A,F- h16 spijsvertering Flashcards

1
Q

Wat betekent spijsvertering?
Waar gebeurt het?
En hoe?

A
  • Het kleinmaken van het voedsel zodat het door het lichaam kan worden opgenomen en gebruikt
  • In het spijsverteringskanaal
  • Met behulp van enzymen, gal en alvleessap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is histologie?

A

Weefselleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 lagen zien we bij histologie?

A
  • Het mucosa= het slijmvlies
  • Het submucosa= de verbinding van het slijmvlies met de spierlaag eronder
  • De muscularis externa= de kring- en lengetspieren
    -‘’ Externa= buitenkant, dus externe speren die buiten dit weefsel liggen’’
  • Het serosa= weefselmembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het muscosa?

A

’’ slijmvlies: glanzend en vochtig dekweefsel (epitheel)’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ligt de mucosa (waar kan je het weefsel vinden)?
Wat doen de slijmbekercellen en wat is de functie van slijm?

A
  • In de luchtwegen, spijsverteringskanalen en voortplantingsorganen
  • In de slijmbekercellen in de epitheellaag, die slijm afscheiden
    ( ‘’tussen de cellen in je epitheel zitten slijmbekercellen, die slijm produceren wat vervolgens aan het oppervlakte wordt afgegeven’’)
  • Slijm smeert membraanoppervlakte en vangt vreemde partikels op
  • Als de slijmbekercellen niet goed werken dan maak je geen speeksel aan, symptomen zijn bijvoorbeeld een droge mond, scheurtjes in je mond en moeite slikken. Oplossing bijv. nepspeeksel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is taaislijmziekte?

A

Een ziekte waarbij je taai slijm aanmaakt, ook in kanaaltjes van de alvleesklier. Door de ophoping van slijm in kanaaltjes en organen ontstaan infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is serosa?

A

weefselmembraan

Dit is sereus (vochtafscheidend)

We hebben membranen om de organen heen, hiervan hebben we 2 verschillende vormen?
- Visceraal: aan de structuur gehecht (ingewanden), direct om de ingewanden heen
- Pariëtaal: aan de lichaamswand borst/buik

’’ Aan de binnenkant zit het viscerale weefsel en aan de buitenkant het pariëtale weefsel’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom heb je een serosa?

A
  • Het omlijnt en smeert de lichaamsholtes om wrijving tussen interne organen te verminderen

( Op een dag geef je af en neem je 7 liter vloeistof op (niet alleen zit er weefselvloeistof tussen de organen, maar het wordt ook continu ververst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem een aantal holtes in de mondholte:

A
  • De nasopharynx’’ = de neuskeel’’
    ‘’Naso= neus , pharynx= keel’’
  • Tong (lingua)
  • Oropharynx ‘’= de keelkeel, dus de daadwerkelijke keel’’
    ‘’Oro= keel in grieks, pharynx= keel’’
  • Oesophagus’’= de slokdarm’’
  • Larynx’’= het strottenhoofd’’

’’ Epigglotis is het strottenklepje, dus als je slikt wordt je luchtpijp afgesloten’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van je tanden en tong?

A

Tanden –> snijden voedsel (snijtanden) en vermalen (hoektanden)
Speeksel –> voorverteren in mond, met name suikers door amylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de belangrijkste beweging in het spijsverteringskanaal?

A

Peristaltiek vindt in bijna het gehele spijsverteringskanaal plaats.

Peristaltiek=een opeenvolgende kneding waardoor een bolus door je spijsverteringsstelsel wordt voortbewogen.’’

‘’Boek: Peristaltiek= golven van spiercontracties die zich door het spijsverteringskanaal verplaatsen. Tijdens een peristaltische beweging contraheren de kringspieren eerst achter de inhoud van het verteringskanaal, zoals een bolus. Daarna trekken de lengtespieren zich samen, waardoor aangrenzende segmenten van het verteringskanaal worden verkort. Een contractiegolf in de kringspieren duwt het daarna in de gewenste richting.’’

Zie fases in boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de functies van de gaster (maag)?

A
  • tijdelijke Opslag voedsel
  • Chemisch afbreken voedsel (chemische stoffen die we afgeven aan het maaglumen)
  • Mechanisch afbreken voedsel (kneden maag)

Lina: volgens het boek heeft de maag in plaats van 2 lagen spieren er 3 om goed te kneden volgens het boek De muscularis mucosea is voor het afgeven van stofjes.

  • Opnemen vitamine b12 door middel van intrinsc factor
    (maken IF)

(intrinsic factor (IF) is een stofje dat aan het maagsap wordt afgegeven zodat vitamine B12 later goed kan worden opgenomen. Als dit niet goed werkt moeten deze mensen hun hele leven injecties of extra vitamine supplementen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 verschillende soorten cellen bevinden zich in de maag?

A
  1. Pariëtale cellen
  2. Zymogene cellen
  3. Endocriene cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen de parietale cellen van de maag?

A
  • Geven intrinsc factor af (IF), hierdoor kan vitamine b12 later in de dunne darm worden opgenomen
  • Geven zoutzuur (HCL) af: hierdoor de vetering van plant/ vlees (met name eiwitten)
    –> Doordat HCL zo zuur is is een goede slijmlaag ter bescherming belangrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen de zymogene cellen van de maag?

A
  • Geven pepsinogeen (inactief enzym) af
    Pepsinogeen + HCL –> pepsine (actief enzym)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen de endocriene cellen van de maag?

A
  • Geven hormoon gastrine af , dat de maagzuurproductie stimuleert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 3 fasen van maagsapsecretie?

A

1Cefalische fase: het water loopt in je mond bij het zien, ruiken of denken aan voedsel. Zorgt ervoor dat de hersenen het lichaam voorbereiden op het eten dat gaat komen. Dit doen ze door hormonen af te geven.
2 Gatrische fase: tijdens het eten komt voeding eerst in de maag terecht. Doordat het eten hier komt, worden opnieuw hormonen vrijgegeven, die zorgen dat de maag zuur wordt.
3 Intenstinale fase: het eten komt langzaam in de darm. Dit wordt opgemerkt en de hormonen zorgen ervoor dat de verteringssappen vanuit de alvleesklier in de darmen komen. De vertering begint.

(zie samemenvatting voor uitgebreider)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent nausea en vomeren/ emesis?

A

Nausea= misselijkheid

Vomeren/ emesis= overgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er als je overgeeft?

A

Je middenrif (ligt aan einde slokdarm, begin maag) is een grote spierlaag.

  • Het middenrif (=diafragma) en je buikwandspieren gaan samenknijpen
  • Het strottenklepje wordt afgesloten
  • De polyrus (klepje einde maag) en de cardia (begin van de maag) wordt opengezet zodat de darm- en maaginhoud naar boven kan komen
  • Na afloop krijg je speekselvorming om het zoutzuur schoon te spoelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van de alvleesklier (pancreas)?

A
  • Geeft enzymen en hormonen af
    ‘’ De hormonen zorgen ervoor dat het volgende gedeelte van het maag-darmstelsel in werking wordt gezet’’
  • Heeft een endocriene functie (afgeven hormonen: insuline/ glucagon)
  • Heeft een exocriene functie (afgeven pacreassap aan 12-vingerige darm)

pancreatitis (= een ontsteking van de alvleesklier) zorgt voor het te vroeg afgeven van sap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de galblaas
(vesica fellea/ vessica billiaris, EN gal = bilet)

A
  • Opslag gal (chole in latijn) vanuit de lever (hepar)
  • Dit is ongeveer 1 L per dag, dit gebeurt onder invloed van CCK (cholecystokinine)
    ‘’ Chole –> gal, cyste–> bolletje/blollejte, kinine –> kinetiek (in beweging brengen), dus een hormoon dta het blaasje met gal in beweging brengt’’

(LINA: OOK CONCENTREREN VAN GAL)

22
Q

Wat is de pancreas (alvleesklier)

en wat doet hij?

A

’’ een soort sliertje dat er vettig uitziet’’
- is 15 cm en en ongeveer 100 gram

  • Afgifte intern= endocrien
    Afgifte hormonen
    Endocriene klieren (1%)
    Heten de eilandjes van langerhans
    Produceren insuline en glucagon
  • Afgifte extern= exocriene klieren
    Afgifte verteringssap en buffer
    (om zoutzuur uit de maag te neutraliseren moet er een basische oplossing bij)
    Via ductus (= afvoerbuis) van pancreaticus (= alvleesklier) naar duodenum (= 12-vingerige darm)
    Volgende enzymen worden erdoor gemaakt: amylase, lipase, nucleasen, proteasen
    De buffers zijn ongeveer 1 liter per dag en worden afgegeven onder invloed van secretine
23
Q

Waar bestaat de lever uit?

A

4 kwabben, het bestaat uit 100 000 leverlobjes (zeshoek)
Nog meer uit:
- Hepatocyten (70-85%): ontgiften, gal maken
(hepar= lever, cyto=cel, dus bestaat uit levercellen die ontgiften en gal maken)
- Bloedvaatjes (arterien= zuurstofrijk, venen= zuurstofarm)
- Galbuisjes
- Knupffercellen: witte cellen in de lever dan fagocytose doen

LINA: Heparcellen slaan vitamine KADE op

is 1,5 kg ong

24
Q

Wat zijn de functies van de hepar (lever)?

A
  1. Regulering stoffen
    - Hepatocyten nemen voedingsstoffen en gifstoffen op voordat ze in het lichaam komen (kuppfercellen zorgen voor het reinigen en dat ziekteverwekkers eruit worden gehaald)
    - De concentratie suiker in het lichaam wordt geregeld (glucose en glycogeen balans wordt geregeld)
  2. Hematologische regulering : volgt latr (Gr Hema= bloed)
  3. Vorming en functie van gal
    - Gal bestaat uit : H2O, ionen, bilirubine, cholesterol en zouten
    - Galzouten zorgen voor emulgeren vetten: vetdruppels verkleinen

  • Maakt gal aan
  • Verwijdert de gifstoffen uit het bloed: zuivert het bloed

Hepatitis = een ontsteking van de lever

25
Q

Welke 2 aanvoerende bloedsomlopen heeft de lever?

A

Arteria (slagader) –> zuurstofrijk
Vena (ader) –> zuurstofarm

1) Arteria hepatica: voert O2 naar de lever
2) Vena porta (=poortader): veroert bloed vanaf maag, darm, milt en pancreas. En gaat daarna pas naar de lever (is daardoor zuurstofarm).
Daarna wordt het zuurstofarme maar voedselrijke bloed opgeslagen als glycogeen, vet, vitamines en ijzer: lever heeft een filterfunctie want ook alle gevaarlijke stoffen worden eruit gehaald.

26
Q

Kijk naar plaatje blz 187 samenvat

A
27
Q

Wat zijn de functies van de dunne darm (gehele dunne darm)?

A

1) Neutraliseren zure maaginhoud
dus PH omhoog, van zuur (<7) naar neutraal
2) Opname nutrienten (90%) (H2O, vitamines, verteringsproducten) en vitamines, na vertering door enzymen van darmwand en pancreas

28
Q

Uit welke 3 delen bestaat de dunne darm?

A
  • Duodenum (12-vingerige darm)
    ‘’ voorstukje van daadwerkelijke dunne darm’’
  • Jejenum (nuchtere darm). Wanneer iemand dood is, is het het deel dat leeg is
  • Ileum (kronkeldarm)
    ‘’ die komt uit in de dikke darm’’
29
Q

wat is de functie van de dikke darm?

A

Opname
- Water (ong 1 L)
- Vitamines
- Bruikbare (organische stoffen)
- Galzure zouten

Bewegingen (‘ peristaltiek’’)

Ontlasting:
- Door rek, druk, reflex
- Peristaltiek

Zorgt voor vocht- en zoutopname

30
Q

Wat is de functie van de endeldarm?

A

opslag voor ontlasting voor het het lichaam verlaat

31
Q

Hoezo gaat bloed van de darm eerst naar de lever (vena porta)?

A

Bloed gata vanuit de maag en de darm eerst naar de lever om de lever het bloed met opgenomen voedingsstoffen te laten filteren

32
Q

Wat zit er in de darmwand (klieren etc.)

A
  • Darmsapklieren in de darmwand
  • Endocriene klieren zitten er ook in die hormonen afgeven
33
Q

Wanneer wordt meer darmsap en wanneer minder aangemaakt?

A
  • Nervus vagus (parasympatisch: in rust)–> meer sap
  • Sympatische prikkel: minder (vb. stress)

‘’Parasympatisch: als je in rust bent, dan verteer je bijvoorbeeld makkelijker, dus aanmaak meer darmsap.
Sympathisch: als je niet in rust bent (stress), dan ga je bijvoorbeeld minder sap aanmaken.

34
Q

Welke orgaanstelsel werken vooral/ het beste in rust?

A

Spijsverteringsstelsel en voortplantingsstelsel

35
Q

Wat zijn eigenschappen van darmsap?

A
  • Door osmose wordt meer aangemaakt door rek en aanraking
  • 1,8 liter aanmaak per dag
  • Is vochtig en neutraliseert zuren uit het maagsap
  • Regulatie door hormonen het czs (CZS: centraal zenuwstelsel)
36
Q

Welke bewegingen vinden plaats in de dunne darm?

A
  • Plaatselijke bewegingen: peristaltiek
  • Verschillende reflexen:
  • Gastro-intestinale reflex (‘’ tussen maag en ingewanden)
  • Gatro-ileale reflex door gastrine (‘‘tussen de maag en ileum’’)
  • Duurt ong 5 uur tot maag-inhoud van duodenum het einde van het ileum bereikt

Omgekeerde beweging: braken

37
Q

Hoe werken de gastro-intestinale reflex en gastro-ileale reflex?

A
  • uitrekking van de maag (door voedsel)
  • Hierdoor gastro-intestinale reflex: door deze reflex worden klierafscheiding en de peristaltische activiteit in alle delen van het maag-darmkanaal onmiddelijk versneld
  • Door toegenomen peristaltiek wordt de darminhoud in de lengte-richting van de dunne darm verplaats en wordt het duodenum geleegd

.

  • Aanwezigheid van voedsel in de maag + maagperistaltiek
  • Hierdoor wordt gastro-ileale reflex gestimuleerd
  • Daardoor peristaltiek in ileum en opening illeocale klep
  • Inhoud wordt naar dikke darm verplaatst (illeum is geleegd)
  • Dit stimuleert weer dikke darmperistaltiek en drang tot poepen
38
Q

hoezo zitten er klepjes en kringspieren door het hele maagdarmkanaal?

A

Als je eet moet je een duidelijke afscheiding hebben tussen compartimenten (PH, mengen met sappen)

39
Q

Wat doet het hormoon gastrine?

A
  • stimuleert beweging van de maag
  • Stimuleert productie maagzuur enz.
40
Q

Wat doet het hormoon secretine?

A
  • Aanmaak in duodenum bij contact HCL
    ‘’ gebeurt als de maag zich leeg’’
  • Remt beweging maag en maagsapafgifte
    ‘’ Op het moment dat de maag vol is ben je meestal al gestopt met eten en moet je een remmende functie hebben’’
  • stimuleert afgifte bassische pancreasap en gal
    ‘’’ Dit neutraliseert de zure maaginhoud’’
41
Q

Wat doet het hormoon cholecystokinine?
(hormoon dat het blaasje met gal in beweging brengt)

A
  • Stimuleert enyzmvorming pancreas
  • stimuleer contractie galblaas
    (‘’ om de gal te legen)
  • Remt beweging maag
    (‘’ remmende beweging naar begin traject)
  • Remt mogelijk hongergevoel, obesitas heeft hier waarschijnlijk mee te maken
42
Q

Wat doet het hormoon Gastric Inhibitory Peptide (GIP)?
‘’ klein deel van een eiwit dat de maag remt’’

A
  • Stimuleert afgifte insuline door pancreas (alvleesklier)
  • Remt afgifte maagsap en beweging van de maag
43
Q

Wat is de anatomie van de dikke darm?

Plaatje blz 196 samenvat

A
  • Colon ascedens
  • Colon transversum
  • Colon descedens
  • Colon sigmoideum

Appel teert (door) darmsappen

44
Q

Wat is de histologie van de dikke darm?

A

In het hele maag-darm stelsel zei je die 4 lagen
- Mucosa= slijmvlies
- Submucosa= de verbinding van het slijmvlies met de spierlaag eronder
- Musculus externa= de kring- en lengtespieren
- Serosa= weefselmembraan

45
Q

hoe kun je bewust kiezen wann je naar de wc gaat?

A

Door je interne en externe anale sfincter (sluitspier/ kringspier)

Dat is niet/ minder onder controle bij mensen die incontinent zijn. Bij hele jongen of oude mensen, met name demente mensen die die aandrang vaak niet meer aanvoelen of niet weten wat ze ermee moeten. Hun kunnen sfincter niet meer goed aansturen.

46
Q

Hoe worden voedingsstoffen (eventueel verteerd) en opgenomen?

A
  • Koolhydraten <– Amylase (mond, pancreas)
  • Vetten <–Lipase afgescheiden door pancreas (+ gal)
  • Eiwitten <– Pepsine in de maag. Ook in dunne darm door andere enzymen.
  • Mineralen, vitaminen en elektrolyten in dikke darm opgenomen
  • Water in dikke darm opgenomen
  • Kleinere bouwstenen: opname door diffusie
46
Q

Hoe worden voedingsstoffen (eventueel verteerd) en waar worden opgenomen?

A
  • Koolhydraten <– Amylase (mond, pancreas)
  • Vetten <–Lipase afgescheiden door pancreas (+ gal)
  • Eiwitten <– Pepsine in de maag. Ook in dunne darm door andere enzymen.
  • Mineralen, vitaminen en elektrolyten in dikke darm opgenomen
  • Water in dikke darm opgenomen
  • Kleinere bouwstenen: opname door diffusie
47
Q

Wat doen enzymen?

en wat wordt een vet erdoor en andere macromoleculen?

A

verteringsenzymen breken grote moleculen in kleinere stukken via een proces hydrolyse (verbindingen verbreken met water)

  • Vetten –> vetzuren
  • Koolhydraten (polysachariden) –> suikers ( –> sachariden –> monosachariden )
  • Eiwitten –> polypeptiden –> aminozuren (pancreassap en darm)

Water volgt de opgeloste deeltjes (osmose!)
Osmose: water verplaatst zich van een lage naar hoge concentratie

48
Q

Waar kunnen vitaminen in oplosbaar zijn? en welke horen bij welke

A

Water oplosbaar:
B en C

Vet oplosbaar:
A,D,E,K

Vitamine B12 kan alleen worden opgenomen door middel van een intrinsic factor, door de parietale cellen van de maag aangemaakt

’ Als je geen IF aanmaakt kan je geen vitamine B12 opnemen. Cel van het ileum heeft namelijk speciale receptoren die alleen reageren op B12-IF complex, alleen als deze zich samen aanbieden kan het dus worden opgenomen.’’

Enzelsbrug: bronwater, chaudfontaine

49
Q

Wat gebeurt er met vertering bij ouderdom?

A
  • Meer beschadigingen, hierdoor kans op maagzweren groter
  • Gladde spieren worden minder sterk, hierdoor minder peristaltiek
  • Lange blootstelling aan schadelijke stoffen: leverschade
  • Kankerverwekkende stoffen, snel delende cellen (is het dekweefsel, hier zie je sneller kanker)
  • Uitdroging door minder effectieve osmoreceptoren
  • Combinatie achteruitgang andere systemen