Vocabulaire: les médias (2) Flashcards
(32 cards)
1
Q
l’abonnement (m)
A
een abonnement
2
Q
l’activité (f)
A
een activiteit
3
Q
l’avantage (m)
A
het voordeel
4
Q
la bibliothèque
A
de bibliotheek
5
Q
la communication
A
de communicatie
6
Q
le développement
A
de ontwikkeling
7
Q
l’inconvénient (m)
A
het nadeel
8
Q
l’interview (f)
A
de interview
9
Q
la lettre
A
de brief
10
Q
le livre
A
het boek
11
Q
le message
A
de booschap, het bericht
12
Q
le public
A
het publiek
13
Q
le public cible
A
de doelgroep
14
Q
amusant(e)
A
prettig
15
Q
bête
A
dom
16
Q
intéressant(e)
A
interessant
17
Q
libre
A
vrij
18
Q
nul, nulle
A
stom
19
Q
adorer
A
dol zijn op, heel graag zien
20
Q
aimer
A
houden van, graag zien
21
Q
communiquer
A
communiceren
22
Q
écouter (quelque chose)
A
luisteren (naar iets)
23
Q
entendre
A
horen
24
Q
lire
A
lezen
25
parler de
spreken over
26
prendre un abonnement
een abonnement nemen
27
réfléchir
nadenken
28
regarder (quelque chose)
(naar iets) kijken
29
s'abonner (à)
zich abonneren (op)
30
s'adresser (à)
zich richten tot
31
se souvenir de
zich herinneren
32
s'intéresser à
zich interesseren voor