anatomie: weefselniveau 1 Flashcards

(28 cards)

1
Q

wat is differentiatie/specialisatie (hoe gebeurt dit)

A

cellen hebben zelfde dna met zelfde codes/genetisch materiaal. Om ervoor te zorgen dat niet alle cellen hetzelfde doen worden er genen uit- of aangeschakeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een weefsel

A

= verzameling van gespecialiseerde cellen die een beperkt aantal functies verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat s een orgaan

A

combinatie meerdere weefseltypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 4 types van basisweefsels

A
  • epitheel
  • bindweefsel
  • spierweefsel
  • zenuwweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is epitheel

A
  • Dekweefsel
  • Laag cellen die Bekleden in- en uitwendige lichaamsoppervlakken/ holtes
  • Laag cellen Vormen selectieve barrière
  • Bv, huid, luchtwegen (luchtpijptakken), urinewegen, spijsverteringskanaal, long- en hartholtes, bloedvaten, etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doen microvilli

A

 Verggroten oppervlakte (x20)
 Actief en passief transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen trilharen

A

 Bewegen op gecoordineerde wijze
 Zit vloeistof tussen
 Verplaatsen vloeistof/ slijm over oppervlakte
 luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is klierepitheel

A

dekweefsel met klierafscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zijn eptheelcellen mee verbonden

A

Met andere epitheelcellen
Met het basale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een andere naam voor de verbindingen tussen cellen

A

intercellulaire cell junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de soorten intercellulaire cell junctions

A
  • tight junction
  • gap junction
  • hemidesmosoom
  • desmosoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het kenmerk van een tight junction

A

de cellen zitten dicht tegen elkaar aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het kenmerk van een gap junction

A

er zijn kanaaltjes waar uitwisseling mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Watis het kenmerk van een hemidesmosoom

A

verankert epitheelcellen met basaalmembraan, halve desmosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het kenmerk van een desmosoom

A

verankert cellen aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen stevge verbindingen tussen cellen

A

bescherming en doorlaatbaarheid

17
Q

Wat zijn de soorten vormen van cellen

A
  • plaveisel
  • kubisch
  • cilindrisch
18
Q

wat is de functie van eenlagig plaveisel epitheel, en waar kan ik dit terugvinden

A

wrijving verminderen, opname/ afscheiding

-peritonale holte
- bloedvaten
- hart

19
Q

wat is de functie van meerlagig plaveiselepitheel, en waar kan ik dit terugvinden

A

bescherming tegen slijtage, ziekteverwekkers, chemische stoffen

  • tong
  • huidoppervlak
  • keel
20
Q

wat is de functie van kubisch eenlagig epitheel, en waar is dit terug te vinden?

A

beperkte bescherming, afscheiding/opname

  • klieren
  • afvoerbuizen
  • delen nierbuisjes
21
Q

wat is de functie van eenlagig cilindrisch epitheel en waar is dit terug te vinden

A

bescherming, afscheiding/opname

  • bekleding maag
  • darmen
  • galblaas
22
Q

wat zijn de twee speciale epitheeltypes

A

pseudomeerlagig epitheel
overgansepitheel

23
Q

wat zijn de kenmerken van pseudomeerlagig epitheel

A

celkernen op meerdere hoogtes geven illusie meerlagigheid
- eenlagag cilindisch, meestal trilharen
- bescherming, afscheing
- luchtwegen, neusholte

24
Q

wat zijn de kenmerken van overgangsepitheel

A

bestand tegen uitrekken en terugveren
urineblaas
(vol = afgevlakt, leeg = meerlagig)

25
wat zijn de drie mechanismes waarbij kieren zaken kunnen afscheiden
merocrien apocrien holocrien
26
wat is merocrien
komt meeste voor klierblaasjes afscheiden van exocytose glandula salivaria
27
wat is apocrien
afgifte apicaal cytoplasma met klierblaasjes periode van groei/herstel nodig glandula mammaria
28
wat is holocrien
klier scheurt en laat inhoud vrij cel sterft af mitose van stamcellen in de buurt glandula sebacea