Behandeling gelokaliseerd oesophagus- en maagcarcinoom Flashcards

1
Q

slokdarmcarcinoom

A

zit vaak in onderste deel vd slokdarm, bij overgang vd maag.

slokdarm heeft geen functie, alleen zorgen voor passage. Zit achter de trachea, naast aorta en voor het wervelkolom. Bestaat uit longitudinale en circulaire spierlaag voor peristaltiek.

plaveiselcelcarcinoom=80%
adenocarcinoom= 20%
<1% andere tumoren (melanoom, sarcoom of GIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

plaveiselcelcarcinoom

A

kan in hele slokdarm voorkomen

risicofactoren: roken, alcohol, corrosie, RT hals- en thoraxregia –> 40 jr later slokdarmkanker, KNO tumor, achalasie (onderste spfincter kan niet ontspannen–> verwijde slokdarm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

adenocarcinoom (barrett)

A

Barrett oesophagus ontstaat door reflux (GERD), hierdoor werkt de onderste slokdarmsfincter slechter (LES), waardoor maagzuur omhoog gaat.
Epitheelweefsel is niet bestand tegen het zuur. Waardoor metaplasie kan ontstaan (plaveisel –> adono/slijmbeker)

1:10 mensen met reflux krijgt barret slokdarm
kans op slokdarmkanker hiermee 30-50x verhoogd
<5% van mensen met barrett ontwikkeld een adenocarcinoom

Barrett is endoscopisch goed te herkennen, bij barrett surveillence (1x in de 2 jaar)

ontwikkeling tot adenocarcinoom gaat in stappen: metaplasie-onzekere dysplasie-laaggradige dysplasie-hooggradige dysplasie-adenocarcinoom

vnl distaal in de slokdarm bij de overgang naar de maag

risicofactoren= barrett, obesitas, roken en RT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

epidemiologie slokdarmcarcinoom

A

wereldwijs is er en aanzienlijke spreiding
hoge incidentie in delen china, korea en japan (SCC)
in europa is adenocarcinoom fors toegenomsen sinds jaren 80

kans op oesofaguscarcinoom= 1,5%
2,7% van totaal maligniteiten
65-70% is > 65 jr
4% jonger dan 45

deels door leefstijlveranderingen–> meer obesitas–> vet in buik–> meer reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overleving slokdarmcarcinoom

A

dit is een lethale tumor, bij >50% bij presentatie al hematogeen gemetastaseerd (geen curatie meer mogelijk)

de 5 jrs overleving voor alle patienten 15% (komt dus door late opsporing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

alamsymptomen slokdarmkanker

A
haematemeses (bloedbraken)
meaena
braken
dysphagie
odynophagie (pijn bij eten)
persisterend hikken
foetor ex ore (slechte adem)
ongewild gewichtsverlies
anaemie

meest voorkomend= passageklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diagnostiek en stadiering oesophaguscarcinoom

A

gastroscopie met biopsie
biopt stelt officiële diagnose

stagering:
cT= tumordiepte
T1: intramucosaal
T2: muscularis propria
T3: door adventiatia
T4: ander orgaan

endosonografie (EUS) (inwendige echo): is het beste maar invasief. Nooit dilateren bij stenotische tumor
CT wordt steeds beter

cN= aantal verdachte klieren
N0: 0
N1: 1-2 
N2: 3-6
N3: >6

wordt beoordeeld met EUS, als verdacht en relatie tot behandeling–> FNA erin prikken

CT: steeds beter
PET-CT

cM= metastase
M1: metastasen op afstand
kan met EUS, echo half en CT of PET-CT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

relatie stagering en behandeling

A

Bij T1 en 2-3% N+ kan het endoscopisch verwijderd worden

T2-T3 en 40-60% N+ kan curatief behandeld worden

als er metastases zijn altijd palliatieven behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling slokdarmkanker

A

bij diagnose 50% kan nog voor curatie

curatieve behandeling:
niet bij T4 tumoren of metastase
slokdarmresectie, wel complicatie gevoelig en aanzienlijke mortaliteit (4%) en hoge morbiditeit (>50%)
pt moet operabel zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hooggradige dysplasie of vroegcarcinoom

emd vs emr

A

endoscopische verwijdering: -endoscopic mucosal resection EMR: eerst zoutoplossing in tumor gespoten om tumor op te liften dan wegsnijden

endoscopische submucosaal dissectie ESD: weefsel rondom tumor wegsnijden –> tumor komt los en kan opgepakt worden. Hiermee kan weefsel ook beoordeeld worden

hierna surveillance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

palliatieve behandeling slokdarmkanker

A

bij T4 tumoren, metastase op afstand en niet operabele patienten

doel: pallieren symptomen (dysphague en pijn) en soms leven verlengen

indien levensverwachting > 3 mnd: RT voor dysphagie
indien levensverwachting < 3 mnd: stent plaatsen
indien conditie het toelaat: bespreken palliatieve chemo

algemene levensverwachting van palliatieve pt= 9 mnd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

curatieve behandeling slokdarmkanker

A

90% van patienten:
neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door slokdarmresectie
5 jrs overleving= 50%

bij contraindicatie RT:
neoadjuvante chemo gevolgd door slokdarmresectie
5 jrs overleving= 30%

direct opereren: vroegcarcinomen en contraindicaties chemo(radio)therapie

definitieve CRT: is meer toxisch dan definitieve RT

definitieve RT: bij contraindicaties voor chemo, minder effectief dan CRT

bij resectie ook vaak locoregionale lymfeklieren meegenomen

PCC veel stralingsgevoeliger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 opties voor continuiteitsherstel na oesophagusresectie

A
  • buismaag (beste optie): hierna vallen mensen 10% van hun lichaamsgewicht af
  • coloninterpositie (1%): dit doen als tumorinfiltratie in de maag en slokdarm of bij eerdere maagchirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

operatietype

A

transhiataal met cervicale naad: via buik openen middenrif en hals. NIET mogelijk bij hoge tumor of verdachte lymfeklier

transthoracaal met intrathoracale naad: via buik en thorax.

transthoracaal met cervicale naad: via thorax, buik en halg

kan open of compleet mimimaal invasief (laproscopisch en thoracoscopisch) of hybride of robot geassisteerd

open vs scopisch:
als scopisch–> minder pneumonie, minder bloedverlies, kortere opnameduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

complicaties slokdarmchirurgie

A
perioperatieve mortaliteit <5%
morbiditeit > 50%
wondinfectie
nabloeding
naadlekkage
AF
pneumothorax
atelectase
pneumonie
chyluslekkage
stembandparese (door n. recurrens kapot)

vaakst voorkomend: naadlekkage en pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly