VO week 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie residente darmflora enterotypen?

A

1: bacteroides
2: prevotella
3: ruminococcus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van welke lokale factoren is de samenstelling van de residente flora afhankelijk?

A
  • pH
  • temperatuur
  • vochtigheid
  • immuunrespons van de gastheer
  • bacteriocinen: anti-microbiële stoffen geproduceerd door bacteriën zelf
  • voedingspatroon gastheer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn bacteriocinen?

A

anti-microbiële stoffen, geproduceerd door bacteriën zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn fimbriae?

A

kleine uitsteeksels van de bacteriële envelop die adhesines dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een endogene infectie?

A

een infectie veroorzaakt door de residente flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een exogene infectie?

A

een infectie veroorzaakt door niet-residente flora (van buitenaf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn oorzaken van endogene infecties?

A
  • antibiotica
  • systemische verminderde afweer
  • intraveneuze lijnen
  • transplantatie
  • chirurgische ingrepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn oorzaken van exogene infecties?

A
  • inhalatie
  • snijwond
  • ingestie
  • seksueel contact
  • insectenbeet
  • transfusie
  • chirurgische ingrepen
  • transplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is steriel?

A

de afwezigheid van levende micro-organismen en bacteriële sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 maatregelen worden in ziekenhuizen genomen om exogene besmettingen te voorkomen?

A
  • sterilisatie
  • desinfectie
  • microbiologisch veilig handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de 4 sterilisatiemethoden

A
  • verhitting
  • ioniserende straling
  • gas (formaldehyde / ethyleenoxide)
  • ultrafiltratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van desinfectie?

A

het verminderen van het aantal micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de sporulatiecyclus

A

1: uithongering bacterie
2: DNA-deling
3: vorming van een DNA-cortex rondom het DNA
4: dehydratie
5: cellysis
6: spoor
7: ontkiemen van spoort
8: vegetatieve cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor wordt de kans op een infectie verhoogd bij een verstoring van de kolonisatie-resistentie?

A
  • overheersing aerobe residente darmflora
  • inmenging van micro-organismen van buitenaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de naam voor rondvormige bacteriën
- in duo’s
- in ketens
- in trossen

A
  • diplokokken
  • streptokokken
  • staphylokokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de naam voor kommavormige bacteriën?

A

vibrio

17
Q

Wat is de naam voor spiraalvormige bacteriën?

A

spirillen

18
Q

Hoe kleuren grampositieve bacteriën bij een gramkleuring?

A

paars

19
Q

Hoe kleuren gramnegatieve bacteriën bij een gramkleuring?

A

rood

20
Q

Wat is een electief voedingsmedium?

A

voedingsmedium waarbij je bepaalde bacteriën op grond van uiterlijk kan uitkiezen

21
Q

Wat is een selectief voedingsmedium?

A

medium met remstoffen om ongewenste groei van niet interessante bacteriën te remmen (bv. die van de residente flora)

22
Q

Wat is kolonisatie-resistentie?

A

belang van residente flora om ongewenste interactie tussen micro-organismen van buitenaf en de mens te voorkomen

23
Q

Wat zijn potentieel pathogene / facultatief pathogene bacteriën?

A

bacteriën die als gevolg van het evenwicht tussen alle andere bacteriesoorten onderling zich niet kunnen vermeerderen tot aantallen waarin ze het menselijke lichaam schade kunnen toebrengen, tenzij om een of andere reden het evenwicht in de microflora verstoord wordt.

24
Q

Wat is de transiënte flora?

A

micro-organismen die toevallig ergens terechtgekomen zijn en meestal vrij snel weer worden geëlimineerd

25
Q

Wat is de meest voorkomende bacteriële verwekker van tonsillitis?

A

Streptococcus pyogenes

26
Q

Waarom wordt een reinstrijk uitgevoerd?

A

Voor de beoordeling van de bacteriekweek is het noodzakelijk dat bacteriekolonies apart liggen, want een losliggende kolonie komt voort uit één enkele levende bacterie. Alleen dan kunnen de verschillende bacteriesoorten geïsoleerd en gedetermineerd worden.

27
Q

Wat is roodvonk?

A

huiduitslag bij een acute tonsillitis t.g.v. Streptococcus pyogenes die een erythrogeen toxine produceert

28
Q

Waarom is een keelstrijk niet meer de gouden standaard bij diagnostiek van acute tonsillitis t.g.v. S. pyogenes?

A
  • dragerschap (6-30% bij kinderen, 1-7% bij volwassenen)
  • ca. 10% fout-negatief
  • bij positieve kweek toont slechts de helft een stijging van de antistreptrolysinetiter (AST) in het serum
29
Q

Wat zijn aerobe bacteriën?

A

bacteriën die zuurstof nodig hebben voor groei

30
Q

Wat zijn anaerobe bacteriën?

A

bacteriën die doodgaan in de aanwezigheid van zuurstof

31
Q

Wat zijn facultatief aerobe/anaerobe bacteriën?

A

bacteriën die met of zonder zuurstof leven

32
Q
A