L2.1 : De verbintenis: kenmerken en ontstaan Flashcards

1
Q

Wat is de belangrijkste bron van verbintenissen?

A

De overeenkomst (art. 6:213, eerste lid, BW) vormt immers de belangrijkste bron van verbintenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aan het bestaan van een verbintenis zijn ingrijpende rechtsgevolgen verbonden.

Welke?

A

In beginsel is een verbintenis rechtens afdwingbaar (art. 3:296 BW). In beginsel, want ons recht kent ook niet afdwingbare verbintenissen, de zogenoemde natuurlijke verbintenissen. Bovendien kan de schuldeiser van een verbintenis in beginsel zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen (art. 3:276 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is nodig voor het ontstaan van een verbintenis?

A

Gezien de ingrijpende rechtsgevolgen die de wet aan het bestaan van een verbintenis verbindt, is voor het ontstaan van een verbintenis in beginsel een wettelijke basis vereist (art. 6:1 BW). Verplichtingen die passen in het stelsel van de wet en aansluiten bij wel in de wet geregelde gevallen kunnen op grond van jurisprudentie van de HR ook als verbintenissen worden aangemerkt .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de wettelijke omschrijving van het begrip verbintenis?

A

De wetgever heeft afgezien van het geven van een omschrijving van het begrip ́verbintenis ́. Gebruikelijk is de verbintenis te omschrijven als een vermogensrechtelijke rechtsverhouding tussen twee of meer personen krachtens welke de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd is en deze jegens gene tot die prestatie verplicht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

noem een drietal kenmerken van een verbintenis?

A

Uit deze omschrijving van de verbintenis kunnen een drietal kenmerken worden afgeleid: er is bij een verbintenis sprake van een vermogensrechtelijke betrekking, (zie art. 3:6 BW), een aantal personen (de subjecten van de verbintenis) en een prestatie (het voorwerp of object der verbintenis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de actieve en de passieve kant van een verbintenis?

A

Een verbintenis heeft derhalve zowel een actieve kant (het vorderingsrecht van de schuldeiser) als een passieve kant (de schuld van de schuldenaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Subjectief en relatief recht?

A

Het vorderingsrecht van de schuldeiser is zowel een subjectief (d.w.z. een recht dat toekomt aan de persoon van de schuldeiser) als een relatief recht (het geldt uitsluitend ten opzichte van de schuldenaar of schuldenaren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is verwarrend met de term verbintenis?

A

NB: enigszins verwarrend is dat in het BW de term verbintenis veelal als rechtsbetrekking wordt ingevuld (bijv. art. 6:1 BW), maar ook (overeenkomstig het spraakgebruik!) wordt gebruikt om de passieve zijde van de verbintenis (de verplichting van de schuldenaar ofwel schuld) aan te duiden (bijv. de opschriften van de afdelingen 6.1.6 en 6.1.9 en de artt. 6:30, 52 en 74 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorwerp/object der verbintenis?

A

Het voorwerp van de verbintenis is de prestatie waartoe de schuldenaar verplicht en de schuldeiser gerechtigd is. De prestatie kan bestaan uit een geven, een doen of een niet-doen. Het voorwerp van de verbintenis moet van het voorwerp van de prestatie worden onderscheiden.

Voorbeeld

De verbintenissen die uit de verkoop (art. 7:1 BW) van een schilderij voortvloeien, hebben niet als voorwerp het schilderij, respectievelijk de geldsom, maar de overdracht van het schilderij en de betaling van de geldsom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Subjecten der verbintenis?

A

De subjecten der verbintenis zijn de personen die tot de prestatie verplicht dan wel gerechtigd zijn: de schuldenaar en de schuldeiser. De subjecten behoeven de verbintenis niet zelf te zijn aangegaan.

Voorbeeld

A koopt een kleurentelevisie bij B. B heeft de televisie in eigendom overgedragen. A heeft nog niet betaald. B heeft een vordering op A. B is schuldeiser en A is schuldenaar. Draagt B ex artikel 3:94 BW de vordering over aan C dan wordt C schuldeiser en blijft A schuldenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vorderingsrecht?

A

Het recht van de schuldeiser jegens de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet vorderingsrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

schuld?

A

Het recht van de schuldeiser jegens de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet vorderingsrecht, de daartegenover staande rechtsplicht van de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet schuld.
NB: het begrip ́schuld ́ heeft meerdere juridische betekenissen, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Zo kan men bijvoorbeeld schuld hebben aan het veroorzaken van schade, in die zin dat een bepaald gedrag verwijtbaar is (art. 6:162, derde lid, BW).

In deze leereenheid (en dit werkboek) wordt het begrip ́schuld ́ gebezigd in de betekenis van de verplichting om te presteren. Verplicht om te presteren is de schuldenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat nu indien de schuldenaar de prestatie niet verricht?

A

Zonder middel om de prestatie van de schuldenaar af te dwingen heeft de schuldeiser weinig aan een vorderingsrecht. Vandaar dat de wet in artikel 3:296 BW aan de schuldeiser de rechtsvordering (actie) toekent om zijn nalatige schuldenaar voor de rechter te dagen en hem door de rechter kan laten veroordelen de prestatie te verrichten en/of de door de schuldeiser geleden schade te vergoeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie is aansprakelijk?

A

De schuldenaar die door de schuldeiser tot nakoming van de verplichting kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beveogdheid schuldeiser?

A

De schuldeiser heeft de bevoegdheid het vonnis ten uitvoer te leggen ofwel te executeren. Indien de schuldenaar na betekening van dit vonnis nog niet presteert, zal de schuldeiser (een deel van) het vermogen van de schuldenaar overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in beslag laten nemen, het vervolgens door een openbare (executoriale) verkoop te gelde maken en het hem toekomende verhalen op de opbrengst daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar vinden we het verhaalsrecht terug?

A

Dit verhaalsrecht van de schuldeiser om zijn vorderingsrecht in beginsel op het gehele vermogen van de schuldenaar te kunnen verhalen, is neergelegd in artikel 3:276 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verhaalsaansprakelijk?

A

Verhaalsaansprakelijk is degene wiens vermogen ten behoeve van de schuld kan worden uitgewonnen. Elke schuld brengt derhalve van rechtswege verhaalsaansprakelijkheid van de schuldenaar mede.

18
Q

Is het vermogen van de schuldenaar altijd volledig uitwinbaar?

A

Op de regel dat het vermogen van de schuldenaar zelf volledig uitwinbaar is, bestaan uitzonderingen, in die zin dat niet op het gehele vermogen verhaal kan worden gezocht (bijv. art. 21F).

19
Q

INVOEGEN FIGUUR 1.1

Onderlinge verdeling van het begrip verbintenis?

A
20
Q

Wat is de regel bij uitwinnen?

A

In de regel wordt het vermogen van de schuldenaar uitgewonnen. Denkbaar is echter ook dat verhaal kan worden gezocht op het vermogen van een derde zonder eigen schuld.

Voorbeelden

  • Een derde kan een hem toebehorend niet-registergoed ten behoeve van de schuld van de schuldenaar in pand geven. De schuldeiser kan dan verhaal zoeken op dit vermogen van de derde pandgever.
  • Een derde kan op een hem toebehorend registergoed hypotheek verlenen ten behoeve van de schuld van de schuldenaar. De schuldeiser kan dan verhaal zoeken op het onroerend goed van de derde hypotheekgever.
21
Q

Borg?

A

De borg is niet verhaalsaansprakelijk voor eens anders schuld zonder eigen schuld. De borg heeft jegens de crediteur uit de hoofdverbintenis een eigen schuld, namelijk om bij gebreke van de hoofdschuldenaar diens schuld te voldoen (art. 7:850 jo 855 BW).

Voorbeeld

C stelt zich borg voor de schuld van schuldenaar A aan schuldeiser B. Indien A niet betaalt, kan schuldeiser B borg C aansprakelijk stellen voor voldoening van de schuld die voor C uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeit en kan schuldeiser B het vermogen van borg C uitwinnen tot het bedrag waarvoor deze zich borg heeft gesteld.

22
Q

Draagplichtig?

A

Draagplichtig is degene die uiteindelijk de schuld (geheel of gedeeltelijk) in zijn vermogen moet dragen. Meestal is de aansprakelijke schuldenaar zelf draagplichtig. Er doen zich echter ook gevallen voor waarin de schuldenaar niet of slechts gedeeltelijk draagplichtig is.

Voorbeelden

De levensgezellen A en B zijn op zoek naar een nieuw bankstel. Zij spreken onderling

af dat A het bankstel zal kopen, maar dat ieder de helft van de koopsom zal betalen. Vervolgens koopt A een bankstel van verkoper C. A is schuldenaar van de koopsom en voor de hele koopsom ten opzichte van C verhaalsaansprakelijk. Verkoper C heeft met B immers niets te maken. B is ten opzichte van A echter wel voor de helft van de betaalde koopsom draagplichtig.

C en D hebben zich hoofdelijk (art. 6:6, tweede lid, BW) ten opzichte van E verbonden tot (terug)betaling van een van E geleend bedrag. Onderling zijn zij overeengekomen dat uiteindelijk de schuld ten laste van het vermogen van D komt. C en D zijn nu beide schuldenaren van E en voor het gehele geleende bedrag verhaalsaansprakelijk. Indien E ertoe overgaat om C aansprakelijk te stellen, moet C het gehele bedrag aan E betalen (art. 6:7 BW). C kan voor het betaalde bedrag op grond van artikel 6:10, tweede lid, BW wel regres nemen op D, dat wil zeggen: het betaalde bedrag van D terugvorderen. Immers, alleen D is in hun onderlinge verhouding draagplichtig.

23
Q

De natuurlijke verbintenis?

A

De artikelen 6:3-5 BW vormen goeddeels een neerslag van de rechtspraak zoals die onder het oude recht is gevormd. Een natuurlijke verbintenis bestaat (art. 6:3, tweede lid, BW):

• wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt.

Voorbeelden

Verbintenis waaraan door de wet de afdwingbaarheid wordt onthouden: A heeft een vordering in geld op B. B betaalt niet. Vijf jaren verstrijken. A kan zijn vordering niet meer afdwingen; zijn rechtsvordering is door verjaring (art. 3:308 BW) tenietgegaan. Betaling door B na verjaring is het voldoen aan een natuurlijke verbintenis.

Verbintenis waaraan door een rechtshandeling de afdwingbaarheid wordt onthouden: de verbintenis die ontstaat uit een gentlemen ́s agreement. Een gentlemen ́s agreement kan worden omschreven als een afspraak tussen partijen die verbintenissen in het leven roept waaraan de (juridische) afdwingbaarheid is onthouden, doordat naleving via gerechtelijke kanalen wordt uitgesloten.

• wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.

Voorbeeld van een dergelijke zelfstandige natuurlijke verbintenis is de casus in HR 30 november 1945, NJ 1946, 62 (De Visser-Harms). Harms sluit ten behoeve van zijn echtgenote De Visser een levensverzekering. Harms overlijdt. De kinderen van Harms uit zijn vorige huwelijken verzetten zich tegen uitbetaling van het opgebouwde pensioen ad ƒ 15.000 door de bank aan mevrouw De Visser. De Hoge Raad besliste: de vervulling van de plicht om met het oog op een voldoende verzorging van de weduwe naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de weduwe, beantwoordt aan hetgeen echtgenoten van elkaar mogen verlangen. Daarmee wordt, voor zover dit het redelijke niet te buiten gaat, door het afsluiten van een levensverzekering voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De nakoming van een dergelijke verzorgingsverplichting is het voldoen aan een verbintenis, en is dus geen schenking .

24
Q

Objectieve of subjectieve maatstaf?

A
25
Q

Betaling van een natuurlijke verbintenis kan rechtens worden afgedwongen?

A

Betaling van een natuurlijke verbintenis kan rechtens niet worden afgedwongen.

26
Q

Rechtsgevolgen natuurlijke verbintenis?

A

Voor het overige heeft een natuurlijke verbintenis dezelfde rechtsgevolgen als een civiele verbintenis. Nakoming van een natuurlijke verbintenis is derhalve niet onverschuldigd en kan door de betaler niet ex artikel 6:203 BW worden teruggevorderd. De natuurlijke verbintenis vormt dan immers de rechtsgrond voor de betaling.

27
Q

Natuurlijke verbintenis vs:

1) Onverschuldigde betaling
2) (vormeloze) schenking

A

Praktisch is het dan ook van belang om de natuurlijke verbintenis te onderscheiden van:

de onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW). Er is zonder rechtsgrond betaald. Betaling kan worden teruggevorderd.

(vormloze) schenking (art. 7:175 BW). Betaling door de schenker is in tegenstelling tot de natuurlijke verbintenis wél afdwingbaar. Er is een rechtsgrond voor betaling, namelijk de schenkingsovereenkomst. Betaling kan door de schenker niet worden teruggevorderd.

28
Q

Omzetting?

A

Een natuurlijke verbintenis kan door een overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar worden omgezet in een rechtens afdwingbare verbintenis (art. 6:5 BW). De omzetting kan de gehele verbintenis of een deel hiervan betreffen. De omzettingsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst, waarop Titel 6.5 van toepassing is.

Voorbeeld

Een vrouw adopteert met instemming van haar man in het buitenland een kind dat door beide echtgenoten gezamenlijk wordt opgevoed en verzorgd. Voor de man bestaat een verplichting uit moraal en fatsoen om naar draagkracht bij te dragen in de verzorging en opvoeding van het kind. Er is sprake van een natuurlijke verbintenis. Als de man vijf jaar aan deze verplichting voldoet, de benoeming tot toeziend voogd over het kind heeft aanvaard en het kind zijn geslachtsnaam laat dragen, heeft de man de natuurlijke verbintenis op zodanige wijze bekrachtigd, dat deze is omgezet in een rechtens afdwingbare (aldus Rb ́s-Gravenhage 12 maart 1984, NJ 1986, 501).

29
Q

Bronnen der verbintenis?

A

In het BW wordt uitsluitend de wet als bron van verbintenissen aangewezen (art. 6:1 BW). De belangrijkste bron is de in deel 1 van deze cursus besproken obligatoire overeenkomst (art. 6:213 BW). Naast Boek 6 zijn ook in andere boeken van het BW, alsmede in overige wetten, bronnen te vinden. Het systeem is echter niet zo gesloten als in artikel 6:1 BW wordt gesuggereerd.

30
Q

Wat heeft nog meer verbintenisscheppende kracht?

A

Door het toekennen van verbintenisscheppende kracht aan de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW) en aan een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6:162, tweede lid, BW), zijn verbintenissen die voortvloeien uit het ongeschreven recht eveneens als verbintenissen uit de wet aan te merken.

31
Q

Derde mogelijkheid om verbintenissen te creeren?

A

Indien de wet noch rechtstreeks, noch via verwijzing naar het ongeschreven recht een verbintenis in het leven roept, kan desondanks het bestaan van een verbintenis worden aanvaard. Een dergelijke verbintenis dient dan te passen in het stelsel van de wet en aan te sluiten bij de wel in de wet geregelde gevallen, zo volgt uit de parlementaire geschiedenis. Hiermee sluit het BW aan bij de beslissing van de Hoge Raad in het arrest Quint-Te Poel (HR 30 januari 1959, NJ 1959, 548).

32
Q

INVOEGEN FIGUUR 1.2

Ontstaansbronnen van verbintenissen?

A
33
Q

Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig?

A

Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). Dit beginsel dient bij iedere verbintenis in acht te worden genomen. Voor verbintenissen welke voortvloeien uit een obligatoire overeenkomst wordt het herhaald in artikel 6:248 BW.

34
Q

Hoeveel functies heeft de redelijkheid en billijkheid in het BW?

A

De redelijkheid en billijkheid vervult in het privaatrechtelijke systeem drie functies

35
Q

1e functie redelijkheid en billijkheid?

A

bij de uitleg van een rechtsverhouding

De Hoge Raad stelt dat het bij de uitleg van contractsbepalingen aankomt ́op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ́ (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (haviltex)).

36
Q

2e functie redelijkheid en billijkheid?

A

aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, daar waar in een rechtsverhouding zaken ongeregeld zijn gelaten (art. 6:2, eerste lid, BW)

Aan Staalman wordt ontslag verleend door zijn werkgever, het bedrijfschap Horeca. Ter zake van dit ontslag wordt tussen partijen een wachtgeldregeling overeengekomen die voorziet in een vermindering van de uitkering als Staalman uit hoofde van een dienstbetrekking inkomsten zal verwerven. Staalman gaat echter inkomsten uit werkzaamheden als zelfstandige verwerven. Hieromtrent bevatte het overeengekomene geen bepalingen. Er ontstaat een geschil over de vraag of de inkomsten die Staalman als zelfstandige verwerft, op de uitkering in mindering moeten worden gebracht. De Hoge Raad zegt hierover dat de leemte die partijen hebben gelaten, moet worden ingevuld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dit leidde er in casu toe dat de inkomsten van Staalman op zijn uitkering in mindering moesten worden gebracht (HR 29 juni 1962, NJ 1962, 285 (Staalman- Horeca)).

37
Q

3e functie redelijkheid en billijkheid?

A

derogerende ofwel beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid: een tussen partijen geldende rechtsregel kan door de redelijkheid en billijkheid opzij worden gezet (art. 6:2, tweede lid, BW en art. 6:248, tweede lid, BW).

Indien in een overeenkomst een exoneratieclausule is opgenomen – een clausule waarmee men zijn aansprakelijkheid beperkt of uitsluit – volgens welke een der

partijen zijn aansprakelijkheid voor schade die bij de uitvoering van de overeenkomst ontstaat uitsluit, kan onder omstandigheden de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat met succes een beroep op dit beding wordt gedaan (HR 19 mei 1967, NJ 1967, 261 (Saladin-HBU) en HR 20 februari 1976, NJ 1976, 486 (Pseudo- vogelpest)). Slaagt het verweer van de schuldenaar dan blijft op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid een in beginsel tussen partijen geldend beding buiten toepassing.

38
Q

Kan redelijkheid en billijkheid al in de pre-contractuele fase een rol spelen?

A

Zoals al is besproken kan de redelijkheid en billijkheid ook reeds in de precontractuele fase een rol spelen.

In een geval waarin twee partijen in onderhandeling zijn over de totstandkoming van een contract, en de onderhandelingen zich in een zo vergevorderd stadium bevinden dat het voor beide partijen in de lijn der verwachting ligt dat een overeenkomst totstandkomt, kan het op zo ́n moment afbreken van de onderhandelingen in strijd zijn met de goede trouw, en kan voor de wederpartij, die door het afbreken van de onderhandelingen in strijd met de goede trouw heeft gehandeld, een schadevergoedingsplicht ontstaan (vgl. HR 18 juni 1982, NJ 1983, 723 (Plas-Valburg)).

39
Q

Invloed redelijkheid en billijkheid op beeindiging/opzegging contracten?

A

Ook de beëindiging/opzegging van contracten wordt mede bepaald door de redelijkheid en billijkheid (zie leereenheid 10 en HR 21 juni 1991, NJ 1991, 742 (Mattel-Borka)).

40
Q
A