Week 6 Flashcards
(11 cards)
Bivariate correlatie (associatie)
Associatie waarbij precies twee variabelen betrokken zijn.
Categorische variabele
Variabele die groepen of categorieën beschrijft (zoals geslacht, opleidingsniveau etc.).
Constructvaliditeit
De mate waarin een meetinstrument daadwerkelijk het abstracte concept (het construct) meet dat het beoogt te meten. Hoe goed zijn de variabelen gemeten?
Statistische validiteit
De mate waarin de statistische conclusies van een onderzoek accuraat en betrouwbaar zijn. Hoe goed ondersteunen de gegevens de conclusies?
Externe validiteit
In hoeverre resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar een bredere populatie.
Effectgrootte
De sterkte van de relatie tussen twee of meer variabelen.
Uitschieter
Score die opvalt als veel hoger of lager dan de meeste scores in de steekproef.
Bivariate correlaties
Statistische metingen die de sterkte en richting van de relatie tussen twee variabelen (bivariaat) weergeven.
Kromlijnige relatie
Verband waarbij 1 van de variabelen eerst toeneemt en dan afneemt, of vice versa.
3 criteria van causaliteit:
- Covariantie: oorzaak en gevolg moeten gecorreleerd zijn.
- Temporele volgorde: de oorzaaksvariabele gaat vooraf aan de uitkomstvariabele
- Interne validiteit: geen probleem met een derde variabele, er mogen geen alternatieve verklaringen zijn voor de relatie.
Moderator
Variabele die, afhankelijk van het niveau, de relatie tussen twee andere variabelen verandert.