Week 10 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Quasi-experiment

A

Onderzoek dat lijkt op een experiment, alleen hebben de onderzoekers geen volledige experimentele controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Quasi-onafhankelijke variabele

A

Variabele die lijkt op een onafhankelijke variabele maar waar onderzoekers geen volledige controle over hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nonequivalent (niet-gelijkwaardig) control Group posttest-only design

A

De deelnemers worden niet willekeurig aan groepen toegewezen en slechts 1 keer getest, na blootstelling aan 1 niveau van de onafhankelijke variabele of de andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nonequivalent (niet-gelijkwaardig) controlegroep pretest/posttest design

A

Deelnemers worden niet willekeurig aan groepen toegewezen. Ze worden voor en na een bepaalde interventie getest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wait-list control group design

A

Elke deelnemer krijgt uiteindelijk dezelfde behandeling, maar de behandeling wordt uitgesteld voor een van de groepen. Hierdoor kan de onderzoeker de effecten van de behandeling over tijd meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interrupted time-series design

A

Gebruikt meerdere metingen van een bepaalde variabele over tijd, zowel voor als na een bepaalde interventie/gebeurtenis, zoals een nieuwe wetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nonequivalent control group interrupted time-series design

A

Er zijn twee groepen (experimenteel en controle), maar zonder willekeurige toewijzing, en beide worden over tijd gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Selectie-effecten

A

Wanneer de soorten deelnemers op het ene niveau van de onafhankelijke variabele systematisch verschillen van die op het andere niveau. Kan de interpretatie van resultaten bemoeilijken, vooral in ontwerpen zonder willekeurige toewijzing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wait-list design

A

Sommige deelnemers ontvangen onmiddellijk de therapie, anderen pas na verloop van tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Design confounds

A

Wanneer een externe variabele systematisch varieert met de niveaus van de onafhankelijke variabele. Kan het moeilijk maken om te bepalen of de effecten toe te schrijven zijn aan de onafhankelijke variabele of aan de confound.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maturation threats

A

Wanneer natuurlijke veranderingen in de deelnemers optreden in de loop van de tijd (groei, vermoeidheid etc.), wat kan leiden tot verandering in de afhankelijke variabele zonder dat dit het gevolg is van de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

History threat

A

Wanneer een externe gebeurtenis zich voordoet tijdens onderzoek en invloed heeft op de resultaten, waardoor het onduidelijk is of de verandering te wijten is aan de behandeling of aan deze gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regression to the mean

A

Wanneer een groep geselecteerd is op basis van extreme scores, die de neiging hebben om bij latere metingen dichter bij het gemiddelde uit te komen, zonder dat er een interventie nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attrition threat (uitval)

A

Wanneer deelnemers uit het onderzoek stappen voordat het is voltooid. Kan de resultaten vertekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Testing threat

A

Volgorde effect: wanneer deelnemers veranderen door herhaaldelijk dezelfde test te doen. Kan leiden tot verbetering door oefening of afname door vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Instrumentation threat

A

Wanneer meetinstrumenten/standaarden in de loop van het onderzoek veranderen. Kan gebeuren als observators hun coderingscriteria aanpassen of als er verschillende versies van een test worden gebruikt.

17
Q

Observer bias

A

Wanneer de verwachtingen van de onderzoeker invloed hebben op de interpretatie van de resultaten, wat kan leiden tot een vertekening van de conclusies.

18
Q

Demand characteristics

A

Wanneer deelnemers zich bewust worden van het doel van het onderzoek en hun gedrag aanpassen aan de veronderstelde verwachtingen.

19
Q

Placebo-effecten

A

Wanneer deelnemers verbetering ervaren omdat ze geloven dat ze een effectieve behandeling ontvangen, ongeacht de werkelijke inhoud van de behandeling.