anatomie: celstructuren en functies deel 3 Flashcards

(34 cards)

1
Q

Wat is de celkern

A

grootste structuur in de cel
besturingssysteem van de cel
bevat DNA (code voor eiwitten)
bepaald structuur en functie cel
meestal 1 (geen = erythrocyt, meer: skeletspiercel)
kernmembraan scheidt kern van cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel chromosonen heeft de celkern

A

23 paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit zijn chromosonen opgebouwd

A

DNA (instructies voor eiwitsynthese) strengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat worden dubbelvoudige chromosonen genoemd

A

diploïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de naam van dna dat sterk opgerold is in een x-vorm als een cel gaat delen

A

chromosonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de naam van dna-kluwen die losjes zijn opgerold als een cel niet gaat delen

A

cromatines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe heet het deel waarmee twee chromatines met elkaar verbonden zijn

A

centromeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat worden de enkelvoudige chromosonen genoemd (geslachtscellen)

A

haploïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de delen van de eiwitsyntheses (in volgorde)

A
  1. transcriptie
  2. translatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is transcriptie

A

a. DNA-code wordt gekopieerd, hieruit komt een streng mRNA (messenger)
b. Vindt plaats in celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is translatie

A

a. mRNA verlaat celkern en bindt zich aan ribosoom
b. ribosoom vormt met mRNA eiwit door info van mRNA
c. vindt plaats in cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de soorten celdeling

A

mitose
meiose
apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is mitose

A
  • cel/kerndeling van lichaamscellen
  • dochtercellen zijn genetisch identiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is meiose

A
  • cel/kerndeling van geslachtcellen
  • dochtercellen niet identiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is apoptose

A
  • genetisch geprogrameerde celdood (om homeostase te waarborgen)
  • bv afsterven afwijkende cellen tijden afweerreactie (immuunsysteem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de fases van de celdeling

A

interfase
mitose
cytokinese

17
Q

wat zijn de fases van mitose

A

profase
metafase
anafase
telofase

18
Q

wat is de interfase

A

a. tijdsperiode tussen celdelingen
b. ¾ levenscyclus
c. Cellen verrichten normale functies (groei, eiwitsynthese)
d. Voorbereiden op celdeling

19
Q

wat zijn de fases van de interfase

A

G1-fase: aanmaak extra organellen en cytosol
S-fase: DNA-replicatie, kopieren genetische info in celkern, dus 2 exemplaren elk chromosoon (2 (zuster) chromatiden)
G2-fase: eiwitsynthese

20
Q

wat gebeurt er in mitose

A

a. Verdubbelde chromosomen scheiden zich en omhullen zich met kernmembraan -> ontstaan 2 identieke celkernen

21
Q

wat gebeurt er in de profase

A
  1. chromatiden zijn aan elkaar verbonden met centromeer
  2. Chromatiden hechten zich aan spoeldraden die tussen centriolen zitten
22
Q

wat gebeurt er in de metafase

A
  1. Chromatideparen verplaatsen naar equatorvlak op spoeldraden
23
Q

wat gebeurt er in de anafase

A
  1. Chromatiden worden gesplitst en gaan richting centriolen
24
Q

wat gebeurt er in de telofase

A
  1. Vorming kernmembranen
  2. Klievingsgroef ontstaat
25
wat gebeurt er tijdens cytokinese
a. Deling cytoplasma, twee identieke dochtercellen worden gevormd
26
wat is een mutatie
blijvende verandering in DNA
27
wat zijn namen voor afwijkende celgroei
tumor/neoplasma/gezwel
28
hoe ontstaat een tumor
Fout tijdens DNA-replicatie bv verstoorde nucleotidenvolgorde
29
wat is kanker
ziekte ten gevolge van maligne tumor
30
wanneer is de kans op kankerontwikkeling vergroot
als er sneldelende cellen zijn
31
wat zijn de kenmerken van een benigne tumor
- Ingekapseld - Zelden levensbedreigend - Toch verwijderen
32
wat zijn de kanmerken van een maligne tumor
- Verspreiden naar omringende weefsels - Metastase - Concurreren met gezond weefsel door woekering + functieverlies + hoog verbruik energe/voedingsstoffen
33
wat zijn metastases
miigratie/uitzaaiing (zorgt voor secundaire tumoren)
34
wat zijn kenmerken van lichaamscellen in termen van specialisatie
- Hebben zelfde chromosonen en genen - Functie doordat bepaalde genen “uitgeschakeld” worden tijdens ontwikkeling - Gespecialiseerde cellen worden weefsels - Specialisatieproces wordt differentiatie genoemd