Week 4 Flashcards
(26 cards)
Ontwikkeling van shifting
- 3/4 jarigen kunnen schakelen tussen twee eenvoudige, gecontextualiseerde sets (bijv. duidelijke plaatjes)
- Vanaf 5/6 jaar kunnen kinderen complexere shifting-taken aan
- Tot de vroege adolescentie is er een toename van het aantal kinderen dat complexe shifting-taken onder de knie heeft
Shift cost
Het verschil in prestaties tussen shift-trials en non-shift trials; groter = meer moeite. Dit is groter bij 7- en 11-jarigen dan bij 15-jarigen.
Metacognitie
Kinderen vertragen bewust om nauwkeuriger te zijn. Dit ontstaat rond 9 jaar -> speed-accuracy tradeoff
Verschillende vormen van inhibitie
- Motorische inhibitie
- Occulomotorische inhibitie
- Eenvoudige respons inhibitie taken
- Cognitieve inhibitie
Motorische inhibitie
Stoppen met bewegen als het nodig is -> bv. stoelendans
Occulomotorische inhibitie
Niet afgeleid raken door andere visuele prikkels -> bv. Flanker-taak
Eenvoudige respons inhibitie taken
Alleen reageren bij de juiste prikkel -> bv. wel drukken bij groene achtergrond, niet bij rood
Cognitieve inhibitie
Storende informatie negeren -> bv. Stroop-taak: kleur noemen van het woord, niet het woord zelf lezen
Ontwikkeling van inhibitie
- Vroege kinderjaren: eerste tekenen van inhibitie, snelle verbeteringen
- Voor schoolleeftijd: duidelijke afname in fouten bij het onderdrukken van reacties
- Tussen 5-8 jaar: vooral significante verbeteringen
- Middelbare kindertijd: verbeteringen in motorische inhibitie, occulomotorische inhibitie en eenvoudige respons inhibitie taken
- Adolescentie en volwassenheid: weinig verdere verbetering
- Op oudere leeftijd: afname van respons inhibitie, maar motorische, occulomotorische en cognitieve inhibitie blijven relatief stabiel
Kortetermijngeheugen
Het passieve kortetermijngeheugen kan informatie voor maximaal 30 seconden vasthouden zonder herhalen, maar de opslagduur wordt langer als je de informatie herhaalt.
Werkgeheugen
Dit is het actieve gedeelte van het kortetermijngeheugen. Het werkgeheugen ontwikkelt zich langzaam. Eenvoudigere werkgeheugentaken worden eerder beheerst dan complexere taken
Impliciet/ niet-declaratief geheugen
Onbewuste geheugen
- Procedureel geheugen: automatisch, onbewust geheugen, vaak motorisch, zoals weten hoe je koffie kunt zetten, fietsen, etc.
Langetermijngeheugen
Bestaat uit feiten (semantisch geheugen), gebeurtenissen (episodisch geheugen) en vaardigheden (procedureel geheugen)
Expliciet/ declaratief geheugen
Bewuste geheugen
- Semantisch geheugen: kennis van feiten, concepten en woordbetekenissen, zoals weten wat koffie is
- Episodisch geheugen: herinneringen aan specifieke gebeurtenissen en details uit het verleden, zoals het herinneren dat je vorige week uiteten bent gegaan met een vriendin
Oorzaak van kinderamnesie
- Werkgeheugen ruimte
- Gebrek aan taal
- Mate van sociaal-culturele ondersteuning
- Zelfgevoel
- Woord versus essentie opslag
- Neurogenese
Vier factoren die het autobiografische geheugen beïnvloeden
- Persoonlijke betekenis
- Onderscheidend of uniek
- Beïnvloeden of emotionele intensiteit
- Levensfase
Strategieën
Omvatten het gebruik van mentale activiteiten die helpen om informatie beter te verwerken en te onthouden
Voorbeelden van strategieën
- Herhalen/ repititie
- Organisatie
- Elaboratie
Manieren om informatie uit het geheugen op te halen
- Herkenning
- Cued recall
- Free recall
Drie soorten herinneringen die we kunnen onderzoeken
- Gezichtsherkenning
- Naamherkenning
- Naam gezichtsassociatieherkenning
Manieren om geheugen van pasgeborenen te onderzoeken
- Gewenning/ habituatie
- Operante conditionering
- Objecten zoeken (Piaget)
- Imitatie
Verschillende hypothesen over waarom het leren en het geheugen verbeteren en verslechteren -> mechanismen
- Veranderingen in basiscapaciteiten -> hardware
- Veranderingen in geheugenstrategieën -> software
- Kennis van het geheugen -> meta-cognitie
- Kennis van de wereld
- Contextuele factoren bij het ouder worden
Risicofactoren
Kunnen gezondheid op latere leeftijd beïnvloeden, zoals roken, slechte voeding, obesitas en eenzaamheid
Beschermende factoren
Kunnen gezondheid ondersteunen, zoals betrokken levensstijl, lichaamsbeweging, sociale steun, positieve overtuigingen en het gevoel van controle