2.2 Dissociatieve, Somatische En Nagebootste Stoornissen Flashcards

1
Q

wat is een dissociatieve stoornis?

A

het uiteenvallen van identiteit, geheugen of bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekend dissociatie?

A

splitsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe wordt een dissociatieve identiteitsstoornis in de wandelgangen genoemd?

A

meervoudige identiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke stoornissen vallen er onder dissociatieve stoornissen?

A
  • dissociatieve identiteitsstoornis
  • dissociatieve amnesie
  • dissociatieve fungus
  • depersonalisatiestoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat kenmerkt een dissociatieve identiteitsstoornis?

A

gespleten persoonlijkheid. Soms interne strijd om macht. Soms zijn er zelfs verschillende lichamelijke kenmerken tussen de alterego’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is dissociatieve amnesie?

A

tekenen van geheugenverlies zonder aantoonbare oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is dissociatieve fugue?

A

het plosteling wegvluchten uit dagelijks leven. Persoon verhuist en neemt andere identiteit aan. Ook vergeet hij persoonlijke herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een depersonalisatiestoornis?

A

aanhoudende of terugkerende episodes van gevoel van onwerkelijkheid van zichzelf of eigen lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke 5 vormen binnen de dissociatieve amnese zijn er?

A
  • gelokaliseerde: geheugenverlies van de periode uren of dagen na de traumatische ervaring
  • selectieve: het vergeten van verontrustende dingen in een periode
  • algehele: patient vergeet zijn hele leven. Wie, wat, waar, hoe. Persoon houdt wel voorkeuren en vaardigheden
  • voortdurende: verlies van aalles na een specifiek punt
  • gesystematiseerde: verlies van een categorie. Bijvoorbeeld gezin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is derealisatie?

A

gevoel van onwerkelijkheid over de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn Amok en Zar?

A

cultuurgebonden syndromen die gelijkenissen vertonen met depersonalisatiestoornissen.

Amok: gevoel te handelen als robot (zuid oost Azië)

Zar: bezetenheid door geesten (Noord-Afrika en Midden Oosten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de mogelijke oorzaken van dissociatieve stoornissen

A
  • Biologische: nog onbekend
  • Sociaal: misbruik of mishandeling,
    andere trauma ervaring
  • gedrag: bekrachtiging voor het spelen van verschillende identiteiten
  • emotioneel: verlichting van angst is psychologisch opzicht door afstand te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke vorm van behandeling heeft het meeste effect bij dissociatieve stoornissen?

A

psychoanalytische therapie

  • in gesprek met de halters
  • onthullen (mogelijk) misbruik

(deze behandeling is gebaseerd op gevalsstudies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de belangrijkste soorten binnen de somatische-symptoom en verwante stoornissen?

A
  • somatisch symptoom-stoornis
  • ziekteangststoornis
  • conversiestoornis
  • nagebootste stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is somatisch symptoom-stoornis?

A

klachten over lichamelijk problemen of symptomen die geen lichamelijke oorzaak hebben.

(hypochondrie bestaat niet in DSM-5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is ziekteangststoornis?

A

stoornis waarbij iemand ervan overtuigd Ius dat ie ernstig ziek is. (medische) resultaten stellen niet gerust

17
Q

wat is het verschil tussen ziekteangststoornis en somatisch symptoomstoornis

A

bij ziekteangst is een verstoorde betekenis geven aan symptomen (soms helemaal geen symptomen)

Bij somatisch symptoomstoornis maken personen zich druk om de symptomen

18
Q

wat zijn bij ziekteangst de subtypes?

A

zorgmijdende en borgzoekende

19
Q

wat is een andere benaming voor conversiestoornis?

A

functioneel neurologisch symptoomstoornis

20
Q

wat is een conversiestoornis?

A

aantasting van het vermogen bewegingen (arm/been) uit te voeren door verstoring van de sensorieel (doof, blind of waarnemen stimuli)

het wordt als psychisch bestempeld doordat het onverenigbaar is met medische aandoeningen.

21
Q

wat is de oorzaak van conversiestoornis?

A

het heeft een verband met een geschiedenis van traumatische ervaringen of misbruik in de jeugd.

22
Q

wat is nagebootste stoornis?

A

het opzettelijk fabriceren van psychische of lichamelijke symptomen. ZONDER MOTIEF

23
Q

wat is het verschil tussen simuleren en nagebootste stoornis?

A

simuleren is doelbewust fabriceren met motief.

Nagebootste stoornis is zonder motief

24
Q

welke 2 subtypes bestaan er binnen de nagebootste stoornis?

A
  • opgelegd aan zichzelf
  • opgelegd aan een ander
25
Q

wat is een andere naam voor conversiestoornis?

A

hysterie

26
Q

wat is de beste behandeling voor somatisch-symptoomstoornis?

A

CGT (ook antidepressiva met uitzondering van conversiestoornis)

27
Q

wat betekend psychosomatisch?

A

wanneer psychische factoren een ondersteunende rol hebben bij een lichamelijke aandoening

28
Q

wat is biofeedbacktraining (BFT)?

A

een methode waarbij de patiënt informatie krijgt over bepaalde functies zodat hij controle kan ontwikkelen.