2.2 LGM Flashcards

1
Q

hoe uit ‘teveel’ stress zich?

A

heeft gevolgen op:
- lichamelijk gebied
- emotioneel-cognitief gebied
- gedragsmatig gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekend diathese?

A

de mate waarin men vatbaar is voor het krijgen van een bepaalde ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is interne biofeedback?

A

het contrast tussen spanning en ontspanning waardoor men leert de ontspanning telkens beter toe te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 3 stadia van Jacobsen bestaan er?

A
  • actief stadium: het spannen en ontspannen van de spieren
  • passief stadium: het moment na aanspannen spieren
  • bewustzijnsstadium: het waarnemen van de spiertonus zonder aanspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 6 oefeningen zijn onderdeel van de autogene training?

A
  • zwaartegevoel
  • warmtegevoel
  • hartritme
  • ademhaling
  • abdominale warmte
  • frisse voorhoofd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn belangrijke principes bij autogene training?

A
  • geduld
  • respecteer je grenzen
  • regelmaat in oefensessies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de essentie van toegepaste relaxatie?

A

het leren zich vlug te ontspannen in situaties waar de spanning hoog kan oplopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het grootste verschil tussen toegepaste relaxatie en overige vormen?

A

de tijd die deze efficiënte oefening in beslag neemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke fases kent de toegepaste relaxatie van öst?

A
  • progressieve relaxatie (15min)
  • alleen ontspannen (7min)
  • relaxatie gekoppeld aan zelfinstructie (2 a 3 min)
  • differentieel relaxatie
  • snelle relaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is stress?

A

letterlijke vertaling druk of spanning

het is een gevolg van een stressor of een gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn voorbeelden van interne en externe stressoren?

A

intern: emoties, gevoelens en gedachten

extern: economische, politieke, maatschappelijke fenomenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan stress ontstaan?

A

oorzaken buiten jezelf zoals:
- traumatische ervaringen
- situaties in familie of vriendenkring
- problemen op het werk
- het ervaren van tijdgebrek

oorzaken in jezelf zoals:
- teveel of te weinig eten
- alcohol
- roken
- weinig beweging
- ongeduld
- perfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly