Vocabulaire: l'actualité (1) Flashcards
(100 cards)
1
Q
de politie
A
la police
2
Q
een politieagent
A
un policier
3
Q
oppakken/arresteren
A
arrêter
4
Q
waarom
A
pourquoi
5
Q
omdat
A
parce que
6
Q
omwille van, wegens, door
A
à cause de
7
Q
want
A
car
8
Q
dus
A
donc
9
Q
een vuur
A
un feu
10
Q
helpen
A
aider
11
Q
dringend
A
urgent
12
Q
de misdadiger
A
le criminel
13
Q
een rechtbank
A
un tribunal
14
Q
het proces
A
le procès
15
Q
een advocaat
A
un avocat
16
Q
een bom
A
une bombe
17
Q
veroordelen
A
condamner
18
Q
in de gevangenis
A
en prison
19
Q
de rechter
A
le juge
20
Q
een misdaad
A
un crime
21
Q
belangrijk
A
important
22
Q
een politicus
A
un homme politique
23
Q
een gebeurtenis
A
un évènement
24
Q
de oorlog
A
la guerre
25
verschrikkelijk
terrible
26
de crisis
la crise
27
internationaal
international
28
aanvallen
attaquer
29
een ramp
une catastrophe
30
een conflict
un conflit
31
betogen
manifester
32
de reactie
la réaction
33
een oplossing
une solution
34
nationaal
national
35
een overeenkomst
un accord
36
een brand
un incendie
37
is gestorven
est décédé
38
een slachtoffer
une victime
39
de Europese Unie
l'Union Européenne
40
een vuurwapen
une arme à feu
41
heeft geschoten
a tiré
42
een aanslag
un attentat
43
een vluchteling
un réfugié
44
de grens
la frontière
45
heeft vernietigd
a détruit
46
heeft gedood
a tué
47
de speech
le discours
48
redden
sauver
49
een mondmasker
un masque
50
een gewonde
un blessé
51
gevaarlijk
dangereux
52
er is geweest
il y a eu
53
er wal zijn/ er zullen zijn
il y aura
54
verplicht
obligatoire
55
stelen
voler
56
terrostisch
terroriste
57
de verkiezingen
les élections,
58
een mening
une opinion
59
het parlement
le parlement
60
vragen
demander
61
weigeren
refuser
62
een debat
un débat
63
een argument
un argument
64
geheim
secret
65
een taks, een belasting
une taxe
66
dalen
diminuer
67
stijgen
augmenter
68
als
si
69
rijk
riche
70
arm
pauvre
71
een aardbeving
un tremblement de terre
72
de brandweer
les pompiers
73
een baas
un patron
74
in België
en Belgique
75
in Frankrijk
en France
76
in Oekranië
en Ukraine
77
in Rusland
en Russie
78
in Duitsland
en Allemagne
79
in China
en Chine
80
in het Verenigd Koninkrijk
au Royaume-Unie
81
in de Verenigde Staten
aux etats-unis
82
in Nederland
aux Pays-Bas
83
stemmen
voter
84
een partij
un parti
85
de regering
le gouvernement
86
de wet
la loi
87
beslissen
décider
88
de vrijheid
la liberté
89
het recht hebben om
avoir le droit de
90
de koning
le roi / la reine
91
de president
le président
92
de eerste minister
le premier ministre
93
het racisme
le racisme
94
vanzelfsprekend, natuurlijk
évidement
95
een land
un pays
96
extreemlinks
extrême gauche
97
extreemrechts
extrême droite
98
de kandidaat
le candidat
99
het programma
le programme
100
en
au
aux
pays en -E
pays pas en -E
pays au pluriel