Week 5 Flashcards
(27 cards)
Gedwongen-keuzevragen
Mensen geven hun mening door de beste uit twee of meer opties te kiezen.
Likert-schaal
Wordt gebruik gemaakt van een waarderingsschaal met meerdere antwoordopties.
Dubbelzinnige vragen
Stellen twee vragen in één. Hebben een slechte construct validiteit omdat mensen kunnen reageren op de eerste helft van de vraag, tweede helft of beide.
Acquiescence
Instemming, ja-zeggen. Mensen hebben een vooroordeel om het met elk item eens te zijn, ongeacht wat erin staat.
Fence-sitting
Veilig spelen door in het midden van de schaal te antwoorden, vooral als enquête-items controversieel zijn.
Sociaal wenselijk reageren (social desirability)
Antwoorden geven op een zelfrapportagemeting waardoor je er beter uitziet dan je in werkelijkheid bent.
Waarnemersbias
Wanneer de verwachtingen van waarnemers hun interpretaties van het gedrag van de deelnemers of de uitkomsten van het onderzoek beïnvloeden.
Waarnemerseffecten
Veranderingen in het gedrag van studiedeelnemers in de richting van de verwachtingen van de waarnemers.
Gemaskerd ontwerp (masked design)
Waarnemers zijn niet op de hoogte van het doel van het onderzoek en de condities waaraan de deelnemers zijn toegewezen.
Reactiviteit
Gedragsverandering wanneer deelnemers aan het onderzoek weten dat een andere persoon toekijkt.
Populatie
Volledige verzameling mensen waarin een onderzoeker geïnteresseerd is.
Steekproef
Kleinere verzameling, genomen uit die populatie.
Vertekende (niet-representatieve) steekproef
Sommige leden van de populatie hebben een veel grotere kans dan andere leden om in de steekproef opgenomen te worden.
Onbevooroordeelde (representatieve) steekproef
Alle leden van de populatie hebben een gelijke en bekende kans om in de steekproef opgenomen te worden.
Convenience sampling
Onderzoekers kiezen een steekproef op basis van degenen die het gemakkelijkst te bereiken en beschikbaar zijn.
Zelfselectie
Vorm van steekproefbias die optreedt wanneer een steekproef alleen deelnemers bevat die vrijwillig deelnemen.
Probability sampling
Methode voor het selecteren van een steekproef waarbij elke eenheid (bijvoorbeeld persoon, object of gebeurtenis) in de populatie een bekende en gelijke kans heeft om geselecteerd te worden.
Simple random sampling
De steekproef wordt volledig willekeurig uit de populatie gekozen.
Systematic sampling
De onderzoeker gebruikt een willekeurig gekozen getal en gebruikt elk lid van dit getal van een populatie om een steekproef te verkrijgen.
Cluster sampling
Clusters van deelnemers binnen de relevante populatie worden willekeurig geselecteerd.
Multistage sampling
Bevat minstens 2 fasen:
- Aselecte steekproef van clusters
- Aselecte steekproef van mensen binnen de geselecteerde clusters
Stratified random sampling
De populatie wordt verdeeld in subgroepen (strata) op basis van bepaalde kenmerken (zoals leeftijd, geslacht, inkomen). Uit elke subgroep wordt vervolgens willekeurig een steekproef getrokken.
Oversampling
De onderzoeker over-representeert opzettelijk 1 of meer groepen.
Convenience sampling
Onderzoekers kiezen een steekproef op basis van degenen die het gemakkelijkst te bereiken en beschikbaar zijn.