pathologie: infectieziekten 1 Flashcards

1
Q

wat zijn factoren dat een ziekte kan terugkomen

A
  • Armoede/hygiëne
  • Ontbreken van grootschalige vaccinatie vb biblebelt NL (mazelen, polio)
  • Internationaal reisverkeer vb corona
  • Resistentie van micro-organismen vb TBC
  • Opwarming aarde  meer malariamuggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekend resistent

A

ongevoeligheid voor medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat betekend commensale flora

A

niet schadelijke microflora, deze komen natuurlijk voor op deze plaats bv darmen of op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is dragerschap

A

wel besmet maar asymptomatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een endemie

A

ziekte blijft langdurig in bepaald gebied bestaan vb cholera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een epidemie

A

ziekte treedt in bepaalde periode vaker op dan normaal vb griep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een pandemie

A

verspreiding van epidemie naar andere landen/werelddelen vb aids, corona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een reservoir

A

: verspreidingsbron (mens, dier, water, straatvuil)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is horizontale overdracht

A

vanuit reservoir naar mens
- Directe transmissie
- Indirecte transmissie
o fomieten = besmette voorwerpen
o faeco-orale route: aars naar mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is verticale overdracht

A

van ene op andere generatie
- vb moeder-kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn 4 besmettingswegen

A
  • aërogeen (luchtwegen)
  • enteraal (darmen)
  • urogenitaal (urinewegen en geslachtsdelen)
  • parenteraal naast de darmen (eng: huid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn nosocomiale infecties

A
  • Zorginfecties opgelopen in zorginstelling
  • Typisch: postoperatieve wondinfecties, urineweg/luchtweginfecties
  • Besmettingen via personeel en voorwerpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de kenmerken van een virus

A

a. Kern: erfelijk materiaal (DNA/RNA)
b. Eiwitmantel: capside
c. Spikes aan buitenzijde = hechten aan gestheercel -> vermenigvuldigen
d. Voorkeur specifieke organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat veroorzaakt een virus

A

i. Symptomen
ii. Lysis
iii. Latente infectie (reactivatie na trigger, bv herpes)
iv. Abnormale celgroei (hpv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe behandel je een virus

A

f. Behandelen: antivirale middelen
nucleoside-analogen: remmen virale replicatie in gastheercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de kenmerken van een bacterie

A
  • Eencellig, geen kern
  • Celwand :
    o Rond : kok/ coccus
    o Bacil : staafvormig
  • Laten toxinen los
17
Q

hoe kom je erachter om welke soort bacterie het gaat

A
  • Cytologisch onderzoek via gramkleuring
18
Q

wat zijn sporen

A

inactieve vorm, kiemen uit tot bacteriën bij gunstige omstandigheden

19
Q

hoe behandel je bacteriën

A

antibiotica

20
Q

wat is MRSA

A

methicilline resistente staphylococcus aureus

21
Q

wat is VRE

A

vancomycine resistente enterokok

22
Q

wat zijn protozoen

A

Eencellige eukaryote organismen oa kern
Gedijen in elke leefomgeving
Niet altijd ziekteverwekkend

23
Q

wat zijn de soorten protozoen

A
  • Amoeben : schijnvoetjes/ schijnbewegingen
  • Flagellaten : met zweepstaart
  • Ciliaten : met kleine trilhaartjes (pantoffeldier)
  • Sporozoën: kruipt in cel en beweegt mee met cel
24
Q

hoe behandel je protozoen

A

antibiotica

25
Q

wat zijn schimmels

A

Veroorzaakt door mycelium (zwamvlok) = netwerk van draden die voedsel opnemen uit omgeving
Mycose: schimmelinfectie
- Gezonde weefsels resistent
- Weefselschade/ verzwakte immuunsysteem = vatbaar
Produceren soms mycotoxinen

26
Q

wat is een voorbeeld van een schimmel, hoe ontstaat deze en wat is hier een kenmerk van

A

candida albicans: comensaal in monholte, door inhalatiecorticoïden (verzwak) -> wit beslag

27
Q

wat zijn de soorten antimycotica

A
  • Fungistatisch: lam leggen verdubbeling
  • Fungicide: dode van fungi
  • Topisch (huid) of systemisch (dosering)
28
Q

wat zijn helminthen

A

Parasitaire wormen
Veel nakomelingen door goed ontwikkeld voortplantingsstelsels

29
Q

wat zijn de 3 grote groepen helminthen

A
  • Nematoden = rondwormen
  • Cestoden = lintwormen
  • Trematoden = zuigwormen
30
Q

wat zijn soorten nematoden

A

spoelworm
mijnworm
aarsmade

31
Q

wat is de naam voor de spoelworm

A

Ascaris lumbricoides

32
Q

wat is de naam van de mijnworm

A

Necator americanus

33
Q

wat is de naam van de aarsmade

A

Enterobius vermicularis

34
Q

hoe behandel je helminthen

A

antihelminthica