A,F- H17 stofwisseling (en energetica) Flashcards

1
Q

Waar maken we energie voor vrij voor onze cellen?

A
  • Voornamelijk onderhoud lichaam
  • Lichamelijke activiteit
  • Spijsvertering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt er gedaan met eten dat ons lichaam binnen is?

A

Wordt gebruikt op geslagen
Opslag is nuttig bij tekorten en wordt gereguleerd door hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ATP?
Waar in de cel wordt het gebruikt?

A

ATP is energie in de cel

Het wordt in de mitochondrien gebruikt, wordt ook wel celademhaling genoemd (omdat we voor een goede verbranding zuurstof nodig hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat heb je nodig voor een goede aanmaak van ATP?

A

Zuurstof en glucose, bij aerobe verbranding

anearoob –> verbranding zonder zuurstof (te weinig zuurstof om te verbranden)

Je hebt voor verbranding ook. nutrienten nodig

‘’ Brandstof (eten) dat in je eten zit verbrand je met een oxidator (zuurstof) dan komt er energie en een restproduct vrij. Het restproduct is CO2, water en warmte. Die energie wordt omgezet in ATP voor de cellen. En die ATP wordt weer gebruikt als energie om celmateriaal op te bouwen uit bouwstoffen.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent :
- Stofwisseling/ metabolisme
- Celstofwisseling
- Nutriëntenpool
- Katabolisme
- Anabolisme

A

Stofwisseling/ metabolisme: alle chemische reacties die in het lichaam plaatsvinden
Celstofwisseling: chemische reacties in de cellen
Nutriëntenpool: Bron van moleculen in de cel: aminozuren, vetten, enkelvoudige suikers (na vertering!)
Katabolisme: afbraak van organische moleculen
‘’ Dit vormt niet alleen ATP maar ook warmte’’
Anabolisme: vorming nieuwe organische moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is dissimilatie?

A

‘’ Dissimilatie is de afbraak van organische moleculen. Die energie uit de dissimilatie kan de cel gebruiken om stoffen te maken, op dat moment krijg je ADP. Dit heeft te maken met de fosfaatgroepen. ADP heeft er 2 en ATP heeft er 3. ADP kan vervolgens weer energie uit je voedingsstoffen opnemen waardoor het ATP wordt’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werken anabolisme en katabolisme?

A

Katabolisme: afbraak van organische moleculen
‘’ Dit vormt niet alleen ATP maar ook warmte’’
Anabolisme: vorming nieuwe organische moleculen

‘’ Eigen aantekening: afbraak gaat via hydrolyse (: splitsing van moleculen met water), en opbouw gaat via een condensatiereactie (: vormen 1 molecuul uit 2 moleculen met water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt glucose in de spieren en lever opgeslagen?

A

Als glycogeen

Glycogeen dient als energiereserve bij een tekort aan energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe verbranding?

A

Aerobe verbranding: Verbranding van glucose met zuurstof
Ervoor nodig: glucose en zuurstof

Anaerobe verbranding: Verbranding bij afwezigheid van zuurstof
‘’ Glucose is niet zo belangrijk want je kunt zelfs vetten en eiwitten verbranden’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zorgen insuline en glucagon voor?‘

A

‘’ De pancreas geeft endocrien insuline en glucagon. Insuline zorgt voor het vormen van het glycogeen en dat de suikers worden opgenomen. Glucagon zorgt voor omzetting glycogeen naar glucose. Zodat het weer kan opgenomen en verbruikt worden door de cellen’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer krijg je krampen en verzuringen?

A

’ Wanneer je te weinig zuurstof krijgt en geen snelle suikers meer hebt die kunnen worden omgezet voor de verbranding. Krijg je krampen en verzuring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn eigenschappen van vetten?

A
  • Vetzuren zijn van levensbelang!
  • Denk aan het membraan met zijn fosfolipiden laag
  • Hormonen en vitaminen zijn er op vetbasis (maar ook op waterbasis)
    ‘’ Afhankelijk van in vet- of wateroplosbaar kan het vrij de cel in. Dus bij medicijnen ook zo. En dan ligt het aan de plek wat nodig is’’
  • Te veel vet wordt opgeslagen als energiereserve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn essentiele vetzuren?

A

(plantbasis). Vetzuren die ons lichaam niet kan aanmaken.
dit zijn linolzuur en linoleenzuur (die moet je via planten binnen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen verzadigde en overzadigde vetten

A

Verzadigde vetten : Rechte ketens; van der waalskrachten, Vaste toestand bij kamertemperatuur, Vaak dierlijk vet, geen dubbele binding

Onverzadigde vetten: Knink in ketens ; geringe van der waalskrachten, Vloeibare vorm bij kamertemperatuur
,Voornamelijk plantaardig en vis, dubbele binding

Ongezonder= hard dus verzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn vrije vetzuren?

A

Vrije vetzuren: vetzuren die door het plasmamembraan kunnen en worden getransporteerd door albumine (albumine is een transporteiwit). Fungeren als energiebron bij langdurig voedseltekort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zet in de volgorde van best naar meest slecht: Transvet, onverzadigd vet, verzadigd vet

A
  1. onverzadigd
  2. Verzadigd
  3. Transvet

Transvet verhoogt LDL cholsterol ongeveer net zo veel als verzadigd, maar geeft een hoger risico op hart- en vaatziekten

17
Q

Wat zijn lipoproteinen, en wat doen ze?

A

Veteiwitcomplexen. Verbindingen die bestaan uit eiwitten en vetten.

Ze voeren cholsterol door je lichaam

18
Q

Welke 2 verschillende soorten heb je en wat zijn hun eigenschappen?

A

We hebben cholesterol nodig. De lever maakt cholesterol en cholesterol komt via voeding binnen. Het is belangrijk voor membranen. Alleen de vorm van de vervoermiddelen kan je in de hand houden door de juiste vetten te eten. Omdat LDL groter is en er meer vet in zit kan het zich makkelijker ophopen in de bloedbaan’’

LDL:
- Opslag cholesterol in bloedbaan –> ophopen cholesterol –> Bloedvaten lopen vol en bloed kan er minder goed doorheen –> dichtslippen bloedvaten
- Opslag cholesterol in bloedbaan –> ophopen cholesterol en bloed achter cholesterol gaat stollen –> er vormt zich een bloedpropje –> propje vet schiet los en komt bijv. in hersenen vast te zitten waardoor je een beroerte krijgt.

HDL:
- Vervoert cholesterol vanuit de bloedbaan naar de lever waar cholesterol kan worden afgebroken, of via gal uitscheiding.’’

LDL is groter en bevat meer vet. In de HDL zitten meer eiwitten en die is kleiner. Bij LDL komt het sneller vast te zitten en HDL ruimt het juist op. Dus HDL ‘’de goede’’ en LDL ‘’de slechte’’. De cholesterol is niet goed of slecht, dat vervoeren ze. Maar het zijn die veteiwitproteinen die goed of slecht zijn. Dus de vorm van vervoermiddel.’’

19
Q

Wat zijn aminozuren, en wat doen ribosomen?

A
  • Aminozuren zijn bouwstenen van eiwitten. Er zijn 20 verschillende eiwitten.
    ‘’ aminozuren vormen polypeptiden, en die vervolgens weer eiwitten’’
  • De ribosomen rijgen die aminozuren aan elkaar tot eiwitten –> eiwitsynthese

‘’ Afhankelijk van welke van de 20 aminozuren heb je een ander eiwit’’

20
Q

Hoezo is afbraak van eiwitten voor energie uitzonderlijk?

Wat zijn de afbraakproducten van eiwitten?

A

Je hebt ze functioneel in je lichaam nodig

  • Als je ze afbraakt krijg je een giftige stof genaamd ammoniak. Vooral in de lever vindt afbraak van eiwitten plaats.
    De levercellen maken het onschadelijk door CO2 an NH3 te koppelen, dit vormt ureum.
    Dat wordt uitgescheiden als urine.

Andere afbraakproducten zijn ketonen:organische zuren.
Vb. aceton: hierdoor krijgt je ademhaling een bepaalde geur waardoor je kan ruiken of iemand zijn/ haar eiwitten aan her verbranden is

  • Ophoping ketonen door afbraak van vet en eiwit krijg je het ziektebeeld ketose

Afbraak van eiwit voor energie is dus niet gezond of wenselijk.

21
Q

Wat is het verschil tussen essentiele en niet-essentiele aminozuren?

A
  • Er zijn essentiële aminozuren en niet-essentiële aminozuren
  • Essentiele aminozuren (blauw omcirkeld) kan je lichaam niet zelf aanmaken deze moeten we dus uit onze voeding halen, anders eiwittekorten.
  • Niet essentiële aminozuren kan je lichaam zelf aanmaken
22
Q

Wat zijn de bouwstenen van nucleinezuren?

En wordt dna en rna afgebroken?

A

Nucleotiden

  • Cel-eigen DNA wordt niet afgebroken
  • RNA wordt wel hergebruikt –> nucleotiden
  • Bij afbraak uit voedsel kunnen A en T niet worden gebruikt, deze worden in de vorm van urinezuur uitgescheiden in urine door de nieren.
    ‘’ zuur doordat er stikstof in zit’’
  • Ureum en urinezuur en bevatten stikstof (N)
  • Ophoping van urinezuur zorgt voor kristallen wat jicht veroorzaakt.
23
Q

Wat levert voeding ons?

(denk aan voedingsstoffen)

A

We hebben macro en micronutriënten
Macronutriënten: deze nutriënten leveren de energie, vele grammen nodig
- Koolhydraten
- Vetten
- Eiwitten
- (Vocht, alcohol, vezels)

Micronutrenten: deze nutriënten leveren geen energie, microgram tot gram nodig
- Vitamines, mineralen
- Bioactieve stoffen (gezondheidsbevorderend effect, maar lichaam kan zonder)

24
Q

Waarvoor zijn essentiele voedingsstiffen (nutrienten nodig)?

A
  • Nutriënten= essentiële voedingsstoffen
  • Het lichaam kan deze of niet voldoende zelf aanmaken.
  • Zijn nodig voor het leveren van energie, herstelprocessen, groei en regulatie van het lichaam (‘’hormonen etc’’)
  • Zowel een tekort als een overschot kan tot gezondheidsproblemen leiden
25
Q

Waar zit chemische energie in?

A

‘’ Chemische energie zit in je eten. Dat breek je af tot kleinere stoffen, hierbij komt energie vrij, ook bij het metabolisme in de vorm van warmte’’

26
Q

Wat is hypothermie?

A

Onderkoeling

Hypo: te weinig, Hyper: te veel

27
Q

Wat is thermogenese?

A

Warmteproductie van het lichaam door cellulaire metabolisme te verhogen (trillen, klappertanden)

28
Q

Als wat wordt overschot van voedsel opgeslagen?

A

Vet

29
Q

Welke voedingsstoffen haal je waaruit?

A
  • Dranken: vocht
  • Brood, aardappelen, graanproducten: koolhydraten, voedingsvezels, B-vitamines, ijzer, zink jodium
  • Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees, ei: eiwitten, calcium, ijzer, zink, vitamine D, vitamine B12, B-vitamines, selenium, jodium (omega-3-vetzuren, voedingsvezels)
  • Smeer- en bereidingsvetten: onverzadigde vetten, vitamine A, D, E, K (‘’allemaal oplosbaar in vet’’)
  • Groente en fruit: Vitamine C, Vitamine A (bèta caroteen), vitamine E, vitamine K, kalium, magnesium, voedingsvezels, bioactieve stoffen
30
Q

Hoe eet Nederland?

A
  • Niet-alcoholische dranken, brood, zuivel en vetten en olie worden bijna dagelijks gegeten of gedronken
  • Vlees wordt op 90% van de dagen gegeten, in het bijzonder bewerkt vlees
    ‘’ Hoe meer bewerkt hoe meer kankerverwekkend’’
  • Aardappelen worden op ongeveer de helft van de dagen geconsumeerd
  • Fruit op bijna 5 dagen in de week en groene op 6 dagen in de week
  • Nederlanders eten niet vaak peulvruchten en vis (kleiner of gelijk aan 1 dag per week)
  • Jonge kinderen eten vaker fruit per week dan volwassenen
31
Q

Wat zijn voedingsadviezen?

A

‘’ Hogere consumptie aanbevolen:
Groente en fruit, peulvruchten, noten, thee, vis, bruin brood, volkorenbrood en andere volkorenproducten

Handhaving van de consumptie aanbevolen:
Zuivel’’

‘’Vervanging aanbevolen:
Geraffineerde graanproducten –> volkorenproducten

Boter, harde margarine, bak- en braadvetten –> vloeibare bak- en braadvet en plantaardige oliën

Ongefilterde koffie –> gefilterde koffie’’

‘’ Beperking van de consumptie aanbevolen: rood vlees en bewerkt vlees, keukenzout, voedingssupplementen, suikerhoudende dranken, alcoholhoudende dranken’’

32
Q

Hoezo verschilt de behoefte per eten per persoon?

A
  • Groot, klein, dik, dun, snelle of trage verbranding, zwanger, jong, oud, actief of niet, roken, drinken …
  • Kinderen: energie, eiwit, vitamine D, calcium
    ‘’ Eiwit voor spieren, vitamine en calcium voor botten’’
  • Jongvolwassenen: energie, vitamine D, calcium, ijzer (meisjes)
    ‘’ Door menstrueren verlies je bloed en in bloed zit ijzer ‘’
  • Volwassenen: energie, vitamine D, jodium, ijzer (vrouwen)
    ‘’ Jodium komen we bij hormonen op terug’’
  • Ouderen: energie, eiwit, calcium, vitamine D, vitamine B12
    ‘’ Ouderen met name calcium en Vitamine D voor de brozere botten ’’

Vegetariërs/ veganisten: vitamine B12, Omgea-3-ijzer
Zwangeren: ijzer, calcium, omega-3, vitamine D, vitamine B11 (foliumzuur), vitamine A
‘’ foliumzuur is belangrijk is tegen een open ruggetje bij kinderen’’

33
Q

Wat zijn veel voorkomende problemen die met voeding te maken hebben in Nederland?

A
  • Overgewicht: >50% van de Nederlanders heeft overgewicht, bijna 15% is obees (cbs.nl)
  • Ondervoeding: 1/5 mensen in de verpleeghuissector en 1/8 in de thuiszorgsituatie is ondervoed
  • Diabetes: bijna 1,2 miljoen Nederlanders kampen met diabetes mellitus (cbs.nl)
  • Kanker: 9.500 mensen krijgen jaarlijks kanker, onder andere door te weinig fruit, groente en te veel rood vlees. Daarnaast krijgen 3600 mensen kanker door overgewicht (kwf.nl)