Angststoornissen Flashcards

(28 cards)

1
Q

Internalizerende problemen

A
  • letterlijk: suffering is turned inward
  • studies van kind en adolescent psychpathologieën - factoranalyse vond deze dimensie
    Externalizatie - internalizatie: fobie, zorg, maagpijn, terugtrekken, compulsies
    –> is gemeenschappelijke factor voor angst én depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DSM vs. internalizerende problemen

A
  • hoge overeenkomst tussen de emoties en het uiteindelijk krijgen van de bijbehorende stoornis
  • separation anxiety disorder, phobia, social anxiety disorder, selective mutism, panic disorder, agraphobia, generalized anxiety disorder. Ook PTSD, RAD, OCD
  • meer meisjes dan jongens
  • vrij universeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vrees vs. angst

A
  • onmiddellijke dreiging (bekend/voelbaar) versus eigen gedachten
  • dezelfde 3 reacties: gedragsmatig, cogntief en fysiologisch
    –> zorgen zijn gedachten, geen reële dreiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normale angeste
- ontwikkeling

A
  • 6-9 mnd: angst voor vreemden (hechting)
  • 2 jaar: bang voor verkleedde figuren
  • 4 jaar: bang voor het donker
  • jonge kind: fysieke veiligheid
  • ouder kind: sociale angsten, faalangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epidemiologie angststoornissen

A
  • meest voorkomend psychische stoornis: treffen in 2019 301 mil. mensen (4% populatie)
  • vrouwen vaker dan mannen
  • ontstaan tijdens de kindertijd of adolescentie
  • hoge onderlinge co-morbiditeit en depressie
  • ongeveer 1/4 krijgt behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene angststoornis

A

Algemene angst is een voortdurende bezorgdheid over allerlei dingen
- moeilijk onder controle
- DSm1+ dagelijks: rusteloos, snel vermoeid, contratieprobleem, prikkelbaar, spierspanning, slaapstoornis
- vanaf ~10 jaar
- comorbide met depressie, sociale angst, seperatie angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Separatie angst

A

Separatieangst is de angst om van hechtingsfiguren gescheiden te worden
- <12 jaar (kind eigen stoornis)
- comorbide emt algemene angststoornis, depressie en paniekstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DSm criteria separatie angststoornis

A
  • terugkerend buitensporing van streek zijn door het verwachten of ervaren van een scheiding van thuis of belangrijke anderen
  • Aanhoudende en buitensporige bezorgheid over het verliezen van belangrijke anderen of bezorgdheid dat hen iets kan overkomen
  • Aanhoudende en buitensporige bezorgdheid over het meemaken van een gebeurtenis, die leidt tot de scheiding van belangrijke anderen, zoals verdwalen
  • Aanhoudende tegenzin of weigering om door de scheidingsangst ergens naartoe te gaan
  • Aanhoudende en buitensporige vrees of tegenzin om thuis of elders alleen of zonder belangrijke anderen te zijn
  • Aanhoudende tegenzin of weigering om ergens anders dan thuis te slapen of te gaan slapen zonder dat een belangrijke ander in de buurt is
  • Herhaaldelijke nachtmerries over gescheiden te zijn of verlaten te worden
  • Herhaaldelijke lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn, buikpijn of misselijkheid, op het moment dat een scheiding van de ander plaatsvindt of wordt verwacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale angst/sociale fobie

A

Sociale angst is de angst om negatief beoordeeld te worden in sociale situaties.
A. Duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.
B. De betrokkene vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen of in zo’n mate angstverschijnselen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen
–> 8 jaar maar stijgt met leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale angst en leeftijd

A
  • angst voor fysiek gevaar: dalen met leeftijd
  • faalangst (prestatieangst): stijgt en dan daalt
  • angst voor sociale evaluatie: stijgt met leeftijd
    –> heeft meer te maken met socio-cognitieve maturiteit dan met leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Selectief mutisme

A

Angst om in specifieke situaties te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Paniek stoornis

A

Wordt gekenmerkt door paniek aanvallen
Bij stoornis: recidiverend en ten minste 1 maand één van de volgende criteria
A. aanhoudende zorgen over het krijgen van een aanval
B. een significant onaangepaste verandering in gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Obsessief-compulsieve stoornis

A

Obsessies en compulsies
- Moeten beiden aanwezig zijn
- persoon heeft door dat de handelingen irrationeel zijn
- anders dan OCPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Post traumatische stress stoornis

A

Herbeleven, vermijden, negatieve verandering in cognities en stemming, opwinding en reactiviteit
- Kan met iedereen gebeuren na een traumatische gebeurtenis
- vaak met vertraagde onset

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reactieve hechtingsstoornis

A

Geberek aan gevoeligheid en reactievermogen bij primaire zorgverleners (eerste kritieke 9 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biologisch/genetisch
- 30-40%; ouders en kinderen

A

Vooral jonge kinderen, omwille;
- hersencircuits (amygdala en prefrontale cortex) en neurotransmitter systemen (serotonine, GABA, CRH) –> vooral OCD
- temparament: gedragsremming, negatief affect en lagere zelf-controle –> vooral separatie angst, sociale angst

17
Q

Gezin/omgeving

A

Vooral oudere kinderen, omwille van;
- verwaarlozing en misbruik (onveilig gehecht)
- negatieve ervaringen, pesten (relatie leeftijdsgenoten)
- opvoeding (overbeschermend/intrusief)

18
Q

Diathese-stress model

A

Triggers in de omgeving die iemand met een genetische kwetsbaarheid, kwetsbaarder opstellen voor een stoornis dan anderen in de omgeving

19
Q

Differential susceptibility model

A

Verder dan diathese stress model die stelt dat een kwetsbaar individu ook gevoeliger is voor positieve triggers met betere uitkomsten als gevolg

20
Q

3 paden die gecombineerd tot een fobie leiden

A
  1. direct –> klassieke conditionering
  2. indirect –> modeling en vermijding via leermodellen
  3. transmissie van informatie/ onaangepaste cognities –> bijv. ouders die altijd zeggen dat honden bijten, dan wordt jij bang voor honden door die informatie die is overgebracht
21
Q

Assessment

A

Interviews en zelfrapportage
- algemeen klinisch interview
- semi-gestructureerd interview
- zelf-rapportage: angstgevoelend, gedachten, diverse angststoornissen
- diverse onderliggende problemen (dimensionele benadering)
Directe observaties en fysiologische metingen

22
Q

Behandeling

A

Exposure en blootstelling
- relaxatie
- relaxatie gecombineerd met exposure
- modeling (Bandura)
- contingency management (stapsgewijs patient naar doelgedrag belonen)
- cognitive behavioral treatment
- pharmacological/medication
- OCD: CBT vaak met SSRI
Moelijkheid behandeling –> risico factoren in het gezin

23
Q

CBT
- meest effectief 60%

A

Herkennen van de signale (emoties), identificeren van de cognitieve processen (gedachten) en copingvaardigheden opbouwen (gedrag)

24
Q

Werkzame elementen in CBT

A
  • psycho-educatie (kind en ouder)
  • coping vaardigheden (bijv. relaxatie, aandacht)
  • cognitieve herstructurering (helpende gedachten)
  • exposure (modeling en belonen)
25
Contingency management
Contingency management is een gedragstherapeutische methode waarbij gewenst gedrag wordt versterkt door directe beloningen of consequenties, afhankelijk van het gedrag dat wordt vertoond.
26
Systematische desensitizatie
Systematische desensitisatie is een gedragstherapie waarbij iemand stap voor stap wordt blootgesteld aan een angstbron, terwijl hij/zij tegelijkertijd ontspanningstechnieken toepast, om zo de angstreactie geleidelijk te verminderen.
27
Deep - toekomstige behandeling
DEEP (Developmental, Empathic, Emotion-based Psychotherapy) is een toekomstgerichte behandelvorm die zich richt op het verwerken van vroege emotionele ervaringen en het versterken van het zelfbeeld bij kinderen en jongeren met complexe psychische problemen, door middel van empathie, hechting en emotionele beleving.
28
FEAR behandeling - 7-13 jaar
F: feeling frightened? (herkennen) E: expecting bad things? (identificeren) A: attitudes (coing ontikkeling) R: result (contingency) - 1e helft: educatie en aanleren coping - 2e helft: exposure met therapeut