Week 12 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat is ODD?

A
  • Conflicten, snel boos, niet naar regels of volwassenen luisteren, wraakzuchtig
  • kan overgaan in conduct disorder
  • Prevalentie: 3%, M=V
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is conduct disorder(CD)?

A
  • Grondrechten anderen of belangrijke maatschappelijke normen/regels schende: agressie naar mensen en dieren, vernieling, bedrog/diefstal, ernstige overtreding regels
  • specifeer of begin in kinderleeftijd(ongunstig)
  • specifier met beperkte prosociale emoties(psychopathie)
  • prevalentie: 2%, M>V
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is DMDD?

A
  • erge herhalende driftbuien, ertussen blijvend boos, begonnen <10jr
  • niet alleen tijdens depressieve episode of agv andere psychische stoornis
  • onbekende prevalentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn gedragsstoornissen bij kinderen?

A
  • comorbiditeiten: ADHD, depressie, angststoornis, middelenmisbruik
  • etiologie: omgeving, kindfactoren
  • behandeling: psycho-educatie, gedrags- en systeemtherapie
  • prognose: meestal afname symptomen, verhoogd risico op depressie, verslaving en persoonlijkheidsstoornissen en sociale nadelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is tolerantie?

A

Steeds meer nodig om zelfde effect te krijgen door gewenning
Weg na afkicken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe bereken je het promillage met alcohol?

A

Promillage 0,5= 0,5 g/L
Verdeelt over totaal lichaamswater(60% gewicht)
0de orde afbraak(vaste hvlh/tijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt disulfram?

A

Blokkeert aldehyde dehydrogenase waardoor ophoping acetaldehyde en snel na alcohol inname kater-achtige symptomen(ziek voelen) -> aversie tegen alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de effecten van opiaten?

A
  • pijnstilling
  • euforie
  • ademdepressie: naloxon nasaal(werkt snel)
  • verminderde hoestreflex
  • miosis
  • misselijkheid
  • obstipatie
  • hypotensie
  • bradycardie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de effecten van amfetamines?

A
  • onderdrukken eetlust
  • geheugenstoornis
  • hartritmestoornis
  • hyperthermie
  • verwijde pupillen
  • sympathische effecten
  • hallucinaties
  • intoxicatie: knarsetanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt cocaïne?

A
  • toediening: oraal, snuiven of iv(snelst)
  • Verminder eetlust en slaapbehoefte, meer zelfvertrouwen, hyperactiviteit, vasoconstrictie en tachycardie
  • Overdosis: paranoide psychose, stereoptiep gedrag, convulsies, coronairspasmen(+) en ritmestoornissen, wijde pupillen
  • abstinentiesyndroom: agitatie, dysforie, honger en lethargie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het advies v/d Gezondheidsraad voor alcoholgebruik?

A
  • niet of weinig drinken(max 1 glas/dag)
  • Hogere opleiding, mannelijk geslacht en jonge leeftijd zijn geassocieerd met meer drinken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houd het alcoholbeleid v/d overheid in?

A
  • Accijns verhogen
  • Beperken aantal verkooppunten
  • Overdag geen alcoholreclames
  • Max 25% korting
  • Leeftijdscontrole
  • Beboeten v/h geven van alcohol aan minderjarigen op openbare plaatsen
  • Openbare dronkenschap beboeten
  • Max 0,5 promille met autorijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn persoonlijkheidsstoornissen?

A
  • persoonlijkheid: manier van denken, voelen, doen en relaties
  • Persoonlijkheidsstoornis: duurzaam patroon gedragingen en innerlijke ervaringen wat duidelijk afwijkend + lijdensdruk en beperkingen in functioneren
  • begint vaak op jongvolwassen leeftijd
  • prevalentie: 10%, 40% bij psychiatrische stoornissen
  • etiopathogenese: genetische (stressgevoeligheid en temperament) en omgevingsfactoren(gestoorde hechting, trauma)
  • behandeling: psychotherapie, medicatie bij borderline
  • goede prognose met behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn cluster A persoonlijkheidsstoornissen?

A
  • Vreemd of excentriek
  • Realiteits-distorsies, mn cognitieve stoornissen, kortdurend psychotische kenmerken
  • Introvert, beperkte emoties en teruggetrokken in sociale karakter
    Stoornissen
  • Paranoïde: wantrouwen en achterdocht
  • Schzoïde: afstandelijk in relaties, liefst alleen, beperkte emoties
  • Schizotypische: cognitieve of perceptuele vervormingen, vreemd of excentriek gedrag, gebrek aan aandacht voor sociale conventies, geen interesse in relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn cluster B persoonlijkheidsstoornissen?

A

Externaliserend: dramatisch, emotioneel, impulsief; mn problemen met impulsen en affecten
Stoornissen
- antisociale: schenden van andermans rechten, geen spijt, anderen manipuleren en schaden
- Borderline: instabiel, impulsief, zichzelf schaden
- Histrionische: behoefte aan aandacht, aandacht vragen, overdreven, snel wisselende emoties, emoties bespelen
- Narcistische: behoefte aan bewondering, grootheidsgevoel, opscheppen, weinig empathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn cluster C persoonlijkheidsstoornissen?

A
  • angstig, onzeker en introvert; vallen niet snel op
    Stoornissen
  • Vermijdende: geremd in contact(maar wel behoefte), gevoelens van insufficiëntie, gevoelig voor negatieve beoordeling
  • Afhankelijke: niet zelf beslissingen kunnen nemen, submissief en aanklampend gedrag, geen initiatief nemen
  • Dwangmatige: ordelijk, perfectionistisch, niet flexibel, preoccupatie met details en regels
17
Q

Wat zijn hechtingsstijlen?

A

Verwachting van anderen en zelfbeeld
- veilige hechtingsstijl: +/+
- angstig-gepreoccupeerde hechtingsstijl: +/-
- afwijzend-vermijdende hechtingsstijl: -/+
- angstige-vermijdende hechtingsstijl: -/-

18
Q

Wat zijn afweermechanismen?

A
  • steeds meer verstoring relaties en realiteits-distorsie
  • Adaptief: anticiperen, beheersen, humor, sublimeren
  • Neurotisch: intellectualiseren, affect isolatie, ongedaan maken, overdekken door tegendeel(reactie-formatie), rationaliseren, verdringing, verschuiven
  • Primitief: ageren(acting-out), devalueren, externaliseren, hulp-afwijzend klagen, idealiseren, ontkennen, passieve agressiviteit, projecteren, splitsen, projectieve identificatie
  • Afweer dysregulatie: verlies realiteitstoetsing → psychotisch realiteitsverlies
19
Q

Wat zijn parallelprocessen?

A

Patiënt idealiseert en devalueert zorgverleners waardoor tweespan in behandelteam kan ontstaan over beleid