Toename door
Hogere leeftijd Eerste kind op latere leeftijd Vroege menarche (begin van de eerste menstruatie op een relatief jonge leeftijd) BOB (bevolking onderzoek) (gestart 1989) ? Dit is sinds 1989 bijna verdubbeld 19% < 50 jaar 20%>75 jaar
87
Afhankelijk van stadium
Stadium 1 na 10 jaar 95% leven nog Stadium 2 na 10 jaar 85% leven nog Stadium 3 na 10 jaar 60% leven nog Stadium 4 na 10 jaar 12% leven nog Mammacarcinoom bij mannen Per jaar in Nederland 100 mannen (13000 vrouwen) Relatief vaak laat ontdekt en hebben vaak uitzaaien, meeste mannen en artsen denken niet snel aan borstkanker Gemiddelde leeftijd ontdekken van MC 67 jaar (bij vrouwen 62 jaar) Hoger percentage BRCA2 gen dragerschap Prognose bij mannen en vrouwen is gelijk: in gevallen die vergelijkbaar zijn is de overleving ook gelijk
88
Groter risico
Verstoring evenwicht oestrogenen-androgenen, bv. door levercirrose of Teelbalafwijkingen (afwijkingen aan de testikels (testes) die kunnen optreden op congenitale, infectieuze, traumatische of oncologische basis.) Syndroom van Klinefelter (XXY) (aangeboren chromosomale afwijking bij mannen die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van één of meer extra X-chromosomen) Radiotherapie van de borstwand in de voorgeschiedenis (syndr van Hodgkin -> kwaadaardige aandoening van het lymfestelsel) Benoeming kwadranten mamma Mamma onderzoek Opsporen van mammacarcinoom in vroeg stadium Kleinere tumor kans op axillaire metastasering Betere prognose Adequate stadering (TNM) Tumor palpabel (BOB) Inschatten van de grootte van de tumor, samen met aanvullend onderzoek (mammografie, echo) T1 kleiner of gelijk 2 cm T2 > 2 tot 5 cm T3 > 5 cm T4 vastgroeiend aan huid/thoraxwand Biopsie Echogeleide VAB tafel (Vacuum assisted biopsy), wanneer afwijking is met echo niet zichtbaar Aanvulling TNM-classificatie Ct1n0 klinische inschatting MDO voor behandeling PT1NO, patholoog heeft nagekeken MDO na behandeling YpT1N0, patiënt is voorbehandelen met chemo, immunotherapie… N1 (mi), micrometastasen 0,2 en 2mm (extra bestraling) N0 (itc) isolated tumor cells <0,2mm Plan Ablatio mammae (Verwijderen van de Borst) Bij een in verhouding grote tumor en kleine borst Multifocale tumor T4 mammacarcinoom (ingroei in de huid) Uitgebreide DCIS (Ductaal Carcinoom in Situ en is een vorm van borstkanker die zich alleen in de melkklieren (ductussen) bevindt en niet is uitgezaaid naar andere delen van de borst of het lichaam) Geen radiotherapie wenselijk The MARI procedure -> Toets vraag Mapping of the Axilla with Radioactive iodine seeds In de lymfklier axila geplaats Kan plasten voor begin chemo en tijdens en daar verwijderen
89
Indicaties
Bij axillaire metastase voor start van neoadjuvante chemotherapie Kan maanden blijven zitten Verwijderen net zoals een sentinel node (SN), maar met een probe die jodium en technetium kan opsporen Indien PET geen aan kleuring meer laat zien en de SN tumorvrij is dan verdere behandeling achterwege laten van de axilla? Wel indien voor NAC (neoadjuvante chem), 3 of minder uitzaaiingen Operatie Het bepalen van de incisielijnen Het creëren van de huidflappen De overgang van ablatio naar okselklierdissectie (chirurgische ingreep waarbij de lymfeklieren in de oksel (axilla) worden verwijderd) Oncoplastische reductie techniek (Het combineert de principes van oncologische chirurgie (verwijdering van de tumor) met plastische chirurgie (verbetering van het uiterlijk van de borst). Het doel is om zowel de kanker effectief te verwijderen als het cosmetische resultaat van de borst te behouden of te verbeteren) Reconstructie met tissue expander (Een tissue expander is een medisch hulpmiddel dat wordt gebruikt om de huid en het onderliggende weefsel langzaam uit te rekken. Het is een soort opblaasbare zak die onder de huid wordt geplaatst en in de loop van de tijd geleidelijk wordt gevuld met zoutoplossing (saline) om de borstweefsels langzaam uit te rekken. Dit proces creëert voldoende ruimte voor een later implantaat of om de borst een gewenste vorm te geven) Operatie axillair (schilwachtklierprocedure) Lymfklieren verwijderen Sentinel lymf node biopsy (SLNB) Wordt kleurstof gespoten en het reist tot de eerste lymfklieren (sentinel node) en verwijderen ze die.
90
Voorbereiding
De procedure begint meestal met nucleaire beeldvorming en/of injectie van een kleurstof. Technetium-99m (radioactief materiaal) of een blauw kleurstof wordt ingespoten in of nabij de tumor in de borst. Dit helpt de arts te lokaliseren waar de eerste lymfeklieren zijn die de kanker waarschijnlijk als eerste naar toe zou sturen.
91
Lokalisatie van de schilwachtklier
Het radioactieve materiaal en de blauwe kleurstof stromen naar de schilwachtklier(s). Met behulp van een gamma-camera of de zichtbare kleur van de blauwe kleurstof, kan de chirurg de schilwachtklier vinden.
92
Verwijdering van de schilwachtklier
De chirurg maakt een kleine incisie in de oksel om de schilwachtklier te verwijderen. Meestal wordt één tot drie klieren verwijderd, maar het aantal kan variëren afhankelijk van de locatie en het aantal aangedane lymfeklieren.
93
Analyse van de lymfeklieren
De verwijderde lymfeklieren worden onmiddellijk naar het laboratorium gestuurd voor snel onderzoek (frozen section). Als de lymfklieren geen kankercellen bevatten, wordt aangenomen dat de kanker zich nog niet heeft verspreid naar de oksel, en kan de behandeling beperkt blijven tot de borst zelf. Als er kankercellen worden gevonden, kan het nodig zijn om een grotere oxselklierdissectie uit te voeren (verwijdering van meer lymfeklieren in de oksel). Sentinel node biopsie (SNB): Als de sentinel node positief is voor kanker (wat betekent dat de eerste lymfeklier die de tumor draineert kankercellen bevat), kan verdere verwijdering van de omliggende lymfeklieren in de oksel nodig zijn. NAC (neoadjuvante chemotherapie): Bij patiënten die neoadjuvante chemotherapie hebben ontvangen, kan een okselklierdissectie nodig zijn als de kankercellen niet goed reageren op de chemotherapie, of als er aanwijzingen zijn dat de kankercellen in de okselklieren blijven. Verhoogd risico op metastasen: Bij patiënten met een grote tumor of meerdere verdachte lymfeklieren die niet met andere technieken zoals de sentinel node biopsie kunnen worden onderzocht. Bij afwezigheid van NAC: Als de lymfeklieren bij de diagnose al als positief gemarkeerd zijn door beeldvorming of biopsie. Bij een okselklierdissectie worden de lymfeklieren in de oksel verwijderd, van het laagste niveau tot aan de okseltop. Deze ingreep gaat vaak gepaard met lymfoedeem (bij 5–19% van de patiënten), pijnklachten en functieverlies van de schouder (bij 10–15%). Nabehandeling Immunotherapie Chemotherapie Radiotherapie Anti-hormonale therapie Speciefieke anti HER-2 overexpressie therapie Trastuzumab, Herceptin® 12% van de mammacarcinomen Monoclonaal antilichaam dat aangrijpt op het HER-2 eiwit Immuuntherapie Inmiddels ook pertuzumab etc Follow up na mammacarcinoom Zorg voor patiënt (psychosociaal) (Untired app) Medische technische aspecten en behandelen van de gevolgen van de behandeling (lymfoedeem) Detectie van recidief ziekteactiviteit (In vroeg stadium) Lokaal recidief (T1-2, N0 10% in 10 jaar, zowel MSO als GRM) Metastasen op afstand Detectie van tweede primaire tumor Mamma en axilla onderzoek
94
Regionale lymfklierstations
Axillae: lymfklieren palpabel? Zo ja, cytologie echogeleid Supra/ infraclaviculair
95
Metastasen op afstand
Lichamelijk onderzoek alleen bij klachten Rugklachten, dyspneu, vermoeidheid Door intensief aanvullend onderzoek geen overlevingsvoordeel
96
VPK
Borstkanker algemeen Meest voorkomende kwaadaardige aandoening bij de vrouw in NL 16.000 nieuwe patiënten in 2023 1 op de 7 vrouwen Onder de 25 jaar komt borstkanker nauwelijks voor Risico voor mannen veel kleiner; +/- 130 mannen per jaar 1 op de 27 vrouwen overlijdt aan borstkanker Sterfte neemt toe met leeftijd Risicofactoren Leeftijd (80% is ouder dan 50 jaar) Lange menstruele activiteit Erfelijke of familiaire achtergrond Eerder doormaken van borstkanker/DCIS Kinderloosheid (1e kind na 35e levensjaar) (Veel) alcohol Roken (ook passief) Bestraling van het ‘borstgebied’ in het verleden Hormonale suppletie
97
BMI (>25)
Opsporing Via zelfonderzoek/ bij toeval…. Via het Bevolkingsonderzoek voor borstkanker (BOB) (50-75 jaar) Via preventief onderzoek bij de groep met erfelijke/familiaire belasting Welke klachten?
98
Veranderingen die op borstkanker kunnen wijzen
Knobbel in de borst -> 85% van alle borstkankergevallen komen aan het licht door een knobbel/bevolkingsonderzoek Huidintrekking, “sinaasappelhuid”, zweer, roodheid, tepelintrekking, tepel uitvloed (uittreden vocht van uit tepel), tepeleczeem, onbekende pijnklachten Het traject voor de patiënte Aanmelding (Snel) Diagnostiek Uitslag Voorlichting Behandeling Aanvullende behandeling (adjuvante therapie) Follow-up De rol van de Verpleegkundig specialist Aanspreekpunt, coördinatie: regiebehandelaar Intake: anamnese en lichamelijk onderzoek Bespreken van uitslagen Voorlichting en begeleiding Wondzorg en medicatie voorschrijven Contact telefonisch en via email Signaleren van problemen en verwijzen Follow-up Contact huisarts, oedeemtherapeut Contact andere specialisten MDO en brieven schrijven (Assessment bij patiënten van 70 jaar en ouder) De aanmelding Patiënte heeft een klacht m.b.t. de borst Afwijking op mammogram/ CT (BOB of radiologie) De ‘huisarts’ meldt aan (zorgdomein) Of consultaanvraag door specialist intern Beoordeling en indeling door de verpleegkundig specialist Secretaresse maakt afspraken Informatie Website en filmpjes Snel diagnostiek Anamnese Lichamelijk onderzoek Beeldvorming Multidisciplinair overleg (MDO) Bespreken uitslag met patiënte Anamnese Klacht uitvragen Voorgeschiedenis, medicatie en allergie Familieanamnese Menopauzale status Intoxicaties Sociaal Lengte, gewicht en cupmaat Lichamelijk onderzoek Inspectie (symmetrie, huid, tepel en evt. uitvloed) Palpatie mammae en evt. litteken na ablatio of GRM Palpatie klieren in de hals (boven sleutelbeen) Palpatie axilla Afwijkingen markeren Beeldvorming Mammografie Echografie (aanvullend onderzoek) Cyste of solide afwijking? Echogeleide punctie/biopt Niet zo betrouwbaar in onderscheid goed- of kwaadaardig Weefselonderzoek: cytologie en histologie Dunne naald: punctie -> Cytologie (Cellulaire kenmerken: vorm, grootte, kern, verhouding cytoplasma/kern, aanwezigheid van delende cellen) Zegt iets over ‘goed’ of ‘slecht’; geen diagnose
99
Nazorg
Kort afdrukken voldoende; hierna pleister of gaasje Dikke naald: biopsie -> Histologie (Cellen én weefselarchitectuur: ligging van cellen t.o.v. elkaar, invasieve groei, tumorgrenzen, differentiatiegraad) Met dikkere naald wordt pijpje weefsel uit de afwijking “geschoten” onder lokale verdoving– Uitslagduur +/-5 werkdagen Diagnose Zegt iets over het type weefsel
100
Nazorg
Afdrukken en verbinden met gaas en cutiplast (geen tegaderm). Evt. drukverband aanbrengen Evt. extra pleister meegeven Na 4 uur verband verwijderen (thuis) Steristrips laten zitten (gekruist) (dag of 3-4) Douchen toegestaan Niet insmeren eerste 3-4 dagen CT-mammografie Verdenking op mammacarcinoom bij onduidelijkheid op echo/mammo Met of zonder contrast 3 treden (Voorbereiding (contrast), beeldopname, beoordeling door radioloog) Nierfunctie (Contrastmiddel bevat jodium → kan nefrotoxisch zijn) Mammotome / vacuum-geassisteerde biopsie (VAB) Is een apparaat waarmee de arts onder beeldgeleiding (meestal echografie, soms stereotactisch of MRI-geleide) met behulp van een holle naald en vacuümzuiging meerdere stukjes borstweefsel kan opzuigen voor histologisch onderzoek. Minimaal invasief Bij: Microcalcificaties die niet met een gewone naaldbiopsie bereikbaar zijn, Kleine solide tumoren die volledig verwijderd kunnen worden met VAB, Bevestiging van goedaardige laesies zoals fibroadenomen, Onzekere afwijkingen bij eerdere beeldvorming, Follow-up van laesies na behandeling
101
Wat zijn chirurgische principes bij symptomen?
Symptomen zoals bloedverlies, gewichtsverlies, heesheid, en groei van zwellingen kunnen leiden tot doorverwijzing door de huisarts. Goedaardige cellen respecteren de anatomie, terwijl kwaadaardige cellen ongecontroleerd groeien.
102
Wat is het TNM stadiumsysteem?
T = tumor grootte, N = aantal positieve lymfklieren, M = metastasen op afstand. Stadium 1 is T1 met lymfklier negatief, terwijl stadium 4 gemetastaseerd is.
103
Wat zijn complicaties bij oncologische chirurgie?
Complicaties kunnen zijn: n.recurrence letsel bij schildklierchirurgie, naadlekkage bij maag/darmchirurgie, en hematoom of infectie.
104
Wat zijn de voordelen van scopisch opereren?
Scopisch opereren heeft minimale incisies, wat leidt tot sneller herstel voor de patiënt.
105
Wat zijn de doelen van een operatie?
Preventief, curatief, of palliatief. Curatieve operaties zijn genezend, terwijl palliatieve operaties helpen zonder genezing.
106
Wat is metastasectomie en wat zijn de behandelingen?
Bij metastasectomie na coloncarcinoom is er 30% kans op langdurige remissie. Behandelingen omvatten leverperfusie, chemotherapie, en HIPEC.
107
Wat zijn de soorten straling in de oncologie?
Fotonen, elektronen, protonen, brachytherapie, en radionuclide therapie. Fotonen zijn het meest gebruikt, protonen zijn nuttig voor gevoelige organen.
108
Wat beïnvloedt het effect van bestraling?
Tumorgrootte, locatie, gevoeligheid van omliggend weefsel, type tumor, en stadium van ziekte zijn bepalend voor het effect van bestraling.
109
Wat zijn indicaties voor radiotherapie?
Curatieve behandeling (60%) en palliatieve behandeling (40%). Behandelingen kunnen primair, neo-adjuvant, of adjuvant zijn.
110
Wat is de rol van gezonde weefselbesparing in radiotherapie?
Gezond weefsel sparen door hogere fracties en lagere dosis. Voorbeeld: 15x 2.67 Gy of 5x 5.2 Gy voor mamma.
111
Wat is de voorbereiding voor bestraling?
Intake bij arts, plannings-CT, en treatmentplanning zijn essentieel voor een effectieve bestraling.
112
Wat zijn de bijwerkingen van radiotherapie?
Algemene bijwerkingen zijn vermoeidheid, roodheid van de huid, misselijkheid, en mucositis. Herstel kost energie en tijd.
113
Wat kost het herstel van radiatieschade het lichaam?
Het kost energie en veel tijd in het ziekenhuis, met een duur van weken tot maanden.
114
Wat zijn acute bijwerkingen van radiotherapie?
Roodheid en irritatie van de huid, zwelling van de borst, misselijkheid, diarree, pijn bij plassen, mucositis, droge mond, pijn bij slikken, haaruitval, duizeligheid, en hoofdpijn.
115
Wanneer beginnen de acute bijwerkingen van radiotherapie?
Vaak beginnen ze pas 2 weken na de start van de behandeling.
116
Wat zijn late bijwerkingen van radiotherapie?
Long- en hartproblemen, proctitis, nefropathie, cosmetische veranderingen van de huid, en myelopathie.
117
Wat zijn de doelen van kankerbehandeling?
Curatief: gericht op genezing. Palliatief: gericht op levensverlenging en symptoomverlichting.
118
Wat zijn de verschillende behandelmomenten in kankerbehandeling?
Neo-adjuvant: vóór operatie. Adjuvant: ná operatie. Definitieve: systemische therapie zonder operatie.
119
Wat zijn de soorten kankerbehandelingen?
Chemotherapie, doelgerichte therapie, monoklonale antilichamen, orale middelen, immunotherapie, (anti) hormoontherapie, en chirurgie.
120
Hoe werkt chemotherapie?
Het remt celdeling en verstoort de replicatie van DNA en/of RNA, en is actief in delende cellen.
121
Wat zijn de verschillende schema's voor chemotherapie?
Van 1x per 3 weken tot dagelijks chemotabletten, meestal dagbehandeling.
122
Wat zijn de voorwaarden voor chemotherapie?
Cytostaticum moet respons geven, bijwerkingen moeten niet overlappen, en optimale dosering en schema zijn vereist.
123
Wat zijn de algemene bijwerkingen van chemotherapie?
Niet-selectief, haaruitval, misselijkheid, en braken.
124
Wat zijn risico factoren voor bijwerkingen van chemotherapie?
Vrouwelijk geslacht, conditie, angst, type middel, en leeftijd.
125
Wat zijn voorbeelden van anti-emetica?
Serotonine antagonisten, glucocorticoïden, NK1 remmers, metoclopramide, en cannabis.
126
Wat zijn de preventieve maatregelen tegen bijwerkingen van chemotherapie?
Hyperhydratie, goede mondhygiëne, en dosisaanpassing.
127
Wat zijn de behandelingen voor gastro-intestinale klachten door chemotherapie?
Loperamide, vochttoediening, en dosisaanpassing.
128
Wat zijn de risico's van chemotherapie voor vruchtbaarheid?
Risico op onvruchtbaarheid en de noodzaak om eicellen of sperma in te vriezen.
129
Wat zijn de groepen cytostatica?
Alkylerende middelen, antimetabolieten, antimitotische middelen, antitumor-antibiotica, topoisomerase-remmers, en platinaverbindingen.
130
Wat is targeted therapy?
Het richt zich op specifieke moleculaire afwijkingen in tumorcellen met minder schade aan gezonde cellen.
131
Wat zijn voorbeelden van monoklonale antilichamen?
Trastuzumab en Bevacizumab.
132
Wat is immunotherapie?
Het activeert het eigen immuunsysteem om kankercellen aan te vallen.
133
Wat zijn de types immuuntherapie?
Dendritische cel vaccinaties, antibody therapie, cytokine therapie, adoptieve T-cel therapie, en checkpoint remmers.
134
Wat zijn auto-immuunreacties die kunnen optreden door immunotherapie?
Colitis, hepatitis, pneumonitis, en endocrinopathieën.
135
Wat is de rol van hormonen in het lichaam?
Hormonen zijn signaalstoffen die door klieren worden afgegeven en invloed hebben op organen en cellen.
136
Wat zijn hormoongevoelige kankers?
Borstkanker, prostaatkanker, eierstokkanker, baarmoederkanker, en schildklierkanker.
137
Hoe werkt hormonale therapie?
Het blokkeert de invloed van oestrogenen op kankercellen.
138
Wat zijn de behandelopties bij postmenopauzale vrouwen?
Aromataseremmers en receptorblokkade met Tamoxifen.
139
Wanneer wordt hormonale therapie ingezet?
Bij curatieve, palliatieve behandelingen, en als alternatief voor chirurgie.
140
Wat zijn de belangrijkste bevindingen van studies naar hormonale therapie?
Vijf jaar Tamoxifen vs. aromataseremmer toont lagere kans op recidief bij aromataseremmer.
141
Wat zijn de belangrijkste bevindingen van studies over Tamoxifen en aromataseremmers bij borstkanker?
Vrouwen die een aromataseremmer gebruikten, hadden een iets lagere kans op een recidief dan vrouwen die Tamoxifen gebruikten. ## Footnote Vijf jaar Tamoxifen vs. vijf jaar aromataseremmer.
142
Wat is het voordeel van het combineren van Tamoxifen met een aromataseremmer?
De groep die eerst Tamoxifen kreeg en daarna overstapte op een aromataseremmer, had nog steeds een voordeel en een lagere kans op een recidief. ## Footnote Vijf jaar Tamoxifen vs. eerst 2-3 jaar Tamoxifen gevolgd door een aromataseremmer.
143
Wat zijn de bijwerkingen van hormonale therapie bij borstkanker?
Patiënten ervaren vaak overgangsklachten zoals opvliegers, slaapproblemen, stemmingswisselingen, libidoverlies en concentratieproblemen. ## Footnote Omdat hormonale therapie de productie of werking van oestrogenen blokkeert.
144
Wat zijn de specifieke bijwerkingen van Tamoxifen?
Tamoxifen kan leiden tot een verhoogde kans op baarmoederkanker en trombose (1-2% van de patiënten).
145
Wat zijn de bijwerkingen van aromataseremmers?
Aromataseremmers kunnen botontkalking (osteoporose) en gewrichtsklachten (arthralgie) veroorzaken.
146
Wat is de standaardbehandeling voor postmenopauzale vrouwen met borstkanker?
Bij postmenopauzale vrouwen wordt standaard een aromataseremmer voorgeschreven. Mocht deze niet goed worden verdragen, dan kan worden overgestapt op Tamoxifen.
147
Wat zijn de behandelingsopties voor prostaatkanker?
Er zijn twee methoden om de invloed van testosteron op prostaatkanker te verminderen: testosteronproductie remmen/blokkeren en chirurgische castratie.
148
Hoe wordt testosteronproductie verminderd?
LHRH-agonisten (bijv. Leuproreline) verminderen testosteronproductie door de hypofyse te remmen.
149
Wat zijn de bijwerkingen van hormonale therapie bij prostaatkanker?
Mannen kunnen opvliegers, verminderd libido, erectiestoornissen, stemmingswisselingen, gewichtstoename, verlies van spiermassa en borstvorming (gynaecomastie) ervaren.
150
Wat is immunotherapie?
Immunotherapie maakt gebruik van het eigen immuunsysteem of immuunstoffen om lichaamsvreemde organismen of ontspoorde cellen zoals kankercellen te vernietigen.
151
Wat zijn cytokines?
Cytokines zijn eiwitten die een rol spelen in de communicatie tussen cellen van het immuunsysteem.
152
Wat zijn de primaire en secundaire lymfoïde organen?
Primaire lymfoïde organen zijn de thymus en het beenmerg. Secundaire lymfoïde organen zijn de milt, tonsillen en lymfeklieren.
153
Wat is het doel van checkpointremmers?
Checkpointremmers heffen de blokkade van kankercellen op zodat T-lymfocyten de tumorcellen weer herkennen als lichaamsvreemd.
154
Wat zijn de bijwerkingen van checkpointremmers?
Bijwerkingen zijn voornamelijk ontstekingen van organen zoals hypofysitis, colitis, hepatitis, dermatitis en pneumonitis.
155
Wat zijn monoklonale antilichamen?
Monoklonale antilichamen binden aan tumorantigenen op kankercellen, waardoor deze herkenbaar worden voor het immuunsysteem.
156
Wat zijn de bijwerkingen van targeted therapy?
Bijwerkingen kunnen koorts, koude rillingen, dyspneu, hypo- of hypertensie, bronchospasme en allergische reacties omvatten.
157
What is the percentage range for murien ‘ximab’?
60% - 95%
158
What is the percentage range for chimeer ‘zumab’?
95% - 98%
159
What is the percentage for gehumaniseerd ‘umab’?
100%
160
What are small molecules capable of?
They can penetrate the cell through the cell membrane and block intracellular signal transduction.
161
What does TKI stand for?
Tyrosinekinaseremmers (TKI) are known as nib’s.
162
Name two examples of TKI.
Imatinib and Erlotinib.
163
What are some common side effects of TKI?
Fatigue, anorexia, stomatitis, nausea, abdominal pain, diarrhea, skin problems, hand-foot syndrome, hypertension, increased risk of infection.
164
What is tumor lysis syndrome?
A syndrome of acute tumor cell breakdown due to treatment.
165
What are the treatments for hyperkalemia?
Insulin/glucose infusion, ion exchange resins (resonium), hemodialysis.
166
What is the goal of immunotherapy?
To stimulate and enhance the body's immune system to fight cancer.
167
How does immunotherapy work?
By lifting inhibitions on the immune system, administering antibodies that mark cancer cells, or stimulating immune cells outside the body and reintroducing them.
168
What is the purpose of targeted therapy?
To specifically target molecular changes characteristic of cancer cells.
169
How does targeted therapy work?
By blocking specific proteins, receptors, or molecular processes involved in the growth and spread of cancer cells.
170
What is an example of a monoclonal antibody?
Rituximab (anti-CD20) for B-cell lymphomas and chronic lymphocytic leukemia (CLL).
171
What is the mechanism of action for bispecific antibodies?
They bind simultaneously to tumor cells and T-cells to stimulate immune activation.
172
What is the role of checkpoint inhibitors?
They block inhibitory signals in the immune system, allowing T-cells to attack cancer cells more effectively.
173
What is CAR T-cell therapy?
A therapy where T-cells are genetically modified to specifically attack cancer cells.
174
What are the potential side effects of CAR T-cell therapy?
Tumor lysis syndrome and cytokine release syndrome (CRS).
175
What is the significance of radionuclide therapy?
It involves the use of radioactive isotopes for treatment, requiring careful radiation hygiene.
176
What types of radiation are there?
Alpha radiation, beta radiation, and gamma radiation.
177
What effect does radiation have on the body?
It can cause DNA damage, leading to cell death or tumor growth.
178
Wat is nodig om straling effectief af te schermen?
Lood of beton is vereist om effectief afgeschermd te worden.
179
Wat zijn fotonen?
Fotonen zijn energie-pakketjes en geen deeltjes.
180
Waarom is stralingsbescherming essentieel?
Straling kan schadelijk zijn voor cellen en DNA, wat kan leiden tot mutaties en mogelijk kanker.
181
Wat is het effect van straling op het lichaam?
Straling kan schade aan DNA veroorzaken, wat kan leiden tot celsterfte of tumorgroei.
182
Waarom is snelgroeiend weefsel gevoelig voor straling?
Snelgroeiend weefsel is kwetsbaarder omdat DNA openligt tijdens celdeling.
183
Wat is de eenheid van activiteit van radioactieve stoffen?
Activiteit (A) is het aantal desintegraties per seconde, uitgedrukt in becquerel (Bq).
184
Hoeveel desintegraties per seconde is gelijk aan 1 kBq?
1.000 desintegraties per seconde is gelijk aan 1 kBq.
185
Wat is de effectieve dosis van straling?
De effectieve dosis wordt uitgedrukt in sievert (Sv) en geeft het stralingsrisico aan.
186
Wat is de kans op kanker bij 1 sievert straling?
1 sievert geeft ongeveer 5% meer kans op kanker gedurende het leven.
187
Wat zijn de toepassingen van radioactieve stoffen in de nucleaire geneeskunde?
Technetium-99m voor beeldvorming, Fluor-18 voor PET-scans, en Jodium-131 voor schildklierdiagnostiek.
188
Wat zijn de drie principes van stralingsbescherming?
Tijd, afstand en afscherming.
189
Wat is de rol van Jodium-131 in de therapie?
Jodium-131 wordt gebruikt voor de behandeling van hyperthyreoïdie en schildklierkanker.
190
Wat is de prognose bij stadium 1 van mammacarcinoom?
Na 10 jaar leeft 95% van de patiënten nog.
191
Wat is de meest voorkomende vorm van schildklierkanker?
Papillairschildkliercarcinoom, goed voor 70-80% van de gevallen.
192
Wat zijn de symptomen van hypothyreoïdie?
Vermoeidheid, koud gevoel, haarverlies, hese stem, hartproblemen, en gewichtstoename.
193
Wat is de impact van radioactief jodium I-131 op de patiënt?
Patiënten ervaren angst voor straling en slikken van de capsule.
194
Wat is de procedure voor het verwijderen van de schilwachtklier?
Een kleine incisie in de oksel wordt gemaakt om de schilwachtklier te verwijderen.
195
Wat gebeurt er met de verwijderde lymfeklieren?
Ze worden onmiddellijk naar het laboratorium gestuurd voor snel onderzoek.
196
Wat is de rol van neoadjuvante chemotherapie (NAC)?
NAC kan nodig zijn als kankercellen niet goed reageren op chemotherapie.
197
Wat is de noodzaak voor verdere verwijdering van lymfeklieren?
Als de eerste lymfeklier die de tumor draineert kankercellen bevat, kan verdere verwijdering van de omliggende lymfeklieren in de oksel nodig zijn.
198
Wanneer is okselklierdissectie nodig na NAC?
Bij patiënten die neoadjuvante chemotherapie hebben ontvangen, kan een okselklierdissectie nodig zijn als de kankercellen niet goed reageren op de chemotherapie, of als er aanwijzingen zijn dat de kankercellen in de okselklieren blijven.
199
Wat is het verhoogde risico op metastasen?
Bij patiënten met een grote tumor of meerdere verdachte lymfeklieren die niet met andere technieken zoals de sentinel node biopsie kunnen worden onderzocht.
200
Wanneer is okselklierdissectie nodig bij afwezigheid van NAC?
Als de lymfeklieren bij de diagnose al als positief gemarkeerd zijn door beeldvorming of biopsie.
201
Wat houdt een okselklierdissectie in?
Bij een okselklierdissectie worden de lymfeklieren in de oksel verwijderd, van het laagste niveau tot aan de okseltop.
202
Wat zijn de mogelijke complicaties van een okselklierdissectie?
Deze ingreep gaat vaak gepaard met lymfoedeem (bij 5–19% van de patiënten), pijnklachten en functieverlies van de schouder (bij 10–15%).
203
Wat zijn de nabehandelingen na borstkanker?
Immunotherapie, chemotherapie, radiotherapie, anti-hormonale therapie, specifieke anti HER-2 overexpressie therapie zoals Trastuzumab.
204
Wat is Trastuzumab?
Een monoclonaal antilichaam dat aangrijpt op het HER-2 eiwit, gebruikt bij 12% van de mammacarcinomen.
205
Wat zijn de risicofactoren voor borstkanker?
Leeftijd (80% is ouder dan 50 jaar), lange menstruele activiteit, erfelijke of familiaire achtergrond, eerder doormaken van borstkanker/DCIS, kinderloosheid, (veel) alcohol, roken, bestraling van het borstgebied in het verleden, hormonale suppletie.
206
Hoe wordt borstkanker opgespoord?
Via zelfonderzoek, bevolkingsonderzoek voor borstkanker (50-75 jaar), en preventief onderzoek bij de groep met erfelijke/familiaire belasting.
207
Welke veranderingen kunnen op borstkanker wijzen?
Knobbel in de borst, huidintrekking, sinaasappelhuid, zweer, roodheid, tepelintrekking, tepel uitvloed, tepeleczeem, onbekende pijnklachten.
208
Wat is het traject voor de patiënte na diagnose?
Aanmelding, diagnostiek, uitslag, voorlichting, behandeling, aanvullende behandeling (adjuvante therapie), follow-up.
209
Wat is de rol van de verpleegkundig specialist?
Aanspreekpunt, coördinatie, intake, bespreken van uitslagen, voorlichting en begeleiding, wondzorg en medicatie voorschrijven, signaleren van problemen en verwijzen.
210
Wat houdt de aanmelding van een patiënte in?
Patiënte heeft een klacht m.b.t. de borst of afwijking op mammogram/CT. De huisarts of specialist meldt aan.
211
Wat is de procedure voor diagnostiek?
Anamnese, lichamelijk onderzoek, beeldvorming, multidisciplinair overleg (MDO), bespreken uitslag met patiënte.
212
Wat is het doel van beeldvorming?
Mammografie en echografie om cyste of solide afwijking te onderscheiden.
213
Wat is het verschil tussen cytologie en histologie?
Cytologie kijkt naar cellulaire kenmerken, terwijl histologie kijkt naar cellen en weefselarchitectuur.
214
Wat is de nazorg na een biopsie?
Afdrukken en verbinden met gaas en cutiplast, evt. drukverband aanbrengen, na 4 uur verband verwijderen, steristrips laten zitten.
215
Wat is CT-mammografie?
Verdenking op mammacarcinoom bij onduidelijkheid op echo/mammo, met of zonder contrast.
216
Wat is een Mammotome?
Een apparaat voor vacuum-geassisteerde biopsie, waarmee meerdere stukjes borstweefsel kunnen worden opgezogen voor histologisch onderzoek.