week 12 HC2 calcium- en fosfaatstoornis Flashcards

1
Q

hoe zijn de fracties van calcium in circulatie verdeeld?

A
  • geïoniseerd calcium (vrij) ~ 50%
  • eiwit gebonden ~ 40%, PH afhankelijk
  • gecomplexeerd calcium ~ 10%
    b.v. citraat, sulfaat, fosfaat

Routine bloedtesten meten de 3 vormen samen
Alleen het geïoniseerde calcium is biologisch actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe bereken je gecorrigeerd calcium?

A

Gecorr. Ca = gemeten [Ca*] + ({40-[Alb**]} x 0.02) = …..mmol/l

  • [Ca] in mmol/l
    **[Albumine] in g/l
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke hormonen zijn betrokken bij de extracellulaire calciumhuishouding?

A
  • Bijschildklierhormoon (PTH)
  • Vitamine D (1,25-(OH)2D3)
  • Calcitonine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de effecten van PTH bij extracellulaire calciumhuishouding?

A
  • mobilisatie Ca en P uit skelet via stimulatie osteoclastaire botresorptie
  • verhoging renale Ca-drempel en verlaging P-drempel
  • stimulatie 1α-hydroxylase nier
  • Het belangrijkste effect is constant houden s. Ca2+, dit gebeurt heel snel (seconden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de effecten van Vitamine D bij extracellulaire calciumhuishouding?

A
  • Intestinale absorptie van calcium
  • actief transport
    afhankelijk van 1,25-(OH)2D3
    verzadigbaar
  • passief transport
    afhankelijk gradiënt calcium lumen versus bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de effecten van calcitonine bij extracellulaire calciumhuishouding?

A
  • directe remming osteoclastaire botresorptie
  • receptoren in de hersenen (pijn?)
  • geen duidelijke effecten calcium huishouding bij verwijdering schildklier
  • geen duidelijke effecten calcium huishouding bij medullair schildkliercarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de belangrijkste regulatoren van de Ca2+ homeostase?

A
  • PTH en vitamine D (1,25-(OH)2D3) zijn belangrijkste regulatoren van de Ca homeostase
  • Calcitonine speelt een ondergeschikte rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar is fosfaat o.a. nodig voor?

A
  • Bot (mineralisatie)
  • DNA
  • Fosforylering van receptoren/eiwitten
  • Energy opslag (ATP)
  • Zuur-base buffer

Bevindt zich in bot, intracellulair (veel meer dan calcium) en extracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de hormonen betrokken bij fosfaathuishouding?

A
  • Bijschildklierhormoon (PTH)
  • Vitamine D (1,25-(OH)2D3)’
  • Fibroblast groeifactor 23 (FGF23)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de effecten van bijschildklierhormoon (PTH) bij extracellulaire fosfaathuishouding?

A
  • Remt de NaPi transporter in nier waardoor remming P reabsorptie
  • Stimuleert 1-a hydroxylase waardoor verhoogde productie (1,25-(OH)2D3) vitamine-D
  • Stimuleert osteoclastaire botresoptie via de osteoblast (stimulatie RANKL, remming OPG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de effecten van Vitamine D bij extracellulaire fosfaathuishouding?

A
  • Stimuleert de calcium en fosfaat absorptie in de darm
  • Stimuleert osteoclastaire botresorptie
  • Stimuleert de productie van fibroblast groeifactor 23 (FGF23)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de effecten van fibroblast groeifactor 23 (FGF23) bij extracellulaire fosfaathuishouding?

A
  • Fosfatonine = fosfaturische factor
  • Leidt tot fosfaatverlies via de nier (fosfaatverlies via de urine)
  • Soms aangeboren verhoogde spiegels van FGF 23 (X-linked hypofosfatemie)
  • Soms verworven (tumor induced osteomalacie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de klachten van hypofosfatemie?

A
  • Skelet: rachitis (jeugd) osteomalacie (ouderen) met verkrommingen, botpijnen en breuken
  • Spieren: spierpijn en spierzwakte (waggelgang)
  • Vermoeidheid
  • Dysfunctie van hart en hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de risicogroepen voor vitamine D deficiëntie in Nederland en waartoe leidt een vitamine D deficiëntie?

A
  • Risicogroepen voor vitamine D deficiëntie in Nederland zijn bejaarden en allochtonen
  • Vitamine D deficiëntie leidt tot mineralisatie defect skelet en secundaire hyperparathyreoïdie (verhoogde ombouw)
  • Een lage inneming van calcium doet bij vitamine D tekort de ernst van de secundaire hyperparathyreoïdie toenemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het verschil tussen een primaire-, secundaire-, en tertiaire hyperparathyreoïdie?

A

Primaire hyperparathyreoïdie
- Toegenomen PTH-afgifte op basis van primaire bijschildklierziekte

Secundaire hyperparathyreoïdie
- Toegenomen PTH-afgifte als gevolg van langdurige hypocalciëmie

Tertiaire hyperparathyreoïdie
- Autonome PTH-overproductie in plaats van toegenomen PTH-afgifte in het kader van een secundaire hyperparathyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke symptomen komen kijken bij hypercalciëmie?

A
  • Neurologisch
    concentratiestoornissen, depressie. verwardheid, coma. verminderde spierkracht
  • Gastrointestinaal
    misselijkheid, braken, obstipatie, ulcus pepticum, pancreatitis
  • Urologisch
    polyurie (polydipsie), nierstenen
  • Cardiaal
    ritmestoornissen (bradycardie, AV-block)