Week 3: Stoornissen in zien HC's Flashcards

(49 cards)

1
Q

Verdeling fotoreceptoren

A

Kegeltjes: centraal, in fovea en foveola
Staafjes: perifeer
licht valt op pigmentepitheel en fotoreceptoren lezen daarvan af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies pigmentepitheel (choroid)

A
  • fagocytose van oude discs
  • voeding retina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe vindt omzetting van fotopigment plaats?

A
  1. foton stimuleert rhodopsine
  2. activatie G-eiwit zorgt voor transducine
  3. transducine activeert PDE
  4. PDE hydrolyseert cGMP > daling cGMP
  5. door daling sluiting van Na-kanalen
  6. hyperpolarisatie > verminderde neurotransmitterafgifte
  7. Dit wordt waargenomen door bipolaire cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het mechanisme van omzetting licht naar neuronale activiteit dat erachter zit

A

dat fotoreceptoren hyperpolariseren als ze door licht geraakt worden.
Ze depolariseren nooit door licht!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Scotopisch licht

A

alleen staafjes kunnen hier goed werken
daarom zie je in het donker dus slecht kleurverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fotopisch

A

dit is zicht in goed verlichte omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mesopisch

A

overgangsgebied van fotopisch en scotopisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fotoreceptoren

A
  • hyperpolarisatie bij licht
    door verminderde glutamaatafgifte
  • geen actiepotentialen (graded response)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bipolaire cellen

A
  • = met 2 uiteinden (tussen fotoreceptoren en ganglioncelen)
  • glutamaat receptoren waarmee ze glutamaat van fotoreceptoren registreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ON bipolaire cellen

A
  1. licht zorgt voor hyperpolarisatie fotoreceptoren
  2. fotoreceptoren geven minder glutamaat af
  3. MGluR6 registreert dit
  4. depolarisatie ON-bipolaire cel
  5. bij ganglioncellen actiepotentialen als gevolg van depolarisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

OFF bipolaire cellen

A
  1. licht zorgt voor hyperpolarisatie fotoreceptoren
  2. afname glutamaat release
  3. AMPA registreert verminderde glutamaat
  4. OFF- cel hyperpolarisatie omdat er minder glutamaat is
  5. minder afgifte glutamaat door OFF-cel
  6. Dit wordt geregistreerd door ganglion-cel > minder actiepotentialen naar hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

amacriene cellen

A
  • tussen bipolaire en ganglioncellen
  • zorgen ervoor dat signaal gefilterd, onderdrukt of versterkt wordt voor het bij ganglioncellen aankomt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ganglion cellen

A
  • M-cellen: input van staafjes, Magno-cellulaire lagen in LGN
  • P-cellen: input van kegeltjes, Parvo-cellulaire lagen in LGN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Magnocellen

A
  • spatiele verdeling van licht ofwel contrast
  • contrast tussen center en surround van receptief veld (on center, off surround)
  • waarnemen snelle bewegingen en veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Parvocellen

A
  • kleur en fijne details
  • ventrale stroom visuele systeem: wat zie ik?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar in hersenen vinden de projecties plaats?

A
  • laterale geniculate nucleus (LGN): 90% van info
  • hypothalamus: voor dag-nacht-cyclus
  • pretectum: pupilreflex
  • superior colliculus: oog-hoofd bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gevolg laesie n. opticus

A

afwezigheid pupilreflex in beide ogen als er in aangedane oog geschenen wordt en als er in goede oog geschenen wordt, in beide ogen normaal pupilreflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gevolg laesie pretectum

A

1 oog aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

primaire visuele pad

A
  1. retina
  2. chiasma optica
  3. LGN
  4. visuele cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waar gaat de informatie aan temporale kant van retina naartoe en waar die van nasale kant?

A

temporaal: ipsilaterale hemisfeer
nasaal: contralateraal
kruisen via chiasma optica

21
Q

welke lagen van LGN magnopathway en welke parvopathway

A

magno: 1 en 2
parvo: 3 t/m 6

22
Q

LGN en welk oog?

A

laag 2, 3 en 5: ipsilateraal oog
laag 1, 4 en 6: contralateraal oog

23
Q

Striate cortex

A
  • primaire visuele cortex (V1)
  • 6 lagen
  • informatie altijd eerst in laag 4 geprojecteerd.
24
Q

Binoculaire cellen in V1

A
  • vanaf laag 4 is er input van beide ogen
  • vergelijken informatie uit linker en rechter oog en combineren dit beeld
  • kan nog wel verschil zijn tussen beide ogen: dispariteit > stereosepsis > 3D beeld (diepte zien)
25
functionele specialisaties V1
dorsale stroom: - parietaalkwab - plaats beweging - M-cellen ventrale stroom: - temporaalkwab - vorm kleur - P-cellen
26
prosopagnosie (fusiforme gyrus/termporaal)
niet herkennen van gezichten
27
Kegeltjes
- kleur - centrum - 1 kegeltje op 1 bipolaire cel - meer fotonen nodig - reageren snel en kort op licht
28
Staafjes
- 5 graden naast het centrum - veel staafjes op 1 bipolaire cel - minder fotonen nodig - reageren langzamer en langer op licht
29
horizontale cellen
- glutamaat receptoren - zorgt voor interactie tussen fotoreceptoren, laterale inhibitie
30
hypermetropie
brandpunt achter het hoog minder goed zien dichtbij oog te klein positieve lens nodig (convergerende)
31
myopie
minder goed van veraf zien brandpunt voor netvlies oog te groot negatieve lens nodig (divergerend)
32
astigmatisme
vervorming voorkant oog, corrigeren met cilinder
33
verdeling onder en boven wereld van waar het wordt verwerkt
bovenkant: onderin parietaal kwab (onder calcarine sulcus) onderkant: boven in parietaal kwab (boven calcarine sulcus)
34
craniofaryngioom
- hypofyse tumor die van onder op chiasma optica drukt - bitemporale hemianopsie - bovenin gezichtsveld erger dan onderin
35
syndroom van Horner
- verlamde m. dilatator pupillae - ptosis - anhydrosis - anisocorie neemt toe in donker
36
Pancoast syndroom
- longtoptumor die ingroeit in plexus - zelfde symptomen als Horner syndroom
37
Strabismus oude patiënt en jonge patiënt oorzaken
oude: oogverlamming jong: amblyopie
38
concomitant scheelzien
scheelzien niet afhankelijk van kijkrichting
39
incomitant scheelzien
scheelzienshoek neemt altijd toe bij kijken in richting verlamde spier bewijs voor oogspierverlamming: vaakst n. abducens (m. rectus lateralis)
40
vormen concomitant scheelzien
- Congenitaal: vanaf ong 3 m vanaf wanneer dieptezicht moet gaan werken - accommodatief: kind eigenlijk hypermetroop (plus bril nodig) dus gaat ter compensatie accommoderen
41
macula degeneratie
- ophopingen vetproducten membraan van Bruch - ingroei bloedvaten vanuit choroidea door membraan van Bruch - vorming drusen - rechte lijnen krom zien (metamorfopsie)
42
ablatio retinae
- loslating netvlies - meestal zien patiënten lichtflits en donker gordijn van perifeer naar centraal - kan glasvochttroebelingen
43
migraine ophtalmique
- jonge patiënten met tijdelijke gezichtsuitval - veranderingen doorbloeding visuele cortex - wazige, gekartelde en flikkerende vlek die langzaam groter wordt = scotoom
44
anterieure ischemische opticus neuropathie (AION)
- oude patiënt met hypertensie, DM of artritis termporalis - boogscotomen: door schade van oogzenuwvezels op papil
45
lekkage uit capillairen oog
- harde exsudaten - oedeem - bloedingen
46
occlusie capillairen oog
- cotton wool spots - neovascularisatie - irregulaire venulen
47
glaucoom
- afsluiting kanaal van Schlemm - geen afvloed kamervocht - toenemende oogdruk - heftige pijn in en rondom oog - harde oogbol - wazig zien - rode ogen
48
retinoblastoom
- netvlies laat los binnen oog - bij fundoscopisch onderzoek zie je witte reflex: kattenoog
49
cataract
- vertroebeling lens - wazige visus