Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Strategisch management

A

Een reeks bestuurlijke beslissingen en acties die bepalend zijn voor de prestaties van een organisatie op de lange termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Strategieën

A

De beslissingen en acties die de lange termijn-prestatie van een organisatie bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedrijfsmodel/Business model

A

Een strategisch model hoe een bedrijf van plan is te profiteren van zijn strategieën, processen en activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenschappen va ambitie

A
  • Ambitieus: Kern van de dromen van een organisatie bloot leggen.
  • Motiverend: De ambitie moet medewerkers aanspreken, motiveren en energie geven.
  • Onderscheidend: Eigenheid van de organisatie vertolken.
  • Relevant: Ambitie moet voor alle belanghebbende relevant zijn.
  • Echt: De ambitie moet geloofwaardig zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Specifieke omgeving

A

Dat deel van de omgeving dat direct invloed heeft op het al dan niet bereiken van de doelstellingen van een organisatie. Bestaat uit stakeholders, bedrijfstakken, concurrenten en klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene omgeving

A

Omstandigheden van buitenaf die van invloed kunnen zijn op de organisatie. Bestaat uit demografische, economische, sociaal-cultureel, technologische, ethische en politiek-juridische factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kansen

A

Positieve trends van externe omgevingsfactoren die de organisatie mogelijk kan benutten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bedreigingen

A

Negatieve trends van externe omgevingsfactoren die de organisatie voor problemen kan stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kerncompetenties

A

De belangrijkste vaardigheden, mogelijkheden en middelen van de organisatie voor het creëren van waarde die bepalend zijn voor de concurrentiewapens van de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sterkte

A

Elke activiteit waarin de organisatie goed is of alle unieke middelen die ze heeft om de strategische doelstellingen te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zwakte

A

Activiteiten waarin de organisatie niet goed is of vereiste middelen waarover ze niet beschikt, zodat dit een belemmering vormt voor het realiseren van de strategische doelstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vijf concurrentiefactoren

A
  1. De bedreigingen van nieuwe toetreders: Factoren bepalen hoe moeilijk het is voor nieuwe concurrenten om toe te treden tot de branche. (merkentrouw, kapitaalbehoeften, …)
  2. De bedreiging van alternatieven: Factoren bepalen waarschijnlijkheid dat klanten een gelijkwaardig product van een ander bedrijf zullen kopen. (klantentrouw, overstapkosten, …)
  3. Het onderhandelend vermogen van de koper: Deze factoren bepalen de invloed die klanten binnen de branche hebben. (aantal klanten op de markt)
  4. Het onderhandeld vermogen van de leveranciers: Deze factoren bepalen de mate van macht die leveranciers hebben over de bedrijven in die branche. (beschikbaarheid van alternatieven)
  5. Bestaande concurrente: Hoe groot is de rivaliteit tussen huidige concurrenten in de bedrijfstak?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Concurrentenanalyse

A

Een vorm van omgevingsanalyse waarbij organisaties proberen uit te vinden die hun concurrenten zijn, wat ze doen en welke invloed hun activiteiten op de eigen organisatie hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stakeholders

A

Alle belanghebbende in de externe omgeving van de organisatie die invloed ondervinden van de beslissingen en actief van deze organisatie, en daar zelf ook invloed op kunnen uitoefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onzekerheid

A

De mate waarin de omgeving van een organisatie verandert en complex van aard is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mate van verandering

A

De mate waarin er verandering in de omgeving plaatsvindt.

17
Q

Complexiteit

A

Het aantal onderdelen van de omgeving van een organisatie en de hoeveelheid kennis over de omgevingsonderdelen waarover een organisatie beschikt.

18
Q

Groeistrategie

A

Een strategie op concernniveau die gericht is ophet uitbouwen van de activiteiten van de organisatie.

19
Q

Stabiliteitsstrategie

A

Een strategie op concernniveau die wordt gekenmerkt door de afwezigheid van ingrijpende veranderingen.

20
Q

Vernieuwingsstrategie

A

Een strategie op concernniveau die zwakke punten in een organisatie aanpakt die leiden tot dalende prestaties.

21
Q

Inkrimpingsstrategie

A

Een vernieuwingsstrategie voor de korte termijn, die wordt gebruikt in situaties die niet zo ernstig zijn.

22
Q

Turn-around-strategie

A

Een vernieuwingsstrategie voor tijden waarin de prestatieproblemen van de organisatie ernstiger zijn.

23
Q

BCG-matrix

A

Een strategisch instrument dat als leidraad fungeert bij het nemen van toewijzingsbeslissingen op basis van marktaandeel en groeitempo van strategische bedrijfsonderdelen.

24
Q

Strategisch businessunits (SBU’s)

A

Zelfstandige bedrijfsonderdelen van een organisatie die in verschillende branches actief zijn en hun eigen strategieën formuleren.

25
Q

Concurrentievoordeel

A

Datgene waarmee een organisatie zich onderscheidt. De onderscheidende kracht van een organisatie.

26
Q

Verdedigbaar concurrentievoordeel

A

Een onderscheidende kracht waar de klant om vraagt en moeilijk kopieerbaar is voor de concurrenten.

27
Q

Waarde

A

De productieprestaties, -kenmerken, -eigenschappen en alle met goederen of diensten verbonden aspecten waarvoor klanten bereid zijn middelen af te staan.

28
Q

Strategische flexibiliteit

A

Het vermogen om belangrijke veranderingen in de externe omgeving te herkennen, om snel middelen vast te leggen en te erkennen dat een strategische beslissing niet werkt.

29
Q

E-business

A

Een algemene term die beschrijft hoe een organisatie haar werkzaamheden vorm geeft door middel van het gebruik van elektronische verbindingen tussen de eenheden van de organisatie om de doelstelling sneller te halen.

30
Q

E-commerce

A

Een vorm van een zakelijke uitwisseling of transactie waarbij beide partijen elektronisch met elkaar in contact komen.

31
Q

Intranet

A

Een intern communicatiesysteem van een organisatie, op basis van internet-technologie en alleen toegankelijk voor werknemers