VO week 3 Flashcards

1
Q

Onder invloed van welke chemokinereceptor en aangetrokken door welke chemokinen worden dendritische cellen aangetrokken om het T-celgebied in te trekken in de lymfeklier?

A

CCR7

CCL19, CCL21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke cellen scheiden CCL19 en CCL21 in het T-celgebied van de LK uit?

A

lokale stromale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 4 algemene vereisten voor de opbouw van perifere lymfoïde organen?

A
  • antigeen moet toegang hebben tot deze organen
  • de microscopische organisatie moet zo gestructureerd zijn dat immuunresponsen zo effectief mogelijk kunnen worden uitgevoerd
  • T- en B-lymfocyten moeten gemakkelijk toegang hebben tot deze lymfoïde organen.
  • Effectormoleculen, -lymfocyten en geheugenlymfocyten moeten kunnen worden afgevoerd en afgegeven aan de circulatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komen antigenen vanuit de periferie op de juiste plek in de lymfeklier (noem 3 wegen/methoden)?

A
  • via antigeen presenterende cellen uit de periferie
  • vrij antigeen via de lymfebanen, kan binden aan macrofagen in de randsinus, en worden zo naar B-lymfocyten getransporteerd
  • kleinere antigenen kunnen snel getransporteerd worden via het buizensysteem in de LK naar de T-cel en B-cel gebieden.
  • nog vrij aanwezig antigeen kan opgenomen worden door APCs, zowel in cortex als medulla
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor worden naïeve B-lymfocyten gekenmerkt?

A

IgM en IgD op hun oppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor wordt een lymfocytencorona gevormd?

A

‘rustende’ naïeve B-lymfocyten die als een ring rondom het kiemcentrum liggen (ook wel lymfocytenkrans of mantelzone)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreek je van een secundaire follikel?

A

wanneer er een kiemcentrum in een follikel aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een belangrijke niet-lymfoïde cellulaire component van de follikel?

A

folliculaire dendritische cellen (FDCs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de oorsprong van FDC’s?

A

niet het beenmerg, maar fibroblast(achtige) cellen uit het bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van folliculair dendritische cellen (FDC’s) en hoe voeren ze deze functie uit?

A
  • de functie is het het presenteren van gehele antigenen aan B-lymfocyten in een follikel
  • FDCs hebben lange uitlopers en brengen veel Fc-receptoren en complementreceptoren tot expressie. Daarmee kunnen ze vrij antigeen in de vorm van antigeen-antilichaamcomplexen (immuuncomplexen) vangen en aanbieden aan B-lymfocyten (dus niet op MHC mmolecuul)

Daarnaast scheiden FDCs verschillende chemokinen en cytokinen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke manier zijn de endotheelcellen van hoogendotheelvenulen (HEV) gespecialiseerd?

A

ze produceren chemokinen en aan de lumenzijde brengen ze adhesiemoleculen op hun oppervlak tot expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke cellen komen veel voor in de mergstrengen en wat is de functie van die cellen?

A
  • macrofagen
  • verder filteren van de lymfe en deze ontdoen van dode cellen, celdebris, micro-organismen, immuuncomplexen en oplosbare antigenen
  • plasmacellen
  • productie van antistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke receptor gaan geactiveerde T-lymfocyten meer tot expressie brengen in de LK, en welke minder?

A
  • meer: folliculaire chemokinereceptoren (CXCR5)
  • minder: T-celgebied chemokinereceptoren (CCR7)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe heten T-lymfocyten die CXCR5 tot expressie brengen?

A

folliculaire helper T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke receptor gaan B-lymfocyten hoger en lager tot expressie brengen in de LK na contact met antigeen in de follikel?

A
  • minder: folliculaire chemokinereceptoren (CXCR5)
  • meer: T-celgebied chemokinereceptoren (CCR7)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lees nog even pg. 153 leerboek immunologie vanaf “Een deel gaat …

A

Gedaan?

17
Q

Wat is het klinische gevolg van teveel litteken weefsel door bijvoorbeeld herhaalde infarcten?

A

Verlies van de functie van het weefsel (in dit geval vermindering van de pompfunctie van het hart)

Dit kan leiden tot: Kortademigheid, vermoeidheid, hartfalen (enkeloedeem, slapend een beetje rechtop/niet plat)
Kortademigheid door vocht in de longen door stuwing door verminderde pompfunctie. Als je vocht in de longen hebt dan
Gedempte percussie
Crepitaties

18
Q

In welk compartiment komen de sterkst IgM-positieve cellen voor? Welke cellen zijn dit?

A

In de cortex en vooral heel dicht in de follikels. Dit zijn naïeve B-lymfocyten/rijpende B-lymfocyten. De lokalisatie van de kleuring is hier vooral op het membraan.

19
Q

Hoe verklaar je de aanwezigheid van T-cellen in de mergstrengen en -sinussen?

A

(Na activatie) moeten sommige T-cellen de circulatie in, en die proberen dan via de efferente lymfeflow de lymfeklier te verlaten.

20
Q

Hoe hangt de lokalisatie van macrofagen in de lymfeklier samen met hun specifieke functie?

A

randsinus: binden vrij Ag en brengen dit vervolgens naar B-lymfocyten

trabekelsinus/mergstrengen: filterfunctie. filteren lymfe verder en ontdoen deze van dode cellen, celdebris, micro-organismen, immuuncomplexen en oplosbare antigenen.

21
Q

Wat is de functie van folliculaire dendritische cellen?

A

FDC’s hebben lange uitlopers en brengen aan hun oppervlak veel Fc-receptoren en complementreceptoren tot expressie. Hierdoor zijn ze in staat om antigeen in de vorm van antigeen-antilichaamcomplexen (immuuncomplexen) te vangen, vast te houden en te presenteren aan B-lymfocyten.
FDC’s bewerken de antigenen niet intracellulair, dus het antigeen is in natieve vorm aanwezig.

22
Q

Welke rol speelt de relatief hoge dichtheid aan receptoren voor immunoglobulinen en complement op het oppervlak van folliculaire DC hierbij?

A

Hierdoor kunnen ze makkelijk de antigeen-antilichaamcomplexen vangen en vasthouden.

23
Q

Hoe onderscheid je een primaire van een secundaire follikel? Welke processen vinden er plaats in een secundaire follikel?

A

Een secundaire follikel heeft een follikelcentrum (lichtgekleurd) en een donkere corona eromheen.
Processen: class switch recombination en somatische hypermutatie (affiniteitsmaturatie)