Week 10 Flashcards
(19 cards)
Quasi-experiment
Onderzoek dat lijkt op een experiment, alleen hebben de onderzoekers geen volledige experimentele controle.
Quasi-onafhankelijke variabele
Variabele die lijkt op een onafhankelijke variabele maar waar onderzoekers geen volledige controle over hebben.
Nonequivalent (niet-gelijkwaardig) control Group posttest-only design
De deelnemers worden niet willekeurig aan groepen toegewezen en slechts 1 keer getest, na blootstelling aan 1 niveau van de onafhankelijke variabele of de andere.
Nonequivalent (niet-gelijkwaardig) controlegroep pretest/posttest design
Deelnemers worden niet willekeurig aan groepen toegewezen. Ze worden voor en na een bepaalde interventie getest.
Wait-list control group design
Elke deelnemer krijgt uiteindelijk dezelfde behandeling, maar de behandeling wordt uitgesteld voor een van de groepen. Hierdoor kan de onderzoeker de effecten van de behandeling over tijd meten.
Interrupted time-series design
Gebruikt meerdere metingen van een bepaalde variabele over tijd, zowel voor als na een bepaalde interventie/gebeurtenis, zoals een nieuwe wetgeving.
Nonequivalent control group interrupted time-series design
Er zijn twee groepen (experimenteel en controle), maar zonder willekeurige toewijzing, en beide worden over tijd gemeten.
Selectie-effecten
Wanneer de soorten deelnemers op het ene niveau van de onafhankelijke variabele systematisch verschillen van die op het andere niveau. Kan de interpretatie van resultaten bemoeilijken, vooral in ontwerpen zonder willekeurige toewijzing.
Wait-list design
Sommige deelnemers ontvangen onmiddellijk de therapie, anderen pas na verloop van tijd.
Design confounds
Wanneer een externe variabele systematisch varieert met de niveaus van de onafhankelijke variabele. Kan het moeilijk maken om te bepalen of de effecten toe te schrijven zijn aan de onafhankelijke variabele of aan de confound.
Maturation threats
Wanneer natuurlijke veranderingen in de deelnemers optreden in de loop van de tijd (groei, vermoeidheid etc.), wat kan leiden tot verandering in de afhankelijke variabele zonder dat dit het gevolg is van de onafhankelijke variabele.
History threat
Wanneer een externe gebeurtenis zich voordoet tijdens onderzoek en invloed heeft op de resultaten, waardoor het onduidelijk is of de verandering te wijten is aan de behandeling of aan deze gebeurtenis.
Regression to the mean
Wanneer een groep geselecteerd is op basis van extreme scores, die de neiging hebben om bij latere metingen dichter bij het gemiddelde uit te komen, zonder dat er een interventie nodig is.
Attrition threat (uitval)
Wanneer deelnemers uit het onderzoek stappen voordat het is voltooid. Kan de resultaten vertekenen.
Testing threat
Volgorde effect: wanneer deelnemers veranderen door herhaaldelijk dezelfde test te doen. Kan leiden tot verbetering door oefening of afname door vermoeidheid.
Instrumentation threat
Wanneer meetinstrumenten/standaarden in de loop van het onderzoek veranderen. Kan gebeuren als observators hun coderingscriteria aanpassen of als er verschillende versies van een test worden gebruikt.
Observer bias
Wanneer de verwachtingen van de onderzoeker invloed hebben op de interpretatie van de resultaten, wat kan leiden tot een vertekening van de conclusies.
Demand characteristics
Wanneer deelnemers zich bewust worden van het doel van het onderzoek en hun gedrag aanpassen aan de veronderstelde verwachtingen.
Placebo-effecten
Wanneer deelnemers verbetering ervaren omdat ze geloven dat ze een effectieve behandeling ontvangen, ongeacht de werkelijke inhoud van de behandeling.