VO week 1 Flashcards

(18 cards)

1
Q

Wat is het belangrijkste effectormechanisme van de innate immuniteit?

A

fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fagocytose?

A

het proces waarbij gespecialiseerde cellen een micro-organisme door middel van endocytose in zich opnemen en daarna intracellulair doden en verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen hebben de grootste fagocytosecapaciteit?

A

macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar komen macrofagen in het lichaam voor?

A

in de weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar komen monocyten in het lichaam voor?

A

in het bloed (het zijn de voorlopercellen van macrofagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarmee herkennen fagocyten micro-organismen?

A

pattern recognition receptors (PRR’s)
ze herkennen hiermee PAMPs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn PAMPs?

A

pathogen-associated molecular patterns

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van prokaryoten?

A
  • geen kern (DNA los in cytoplasma)
  • haploïd
  • geen mitochondriën
  • geen endoplasmatisch reticiulum
  • geen Golgi apparaat
  • kleine ribosomen (70S)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van eukaryoten?

A
  • kern
  • diploïd
  • mitochondriën
  • endoplasmatisch reticulum
  • Golgi apparaat
  • Grote ribosomen (80S)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil in de celwand van gram positieve en gram negatieve bacteriën?

A

gram positief: dikke laag peptidoglycaan met ketens van lipoteichoïnezuur
gram negatief: dunne laag peptidoglycaan met buitenmembraan, een lipidemembraan met porines, lipoproteïinen en lipo-oligosacchariden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke receptor op macrofagen bindt beta-glucan op de Candida albicans?

A

Dectin-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de PAMP op Candida albicans?

A

beta-glucan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is lysozym?

A

enzym betrokken bij de afbraak van peptidoglycaan, de belangrijkste component van de celwand van grampositieve bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke type bacterie (gram+ of gram-) is gevoeliger voor lysozym?

A

grampositieve bacteriën, want die hebben een celwand van voornamelijk peptidoglycaan, terwijl de dunne laag peptidoglycaan van gramnegatieve bacteriën afgeschermd wordt door een laag lipopolysacchariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn fimbriae/pili?

A

haarvormige uitsteeksels op een bacterie-oppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is hemagglutinatie?

A

agglutinatie van erytrocyten

14
Q

Welke factoren die in moedermelk aanwezig zijn, kunnen aanhechting van pathogenen in de darm van de baby verhinderen?

A

antistoffen (bijv. circulatoir IgA, IgM) en oligosacchariden in de moedermelk

15
Q

Hoe kan de aanwezigheid van een kapsel rondom een bacterie ‘zichtbaar’ gemaakt worden?

A

met een kleuring die de bacterie en de achtergrond wel kleurt, maar het kapsel niet