Onderzoek en classificatie Flashcards

(43 cards)

1
Q

Geschiedenis van discipline

A

‘Advances in our knowledge base in developmental psychopathology not only have benefitted the scientific understanding of the relation between normal and abnormal development, but also have contributed to reducing the individual and societal burden of mental illness.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Macro en micro ontwikkelingspsychopathologie

A

Macro: theoretisch kader –> framework
Microparadigma’s:
- biologisch
- gedragsmatig
- psychoanalytisch
- cognitief
- systemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Achtergrond sleutelprincipes

A

Psychopathologie is gedrag dat niet langer, past binnen het ontwikkelingsniveau van het kind
- een goed begrip van normale ontwikkeling is hierin belangrijk
- ecologisch transactioneel model van Bronfenbrenner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sleutelprincipes

A
  1. Integratieve kijk
  2. (ab)normaal gedrag op een continuüm
  3. Risico én beschermingsfactoren
  4. Ontwikkelingspaden
  5. Transacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Risicofactoren

A

Vergroot de kans op het ontwikkelen van psychopathologie
- kindfactoren
- gezinsfactoren
- ecologische factoren
- levensgebeurtenissen
–> intensiteit, duur en frequentie van belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kwetsbaarheid (type risicofactor)

A

Vergroot de kans dat een bepaald kind problemen krijgt na blootstelling aan een risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschermende/bevorderende factor

A

Normale/gezonde ontwikkeling ondanks blootstelling van een risicofactor resulteert in veerkracht
- kindfactoren
- gezinsfactoren
- ecologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kindfactoren
- risico

A

Erfelijkheid, genafwijkingen, pre-, peri- of postnatale complicaties, gezondheidsproblemen, onder gemiddeld IQ, leerstoornis, laag zelfbeeld, emotionele immaturiteit, moeilijk temperament, sociale incompetentie, afwijzing door leeftijdsgenoten/pesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gezinsfactoren
- risico

A

Armoede, mishandeling, verwaarlozing, conflict, psychopathologie ouders, stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ecologische factoren
- risico

A

Etniciteit, gender onrecht, desorganisatie en geweld in de buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Levensgebeurtenissen
- risico

A

Dood van een ouder, oorlog in onmiddellijke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeeld biologische factoren
- hersterstructuur, neurotransmissie, genen

A
  • Prentaal: FAS –> brains as Swiss Cheese
  • Peri- and postnataal: plasticiteit en epigenetische veranderingen
  • Gedragsgenetica: zelden invloed van één gen/enkel genen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorbeeld omgevingsfactoren
- gezin, gemeenschap en maatschappij

A
  • ouderlijke rollen/opvoedingsstijl/psychopathologie, mishandeling, echtscheiding
  • invloed leeftijdsgenoten, school, socioeconomische status, armoede, buurt
  • Cultuur, etniciteit, minderheidsstatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kindfactoren
- beschermend

A

Intelligentie, sociale aard, sociale competentie, zelfvertrouwen, positieve vooruitzichten, stress-copingsvaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gezinsfactoren
- beschermend

A

Ouderlijke warmte, structuur, gezaghebbende opvoeding, ondersteunende gezinsleden, economisch voordeel, medische zorg, bescherming tegen geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ecologisch
- beschermend

A

Ondersteunende leerkrachten/geestelijken/leeftijdsgenoten, goede scholen, connecties met prosociale organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Oorzaken

A
  • noodzakelijke factoren: moeten aanwezig zijn
  • voldoende factoren: op zichzelf verantwoordelijk
  • bijdragende factoren: één van de mogelijke oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Temperament

A
  • Individuele verschillen in stijl van reageren op de omgeving
  • stabiel over tijd
  • predictor van later mal-adaptief psychologisch functioneren
  • goodness-of-fit en omgeving gevoeligheid
19
Q

Stijl van reageren

A
  • makkelijk, traag-maar-warm, moeilijk
  • drie dimensies: emotionaliteit, activiteit, aandacht/regulaties - ontwikkelingsstoornissen
  • biologisch maar ook omgevinsbepaald
20
Q

Goodness-of-fit

A

Belang van opvoeding/ouder-kind interactie/omgeving

21
Q

Differentieel gevoeligheidshypothese

A

De differentiële gevoeligheidshypothese benadrukt dat kinderen niet allemaal hetzelfde reageren op hun omgeving. Sommigen zijn extra gevoelig en kunnen daar baat of last van hebben, afhankelijk van de situatie

22
Q

Ontwikkelingspaden

A

“Ontwikkelingspaden” verwijzen naar de veelvormigheid van menselijke ontwikkeling: kinderen ontwikkelen zich langs unieke routes, beïnvloed door hun aanleg, ervaringen en omgeving.

23
Q

Continuïteit van maladaptief gedrag

A

Hoe ziet het eruit? –> homotypisch of heterotypisch (=ontwikkelingstransformatie: elfde probleem, andere uiting)
Processen of mechanismen:
- cumulatief/oplopend
- contemporary/repititief
- transdiagnostisch => co-morbiditeit

24
Q

Bidirectionaliteit

A
  • factoren coherehnt en beïnvloeden elkaar
  • elkaar versterkend
  • veranderen in de tijd
25
Het belang van onderzoek
Het is het proces van opbouwen,, organiseren en toetsen van verklaringen en veronderstellingen (theorie, model, assumpties) over de wereld rondom ons, op grond van falsifieerbaarheid
26
Kernonderzoeksvragen in psychopathologie
- aard van de stoornis? - wie loopt risico? - mogelijke targets voor preventie/intrventie?
27
Aard van de stoornis
- wat is de aard = classificatie - hoe vaaak komen ze voor = prevalentie - hoe verlopen ze = prognose/continuïteit
28
Wie loopt risico?
- wat veroorzaakt abnormaal gedrag? onderliggende mechanismen? - wat brengt kinderen/jongeren in gevaar? wat beschermt hen? - welke (demografische) factoren zijn geassocieerd met specifieke stoornissen?
29
Mogelijke targets voor preventie/interventie
- hoe kan men voorkomen? - hoe kan men behandelen?
30
Empirische cyclus
Theorie --> hypothese --> waarnemingen --> hypothese vanuit waarnemingen (aanvulling theorie)
31
Onderzoeksmethoden
Belang van een goede operationalizatie van je meetinstrumenten - belang van setting - belang meta-analyse
32
Operationalizatie
- observeren en meten: geen eenvoudige taak - belang van betrouwbaarheid en validiteit (wat wil ik meten en is dan consistent) - ook invloed op de correctheid én repliceerbaarheid van je waarnemingen
33
Belang van setting
Niet-experimenteel (zonder controle) of (quasi-)experimenteel (met controle) - case studie (-) - correlationele studie (-) - gerandomiseerde studie (+) - SCED(-/+)
34
Interventie sudies
- pre- and post-test design - controle vs behandelingsgroep - oorzakelijke verbanden
35
SCED's / time-series design
- alternation design - phase desing - multiple baseline design
36
Belangrijkste pijlers in onderzoeksmethode
- observeerbaar gedrag - multivariate design - grote steekproef --> meta-analyse - kwantitatief onerzoek --> meta-anayse
37
Belangrijkste vragen bij onderzoeksmehtoden
- hoe veranderen individuen over tijd (ontwikkeling) - wat komt eerst (oorzakelijke verbanden)
38
Proefpersoon selectie
- wat is je doelgroep? wat is je setting? - representatieve steekpref = random selectie (selectie bias) - representatief: zelde kenmerken als doelpopulatie
39
Selectie bias
Zal altijd aanwezig zijn: treed op wanneer deelnemers worden geselcteerd op een manier die de kans op het verkrijgen van ene niet-representatieve steekproef vergrot --> betrouwbaarheid en validitiet van de bevindingen --> theorievorming (inductie in empirische cyclus)
40
Classificatie
Beschrijven/groepering van abnormale gedragingen - categorische benadering - dimensionele benadering
41
Diagnose
Het toekennen van een classificatie aan een bepaald individu - uitkomst van beoordeling
42
Doel van classificatie
- organisatie van obervties - exploratie van etiologie en prognose - differentiele diagnostiek - epidemiologie - een taal spreken
43
Kritiek op DSM
- afzonderlijke aandoeningen hebben verschillende en meerere oorzaken - benadrukt biologische etiologie ipv van omgevingsinteractie - geen specificatie voor geslacht en cultuur - geen rekening met de klachten in behandelbehoefte - risico op false positives en stigmatisering