allergie Flashcards

1
Q

Welke middelen worden gebruikt bij allergie?

A

H1 antihistaminica
Montelukast
Middelen voor desensibilisatie
Corticoïden (zie elders) voor lokale toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat weet je over histamine? (chemisch gezien)

A
  • Synthese uit L-histidine via histidine decarboxylase (HDC)
  • 2 metabolisatiewegen
    -4 types GPCRs
    –>H1 - H4 receptor
    –> Constitutief actief –> antihistaminica = antagonisten en/of inverse agonisten (ceterizine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is histamine? Waar vind je die?

A

= endogene molecule, voorkomend over heel het lichaam in cellen die HDC bevatten.
Opstapeling gebeurt vooral in:
- mastcellen: gespecialiseerde cellen in weefsels in contact met de buitenwereld (huid, longen, maagdarmkanaal).

  • basofiele granulocyten –> In het lichaam wordt histamine uit de mastcellen en basofiele granulocyten meestal vrijgemaakt door IgE veroorzaakte allergische reacties; ook door weefselschade
  • Histamine secretie ook mogelijk vanuit macrofagen, dendritische cellen, neutrofielen, CD8+ T cellen, …
  • Enterochromaffinecellen (neuroendocriene cellen) van de maag
  • In het centraal zenuwstelsel = neurotransmitter !
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het signaaltransductiemechanisme van het H1 receptor? Wat is de weefselfunctie van histamine via deze receptor?

A

Signaaltransductiemechanisme: stijging in fosfatidylinositol turnover met stijging van intracellulair Ca2+, ook NFkappaB activatie

Weefselfuncties van histamine via H1 receptor:
- Verhoogd neuronaal afvuren
- Mediator allergische fenomenen
- Vasodilatatie en stijging capillaire permeabiliteit –> roodheid, zwelling, oedeem
- Stimulatie zenuwuiteinden thv huid –> jeuk
- Beïnvloeding gentranscriptie van inflammatoire mediatoren
- Contractie gladde spieren, bronchoconstrictie –> histamine bronchoprovocatie test als diagnostische tool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

H1-antihistaminica werkingsmechanisme

A

Antagonisme/Invers agonisme van H1 receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

H1 antihistaminica effecten

A
  • Anti-allergisch: symptomatische behandeling van allergische rhinitis, urticaria, (pseudo)-allergische reacties door geneesmiddelen, voedsel, …
  • Sedatie via centrale H1 receptoren
    –> ‘weinig sederende’ antihistaminica omschreven = nieuwe 2de generatie H1 antihistaminica bv bilastine, cetirizine, levocetirizine, ebastine, fexofenadine, loratadine, desloratadine, mizolastine
    –> Rupatidine Rupatall®, niet sederende, langwerkende, selectieve antagonist van de perifere H1 receptoren, en antagonist van platelet-activating factor (PAF) receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

H1 antihistaminica: indicaties

A
  • allergische aandoeningen, bij anafylactische schok ook adrenaline toedienen
  • reisziekte/bewegingsziekte bv. dimenhydrinaat en meclozine
    -zwangerschapsbraken bv. doxylamine + pyridoxine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ongewenste effecten van antihistaminica

A

-sedatie, gepotentialiseerd door alcohol en andere sederende sychofarmaca
- fenothiazinen –> wiegendood
- anticholinerge effceten vooral met difenhydramine, dimenhydrinaat, hydroxyzine
- Hydroxyzine: verlenging QT interval , met risico van torsades de pointes. Voor de andere H1-antihistaminica zijn de gegevens geruststellend
- gewichtstoename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat weet je in deze cursus over montelukast?

A
  • Leukotriëen receptor antagonist
  • CysLT1 receptor antagonist montelukast wordt soms oraal gebruikt in de behandeling van seizoensgebonden allergische rhinitis
  • Montelukast blijkt niet doeltreffender dan de orale H1-antihistaminica; en er zijn voor montelukast veel minder gegevens bij hooikoorts; het heeft eventueel een plaats bij patiënten die ook astma hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plaatsbepaling van antihistaminica bij hooikoorts

A

Oraal:
- orale H1-antihistaminica
- Montelukast

Nasaal:
- nasale corticosteroïden
- Nasale antihistaminica
- Nasale vasoconstrictoren
- Nasaal ipratropiumbromide,

Oftalmologisch:
toediening in het oog van anti-allergica kan overwogen worden wanneer de conjunctivitisklachten storend blijven ondanks de andere behandelingen; H1-antihistaminica en cromoglicaat worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef 3 middelen die je kan gebruikt bij allergische rhinitis.

A
  • Orale H1-antihistaminica
  • Nasale corticosteroïden
  • Montelukast (beperkt) –> CysLT1-R antagonist (bronchoconstrictie tegengaan)
  • Nasale vasoconstrictoren
  • Nasale antihistaminica (snelle werking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly