ZO week 9 Flashcards

1
Q

wat zijn de criteria voor een gezonde voeding?

A

gezonde voeding kan worden uitgedrukt in voedingsmiddelen en nutriënten. de bereiding kan een wisselend resultaat op de gezondheid geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de ‘level of evidence’van resultaten van voedingsonderzoek in relatie met de gangbare studieopzet ervan?

A

een combinatie van epidemiologische, metabolische en mechanische studies en studies gebaseerd op dieren. RCT is moelijk omdat mensen dan jaren aan het dieet moeten houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de belangrijkste resultaten van kwalitatief voedingsonderzoek wat betreft koolhydraat, vet, eiwit, vitamines en mineralen en voedingsvezels?

A

koolhydraten: GI en het onderscheid tussen eenvoudige en complexe koolhydraten
vet: verzadigd vs onverzadigd en n-3 of n-6 vetzuren
eiwit: dierlijk>plantaardig: betere essentiële aminozuur verhouding en meer eiwit in dierlijk
vitamines en mineralen: ouderen hebben B12 tekort. bij weinig zuivel doe je calcium suppletie
voedingsvezels: groenten en fruit eten maar niet de sappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe zijn de onderzoeksresultaten terug te vinden in de richtlijnen voor voedingsstoffen in publieksvoorlichting in de vorm van Schijf van Vijf?

A
  • minder rood vlees
  • vaker voor plantaardig kiezen
  • liever bruin dan wit
  • vervang harde vetten door olie
  • min. 250 g/d groente en 200 g/d fruit en niet uitwisselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat moeten zwangere vrouwen wens innemen?

A

foliumzuur en vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welk soort vitamines kan je beter te veel innemen?

A

als je moet kiezen de wateroplosbare want die heeft een hogere bovengrens van aanvaardbaarheid en het surplus kan je uitplassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom geen rood vlees?

A

verhoogde kans colorectaalkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat moeten vrouwen naar de overgang slikken?

A

ijzer suppletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de symptomen van een patiënt met vitamine B1 deficiëntie?

A

Bij een tekort aan vitamine B1 kunnen psychische afwijkingen ontstaan, zoals depressie, concentratieproblemen en geheugenverlies. Ook gevoelloosheid in de benen, hartklachten en spierverlamming (beriberi) kunnen gevolgen van een tekort zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe behandel je iemand met een vit B1 deficiëntie?

A

thiamine toedienen. dit doe je direct zonder de uitslagen van het lab want het kan op korte termijn ernstige schade geven. de therapie is niet schadelijk voor de patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke biologische processen liggen ten grondslag aan een vitamine B tekort?

A

bij de reacties
- pyruvaatdehydrogenase
- alfa-ketoglutaraatdehydrogenase
- transketolase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er bij de pyruvaatdehydrogenase reactie?

A

thiamine wordt omgezet in TPP. dit is betrokken bij het pyruvaatdehydrogenase complex. PDHC is een sleutelreactie in de aerobe glycolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij de alfa-ketoglutaraatdehydrogenase reactie?

A

dit speelt een rol in een deelreactie van de citroenzuurcyclus die nodig is voor de glycolyse en vetzuuroxidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er bij de transketolase reactie?

A

is een deelreactie van het reversibele deel van de pentose-fosfaat shunt hierbij onstaat ribose5-fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de complicaties van een vitamine B1 tekort?

A

hartklachten en neuropathie. want de cellulaire energiepijl is sterk afhankelijk van de aerobe glycolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doet glutathion?

A

beschermt tegen zuurstofradicalen en SH-groepen van eiwitten

17
Q

welke vitamine is voor pyruvaat carboxylase belangrijk?

A

B8 biotine

18
Q

welk aminozuur is verhoogd bij pyruvaat carboxylase deficiëntie?

A

alanine want dit wordt door de hoge concentratie pyruvaat niet meer omgezet

19
Q

waar is carnitine essentieel voor?

A

in de mitochondriale bèta oxidatie doet het geactiveerde vetzuren transporteren over het binnenmembraan

20
Q

wat is er bij een carnitine deficiëntie aan de hand?

A

vetzuuroxidatie sterk verlaagd en dus minder acetyl-CoA en dus ook weinig ketogenese. hierdoor is de NADh/NAD ratio lager dan normaal. PDH is actiever met een lagere ratio

21
Q

waarom heb je bij carnitine deficiëntie een vetopstapeling in de spieren?

A

TG gaan ophopen doordat het vetzuur-CoA ophoopt wat normaal door oxidatie gaat. maar dit is ook substraat voor de lipogenese. dit is niet in de lever want daar kan het via VLDL weg

22
Q

wat is de Randle cyclus?

A

glucose-vetzuurcyclus. de oxidatie van vetzuren in de spier reduceert de opname en oxidatie van glucose.

HET IS GEEN ECHTE CYCLUS

23
Q

waardoor kan de glucose opnamen minder in de cel zijn ondanks dat GLUT4 een hoge expressie heeft?

A

door een hoog intracellulair glucose

24
Q

wanneer vindt de cori-cyclus plaats?

A

tijdens gevaste toestand

25
Q

wanneer wordt er alanine gevormd?

A

bij het vasten. eiwit wordt tot aminozuren afgebroken. deze kunnen met pyruvaat uit glycogeen worden getransamineerd. als je meer pyruvaat krijgt is er meer alanine productie????