2.3 Psychopathologie - impulsregulatie Flashcards

1
Q

Waardoor leren kinderen als ze ouder worden directe agressie te beheersen?

A

Toename: Taalvaardigheid, executieve functies en morele ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ander woord voor indirecte agressie? en noem een voorbeeld hiervan

A

Relationele agressie: uitschelden, beledigen, roddelen, pesten, buitensluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Proactieve agressie komt voor bij jonge kinderen, waar of niet waar?

A

Nee, daarvoor moet je sociale situaties kunnen doorgronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is prosociaal gedrag?

A

Sociaal wenselijk gedrag, gedrag gericht op het welzijn van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt prosociaal gedrag bevorderd:

A

Inleven en meevoelen (empathie)
* Veilige gehechtheid
* Het hebben van een jonger broertje/zusje
* Leerervaringen, beloning voor gewenst sociaal gedrag
* Ontwikkeling van moraliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de 6 stadia van Kohlberg over de ontwikkeling van moraliteit:

A

pre-conventioneel: 1 & 2 Straffen en beloning
conventioneel: 3. interpersoonlijke relaties 4. Sociale regels
post conventioneel: 5 sociale contracten 6. universele rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij Proactieve of instrumentele agressie is er een risico voor
delinquentie en psychopathie. Bij reactieve agressie hebben mensen vaak last van een kort lontje.

Waar of niet waar?

A

Beide waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken van ODD?

A

Vaak driftig
2. Maakt ruzie met volwassenen
3. Vaak opstandig, overschrijdt regels
4. Ergert anderen met opzet
5. Geeft anderen de schuld
6. Vaak boos en gepikeerd
7. Vaak hatelijk en wraakzuchtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van CD?

A

Tenminste 12 maanden minimaal 3 van de 15
kenmerken, onderverdeeld in 4 groepen:
* Agressie gericht op mensen en dieren
* Vernieling van eigendom
* Leugens of diefstal
* Ernstige schending van regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen CD en ODD?

A
  • ODD begint eerder dan CD, rond 6 jr (vergelijk
    CD: 9 jr)
  • ODD is minder ernstig dan CD
  • ODD kent geen criteria voor agressie, CD wel
  • ODD kan overgaan in CD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de comorbididieit van ODD/CD?

A
  • ADHD 40-60%
  • Taal- en leerproblemen
  • Internaliserende stoornissen
  • Middelenmisbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een persoonlijkheidsstoornis?

A

Excessief rigide gedragspatronen of een manier van omgaan met andere die uiteindelijk negatieve consequenties heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen egodystoon en egosyntoon gedrag?

A

Egosyntoon: gedrag wordt gezien als natuurlijk deel van het zelf, men heeft er geen last van.
Egodystoon: gedrag wordt verstaan als vreemd ten opzichte van eigen identiteit, men heeft er last van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk cluster heeft vooral een sterkte relatie met hechtingsproblematiek?

A

Cluster B: Dramatisch, emotioneel of labiel gedrag
- antisociale PS
- Narcistische PS
-borderline
- theatrale PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een verklaring voor borderline?

A

traumatische ervaringen, mishandeling, verwaarlozing, misbruik etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van B-cluster – Histrionische P.S.?

A
  • Overdreven emotionaliteit
  • Overweldigende behoefte om in het centrum van de
    aandacht te staan
  • Eisen aandacht op  anders slachtofferrol
  • Egoïstisch
  • Verdragen geen uitstel van beloning
  • Flirterig/verleidelijk, maar niet instaat om intieme relaties te
    ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem kenmerken van de therapeutenrol voor behandeling van mensen met PS

A

Belangrijk om op één lijn te zitten met je
collega’s (splitsen)
* Regelmatig contact met collega’s om te “sparren
en spuien” (i.v.m. eigen psychohygiëne)
* Betrouwbaarheid
* Begrenzing
* ‘Er onder zitten’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de invloed op de hersenen bij de onderstaande begrippen:
* Psycholeptica :
* Psychoanaleptica:
* Psychodysleptica:

A
  • Psycholeptica : dempend
  • Psychoanaleptica: stimulerend
  • Psychodysleptica: verstorende waarneming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem een voorbeeld van het Biologische perspectief voor verslavingsproblematiek:

A

verstoring van het genots- en beloningscentrum
* endorfine aanmaak wordt verstoord dus onbehaaglijk
gevoel en meer pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de comorbiditeit van verlsavinfsproblematiek?

A
  • Drugs en anti-sociale persoonlijkheidsstoornis/borderline pst
  • Drugs en ADHD
  • Drugs en schizofrene stoornis
  • Drugs en stemmingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de prevalentie
van alcoholafhankelijkheid

A
  • > 8% van de bevolking
  • Vooral mannen tussen de 20-30 jaar
22
Q

Wat is psychologische afhankelijkheid?

A

Dwangmatig gebruik van stof om in psychologische behoefte te vooorien

23
Q

Wat is fysiologische afhankelijkheid?

A

Lichaam afhankelijk van voortdurende toevoer van de stof

24
Q

Noem voorbeelden van dempende middelen:

A

Alcohol,
opiaten
barbituraten (kalmerende middelen die worden gebruik om angst te verlichten)

25
Q

Wat is het effect van alcohol op receptoren van GABA ?

A

GABA gaat omhoog –> remmende neurotransmitter, dus algemene activiteit zenuwstelsel neemt af –> gevoelens van ontspanning

26
Q

Wat zijn behandelingen voor alcohol en drugs
afhankelijkheid?

A
  • Detoxicaficatie, geneesmiddelen
  • Patronen van drugmisbruik doorbreken
  • Adaptieve gedragingen versterken
  • Achterliggende psychologische problemen te achterhalen
  • AA-groep
  • Terugvalpreventie
  • PMT
27
Q

Waarin kan PMT mensen met verslavingsproblematiek helpen?

A
  • Algemene gezondheid/fitheid bevorderen
  • Lichaamssignalen herkennen: honger – craving
  • Ontspanningstechnieken
  • Copingvaardigheden:
  • Boosheidsignalen
  • Zelfcontrole technieken
28
Q

Wat is boulimia Nervosa?

A

Eetstoornis wat zich kenmerkt door herhaalde vreetbuien gevolgd door zelfopgewekt braken in combinatie met bezorgdheid lichaamsgewicht en vorm.

29
Q

Wat is anarexia nervosa?

A

In standhouden van abnormaal laag gewicht, vertekend lichaamsbeeld en angst om aan te komen. bij vrouwen: ameneroe. * BMI tussen 10-15

30
Q

Wat is binge eating disorder?

A

‘vreetbuienstoornis’, zonder compenseren, geen honger gevoel.

31
Q

Welke 3 ontwikkelingstaken worden aan eten
verbonden?

A
  1. Gezonde eetroutines aanleren door het
    verwerven van eetregels.
  2. Het ontwikkelen van copingstrategieën t.a.v.
    emotieregulatie.
  3. Het verwerven van autonomie t.o.v. ouders
    en toegroeien naar volwassenheid.
32
Q

Wat zijn de twee subtypen bij boulimia nervosa?

A

Het ‘gewone’type
* Vreetbui – vasten/inspannen – vreetbui

Het purgerede type
* Vreetbui – braken/laxeren – vreetbui

Gewicht schommelt tussen normale grenzen.

33
Q

Noem een biologische oorzaak voor A.N/ B.N?

A

Tekort aan serotonine: eetlust en stemming.

34
Q

Noem psychologische oorzaken voor A.N/B.N?

A
  • Angst/controle
  • Ontevredenheid eigen lichaam
  • Perfectionisme (dichotoom denken)
  • Disfunctionele cognitieve stijl
  • Moeite met volwassen worden
  • Beperkte interpersoonlijke relaties
35
Q

Waarmee kan PMT binnen de behavioural therapy voor een eetstoornis van pas komen?

A
  • Overwaardering lichaamsgewicht
  • Verstoorde emotieregulatie
  • Overmatig beweeggedrag
36
Q

Wat is de prognose van behandeling voor eetstoornissen?

A
  • > 50% verbetert na behandeling
  • > 33% wordt chronisch
  • 5-10% overlijdt aan de stoornis
37
Q

Wat is de prevalentie voor risico gamers?

A

4 procent jongeren waarvan 87 procent jongen ( 24 uur gamen, 2-3 dagen in de week)

38
Q

Diagnose IGD (internet gaming disorder) wordt gesteld bij minimaal 5 kenmerken uit de DSM 5.
Noem er minimaal 3

A
  1. Een obsessie hebben met (online) games;
  2. Ontwenningsverschijnselen bij het niet spelen van games;
  3. Tolerantie opbouwen, oftewel je gaat steeds meer tijd investeren in de game;
  4. Je probeert te stoppen of te minderen met gamen, maar het lukt niet;
  5. Je interesseert je niet meer voor andere dingen in het leven;
  6. Je speelt toch te veel games, terwijl je goed weet hoeveel impact dit heeft op je
    leven;
  7. Je liegt over hoeveel je gamet;
  8. Gamen is een vorm van escapisme voor je angsten of schuldgevoel;
  9. Je zet relaties en kansen in je leven op het spel met je gamegedrag
39
Q

Co-morbiditeit gameverslaving:

A

angststoornis
 paniekstoornis
 depressie
 sociale fobie
 school fobie
 riskant gedrag zoals roken, problematisch
alcoholgebruik,
 drugsgebruik en agressie

40
Q

Een van de aanbevelingen volgens het trimbos instituut is: zet geen individueel gerichte interventies in, maar groepsgewijze interventies.
Waar of niet waar?

A

Niet waar: juist inzetten van individueel gerichte interventies. Bij groepsgewijze interventies worden de non-problemers bereikt.

41
Q

Wat is NAH?

A

Afwijking of beschadiging van de hersenen die na de geboorte door ziekte of andere oorzaken is ontstaan, met soms grote, soms voor anderen onzichtbare, gevolgen voor de manier waarop de getroffene en zijn/haar naasten hun leven kunnen leven (Jurrius, 2015).

42
Q

Wat zijn de oorzaken voor NAH?

A

Traumatisch hersenletsel
Cerebro vasculair accident (CVA / beroerte)
- Hersenbloeding (20%)
- Herseninfarct (80%)
- Transient Ischemic Attack (TIA)

43
Q

Wat zijn de oorzaken voor CVA?

A

Aneurysma (zwak bloedvat) Risicofacor: hoge bloeddruk.
Atherosclerose (slagaderverkalking) risicofactoren: roken, weinig bewegen, ongezond eten.

44
Q

Wat is hemiplegie en hemianopsie?

A

halfzijdige verlamming en voor de helft kunnen zijn

45
Q

Wat is het gevolg van dysatrie?

A

zenuwen van de spraakspieren zijn aangedaan dus verminderde spraak

46
Q

Zelfoverschatting en gering ziekte-inzicht is een gevolg van NAH wat voort komt uit aandoening van welke hersenhelft?

A

Rechter

47
Q

Wat is de belangrijkste kenmerk van de gevolgen van NAH wat niet zichtbaar is?

A

Lichamelijke klachten/vermoeidheid

48
Q

Langzaam en onzekergedrag is een gevolg van NAH wat voort komt uit aandoening van welke hersenhelft?

A

linker

49
Q

Waar kan je op inzetten bij behandeling van NAH?

A

Geven van inzicht

Psycho-educatie

(Her)leren vaardigheden

Aanleren (compensatie)strategieën

Gebruik hulpmiddelen

Behandeling van naasten/mantelzorgers

50
Q

Wat is het verschil tussen chronische rouw (NAH) en rouw?

A

Bij chronische rouw zal je in nieuwe levensfases weer door het rouwproces heen moeten gaan aangezien je niet het geen kan doen wat er in deze levensfase van je wordt verwacht of wat je graag wilt.

51
Q

Wat is de rol van de hulpverlening bij NAH?

A

Erkenning, waardering en eigenkracht opzoeken

52
Q
A