Week 2 - Hc. 5: Basale mechanismen COPD Flashcards

1
Q

COPD

A

Chronic Obstructie Pulmonary Disease is een verzamelnaam voor longaandoeningen die zich kenmerken door chronische respiratoire klachten (benauwdheid, hoest, sputum productie en exacerbaties) tgv afwijkingen in de luchtwegen (bronchitis, bronchiolitis) en/of alveoli (emfyseem). Dit leidt tot persisterende, vaak progressieve luchtwegobstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epidemiologie - prevalentie

A
  • 300 miljoen wereldwijd, prevalentie 10,3%
  • 3 miljoen doden per jaar
  • Hoger bij rokers tov niet-rokers
  • meer frequent >40 jaar tov <40 jaar
  • Man>vrouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicofactoren COPD

A

genetische factoren
- a1-antitrypsine deficiëntie (SERPINA 1-gen)
- MMP12
- >40 jaar, man>vrouw
Infecties
- infecties kinderleeftijd
- tuberculose
- HIV

Omgevingsfactoren
- roken
- beroepsgerelateerde blootstelling
- luchtvervuiling
- lagere socio-economische status

Vertraagde of gestoorde longgroei (bv. vroeggeboorte) en ontwikkeling

Luchtweg hyperreactiviteit, allergie en astma bronchiale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorgestelde taxonomy voor COPD

A
  • COPD-G -> genetisch
  • COPD-D -> abnormale long ontwikkeling
  • COPD-C -> roken
  • COPD-P -> vervuiling
  • COPD-I -> infecties
  • COPD-A -> Astma
  • COPD-U -> onbekende oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathogenese COPD

A

oxidatieve stress
- oxidanten gegenereerd door oa sigarettenrook, of vrijkomend uit oa macrofagen en neutrofielen
- verlaagd niveau van endogene antioxidanten

Protease-antiprotease onbalans
- proteasen uit inflammatoire cellen leiden tot destructie van elastine en daarbij ontstaan van emfyseem

Inflammatoire cellen en mediatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gevolgen van inflammatie en toxische stoffen (bijv. bij roken)

A

Roken
-> chronische ontsteking long
-> productie elastase
-> a1-antitrypsine
-> Verlies elastische vezels + Neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Componenten van luchtwegweerstand in COPD (reversibel of niet)

A
  • Chronische ontsteking (reversibel)
  • Contractie van gladde spiercellen (reversibel)
  • Vernauwing en fibrose van luchtwegen (irreversibel)
  • Destructie van alveolaire structuur en septae (irreversibel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pathofysiologie COPD

A
  • Afwijkende gasuiwisseling
  • Mucushypersecretie
  • Pulmonale hypertensie
  • Exacerbaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom afwijkende gasuitwisseling bij COPD

A
  • Tgv verlies alveolair oppervlak
  • afgenomen ventilatie (obstructie, hyperventilatie en spierzwakte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom pulmonale hypertensie bij COPD

A

Tgv hypoxische vasoconstrictie van kleine arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom exacerbaties bij COPD

A

Tgv infecties of omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Presentatie van COPD in de kliniek

A
  • Kortademigheid
  • Chronische hoest
  • Herhaalde periodes van piepende ademhaling
  • Herhaalde periodes met lagere luchtweginfecties
  • Aanwezigheid van risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Diagnose COPD stellen: symptomen

A
  • Hoest
  • Sputum
  • Kortademigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diagnose COPD stellen: expositie risicofactoren

A
  • Tabak
  • Beroepscontact
  • Luchtvervuiling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DD van COPD

A
  • Astma
  • Hartfalen
  • Bronchiëctasieën
  • Tuberculose
  • Obliteratieve bronchiolitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie luchtwegweerstand

A
  • Geen of slecht gedeeltelijke respons op bronchodilatatie
  • > 200cc en 10% respons -> astma bronchiale
17
Q

Reactie op de cellen bij COPD

A

Er is beschadiging van luchtwegepitheel, trilhaarcellen gaan kapot en plaveisel epitheel komt er voor in de plaats.

Door inflammatie (CD8+ lymfocyten) raken mucusklieren verdikt en vergroot.

Het lumen van de luchtweg vernauwt en het onderste bindweefsel van de luchtweg gaat kapot.

De alveoli vallen samen tot een grote blaas, waardoor er verlies optreedt van diffusieoppervlak

18
Q

mMRC vragenlijst

A
  • Grade 0: alleen benauwdheid bij activiteit
  • Grade 4: kan het huis niet uit of aankleden zonder klachten
19
Q

GOLD criteria

A

Luchtwegweerstand op basis van spirometrie
- I: mild: FEV1/FVC <70% en FEV1>80%
- II: matig: FEV1/FVC <0,70 en FEV1 tussen de 50% en 80%
- III: ernstig: FEV1/FVC <0,70 en FEV1 tussen de 30% en 50%
- IV: heel ernstig: FEV1/FVC <0,70 en FEV1 <30% of FEV1 <50% en het optreden van chronische respiratoire insufficiëntie

20
Q

Classificatie COPD patiënten

A
  • mMRC vragenlijst
  • GOLD criteria
  • Risico op exacerbaties
  • Aanwezigheid van comorbiditeit
21
Q

Systemische effecten COPD

A
  • Cardiovasculaire effecten
  • Gewichtsverlies
  • Afname spierkracht
  • De kans op longkanker neemt toe
  • Osteopenie (verzwakking botten)
  • Verhoogd risico op: myocardinfarct, angina pectoris, diabetes mellitus, longcarcinoom en depressie
22
Q

Onderdelen van behandeling COPD

A
  • Vroege diagnose en stadiumgerichte medicatie/behandeling
  • Diagnose en behandeling van extrapulmonale verschijnselen
  • Adequate voeding en revalidatie
  • zuurstof, beademing, chirurgie, longtransplantatie
23
Q

5 A’s to quit tobacco

A
  • Ask
  • Advise
  • Assess
  • Assist
  • Arrange
24
Q

Receptoren contractie van terminale bronchiolus

A
  • B2 -> relaxatie -> B2 agonisten
  • Muscarine -> constrictie -> muscarine antagonist
25
Q

Werking B2-agonisten

A

Relaxeren van de gladde spiercellen door het stimuleren van de B2-adrenerge receptoren, dit verhoogd het cAMP en gaat bronchospasme tegen

26
Q

Doel van B2-agonisten

A

Verbeteren van de FEV1 en longvolumes, dyspnoe, health related quality of life en aantal exacerbaties

27
Q

Werking anticholinergica

A

Blokkeren van het acetylcholine effect op de muscarine receptoren. Langwerkende anticholinergica werken met name op de M3 en M1 receptoren

28
Q

Doel van anticholinergica

A

Verminderen van het aantal exacerbaties en opnamen, verbeteren symptomen en health status

29
Q

Inhalatie corticosteroïden

A

ICS
- Het effect op systemische en pulmonale inflammatie bij COPD is onduidelijk
- Bij COPD met een FEV1<60% en eosinofielen>300 verbeteren ze de symptomenn, de longfunctie, de Qol, aantal exacerbaties en verlagen mortaliteit
- Verhoogd risico op pneumonie

30
Q

Orale corticosteroïden

A

Zeer veel bijwerkingen en daarom geen prospectieve studeis naar de lange termijn effecten bij COPD