Week 3 Flashcards
(45 cards)
Fases van de prenatale ontwikkeling
- Germinale fase/ kiemfase (week 0 - 2)
- Embryonale fase (week 3 - 8)
- Foetale fase (week 9 -38)
Endoderm
Spijsverterings- en ademhalingssysteem
Mesoderm
Spier- en skeletstelsel
Ectoderm
Huid en zenuwstelsel
Drie groeiprincipes in embryonale fase
- Cefalocaudale Principe (van boven naar beneden)
- Proximodistaal Principe (van midden naar uiteinden)
- Orthogenetisch principe (van een massa naar specifiek)
Drie centrale processen in de ontwikkeling van de hersenen
- Poliferatie (intense periode van celgroei, afkomstig van stamcellen die een snelle celdeling ondergaan)
- Migratie (cellen verplaatsen of reizen naar hun beoogde locatie in het zenuwstelsel)
- Differentiatie (op hun bestemming slaan ze hun kamp op en beginnen ze te communiceren met de omliggende neuronen)
Teratogenen
Zijn schadelijke invloeden op het ongeboren kind, zoals infectieziekten, medicijnen, drugs, millieutoxinen, voedingstekorten, stress bij de moeder, etc.
Foetaal alcohol syndroom (FAS)
Specifiek patroon van aangeboren afwijkingen en ontwikkelingsachterstand. Wordt gekenmerkt door een plat gezicht, een laag gewicht, een groeiachterstand en beschadigde hersenen.
Belangrijkste regels over hersenontwikkeling en leren
- Hebb’s law: neurons that fire together wire together
- Use it or lose it -> synaptic pruning
Synaptogenese
De vorming van synapsen (verbinding tussen neuronen)
Myelinisatie
Een proces waarbij een vetrijke isolatielaag rond neuronen ontstaan, waardoor die overdracht van neurale impulsen sneller verloopt.
Apoptose
Een geprogrammeerde celdood, waarbij overbodige of defecte cellen worden opgeruimd
Hersenatrofie
Hetkrimpen van/ een geleidelijk verlies van hersenweefsel (vooral PFC en hippocampus)
Overlevingsreflexen
Dit zijn reflexen met een duidelijke aanpassingswaarde, zoals: de ademhalingsreflex, de knipperreflex (beschermt het oog), en de zuigreflex (voor het opnemen van voedsel)
Primitieve reflexen
Dit zijn reflexen die niet onmiddellijk bruikbaar zijn. Ze verdwijnen in de eerste maanden van de kindertijd (voorbeeld: grijpreflex, mogelijk ooit nuttig zodat het kind zich aan de moeder kon vasthouden)
Endocriene systeem
Bestaat uit endocriene klieren, die hormonen afgeven aan het bloed. De belangrijkste klier is de hypofyse. Deze wordt gecontroleerd door de hypothalamus en produceert groeihormoon. De schildklier speelt ook een belangrijke rol bij de groei en de ontwikkeling van het zenuwstelsel.
Twee verklaringen voor de risicogedrag van jongeren tijdens de adolescentie
- Het deel van de hersenen dat zelfcontrole regelt is nog niet volledig ontwikkeld. Dit maakt tieners kwetsbaar voor risicovol gedrag.
- Adolescenten zijn gevoeliger voor beloningen. Het beloningssysteem in de hersenen (nucleus accumbens) is hypergevoelig en heeft dus een grotere behoefte aan beloningen.
Klinische methode (Piaget)
Techniek waarbij Piaget het kind vragen stelt om achter zijn denkpatronen te komen. De eerste vraag is voor elk kind hetzelfde, maar daarna worden de vragen aangepast aan de hand van de antwoorden van het kind.
Schema’s
Cognitieve structuren en patronen van handelingen en gedachten om ervaringen te interpreteren
Organisatie
Kinderen leren bestaande schema’s combineren om ze complexer te maken
Aanpassing
Is het proces van veranderen op basis van de eisen van de omgeving.
Assimilatie
We interpreteren nieuwe ervaringen op basis van bestaande schema’s. Daardoor gaan we op onze eigen manier met onze omgeving om -> je verandert je schema niet, je bouwt erop verder
Accommodatie
Je past je bestaande schema’s aan om beter te passen aan de nieuwe ervaringen -> je verandert je schema om het beter te laten passen bij de nieuwe info
Equilibrium
Het evenwicht tussen assimilatie en accommodatie