Gedragsstoornissen Flashcards

(33 cards)

1
Q

Oppositional Defiant Disorder

A

Vroege kindertijd –> niet-gehoorzaam, opstandig en driftbuien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conduct Disorder

A

Midden kindertijd –> openlijk/heimelijk, antisociaal en relationele agressie
Adolescentie –> delinquentie, middelengebruik, hoog-risico seksueel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gedragsstoornissen

A

Gedragstoornissen zoals ODD en CD zijn voornamelijk externaliserende stoornissen
–> in de DSM disruptieve gedragsstoornissen
- stoornissen zoals ADHD horen hier ook bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Andere disruptieve stoornissen

A
  • Periodieke explosieve stoornis (>6 jaar): zeer explosief gedrag en driftbuien
  • Antisociale persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Primaire kenmerken ODD

A

Herhaald patroon van ongehoorzaam, rebel, negatief en vijandig gedrag tegenover gezagsfiguren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Primaire kenmerken CD

A

Agressie tegenover mensen en dieren, vernieling van bezittingen, liegen en stelen, spijbelen, overschrijden van regels en grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twee soorten externaliserend gedrag

A
  • agressief gedrag (vechten, driftbuien, pesten en vernielen) –> ODD en CD
  • grensoverschrijdend gedrag (brandstichten, stelen en spijbelen etc.) –> CD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil ODD en CD

A

ODD= heterogeen (gedrag en emotioneel)
CD= homogoon (alleen gedrag)
–> beide stoornissen kunnen gelijktijdig worden geclassificeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Heterogeen ODD

A
  • Dwars en uitdagend gedrag: opstandig, ruzie maken met volwassenen, anderen met opzet ergeren, andere de schuld geven
  • Boze stemming: boos, prikkelbaar, driftig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prevalentie ODD en CD

A

ODD: 1-15% en CD: 2-10%
- ODD vangt eerder aan, prevalentie CD stijgt in adolescentie
- jongens>meisjes (3:1 of 4:1)
–> jongens: fysieke agressie
–> meisjes: relationele agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Comorbiditeit ODD en CD

A
  • ODD en CD hebben 30-90% comorbiditeit
  • ADHD: 70% met ODD en 50% met CD
  • angst- en stemmingsstoornissen
  • zwakbegaafdheid/lbv
    –> ODD is voorloper CD (niet voor iedereen met ODD, wel voor meeste met CD)
  • boze en prikkelbare stemming meer bij oDD dan angst
  • CD meer risico op antisociale PD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Three-pathway model
- Loeber

A
  • Overt pathway
  • Covert pathway
  • Authority coflict pathway
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overt pathway

A

Oploop in leeftijd
- minor agression (pesten en vervelen)
- physical fighting (vechten/gang)
- violence (rape/attack)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Covert pathway

A

Meeste naar minst hoeveelheid jongens
- minor behavior (stealing/lying)
- Property damage (vandalisme)
- Middel serieus (fraude, stelen)
- Serieus (autotheft/overvallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Authority conflict pathways

A
  • stubborn behavior
  • defiance and disobedience
  • authority avoidance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Age-crime curve

A

Curve van 10 tot 19 jaar met de piek op 14-15 jaar met meeste kans op misdaad

17
Q

Moffitt’s dual taxonomy

A

2 paden binnen de age-crime curve
- hoe eerder de aanvang, hoe ernstiger, persistenter en paculairder die antisociale persoonlijkhiedsstoornis

18
Q

Meest ongunstige prognose

A
  • Comorbiditeit met ADHD, lage intelligentie en voorkomen van kenmerken van emotieloosheid
  • Hoe vroeger het gedrag begint, hoe meer persistent –> heeft te maken met biologische/genetische verankering
19
Q

Risico factoren

A
  • kind
  • gezin
  • school
  • buurt
20
Q

Kind
- risicofactor

A

Negatif temprament, ADHD, geringe angscoditionering, lage intelligente en vertraagde taalontwikkeling

21
Q

Omgeving
- risicofactor

A

Opvoeding gekenmerkt door dwingende interactiepatroon onduidelijke instructies, onvoldoende belonen van gewenst gedrag, inconsequent omgaan met straffen en belonen, hard straffen) maar ook onvoldoende toezicht, relatieproblemen ouders, persoonlijke problemen ouders (depressie of angst), stress en geweld in buurt, contact leeftijdsgenoten (uitsluiting, aansluiting bij groep met delinquent gedrag)
–> transactioneel (interactie met andere risicofactoren

22
Q

Opvoeding en ouder-lkind interactie

A
  • Coercion theory Patterson
  • Complementaire
  • symmetrische escalaties
23
Q

Coercion theory
- Patterson

A

Coercion theory van Patterson stelt dat problematisch gedrag bij kinderen (zoals agressie of ongehoorzaamheid) ontstaat en in stand wordt gehouden door negatieve interactiepatronen tussen ouder en kind, waarbij beiden elkaar onbedoeld versterken door dwingend, negatief gedrag (bijv. schreeuwen, toegeven aan driftbuien).

24
Q

Belang van opvoeding

A
  1. disruptief ouderschap
  2. kind karakteristieken
  3. ouder karakteristieken
  4. sociale ecologie
    –> opstandelijk kind gedrag (emotioneel en sociaal)
25
Invloed van sociale cognities
Invloed van sociale informatieverwerkingsproblemen en beperkte oplossingsvaardigheden - in de loop der jaren worden conflictueuze interacties opgeslage in cognitieve schema's - ziekte van nee
26
Reactieve agressie
Boze reactie agv. provocatie of frustratie --> avg gebreken in het herkennen van social cues en gebrek aan vertrouwen in de ander
27
Proactieve agressie
Geen link met boosheid, maar opzettelijk gedrag dus beginnen met vechten of pesten --> agv verwachting dat agressie tot positieve resultaten leidt
28
Hersenen en biologische invloeden
- gebrekkige inhibitie; gebrekkig functionerende frontale cortex --> verstoord motivationeel systeem --> inbalans BIS en BAS (behavioral inhibition and activation systems) - verhoogde fight or flight; amygdala activatie --> verstoord emotieregulatie systeem
29
Onderzoek naar factoren
- opvoeding inconsistent conflict - hoge IQ geeft geen hoge bescherming - temperament speelt een rol - deliquente leeftijdsgenoten
30
Assessment
Interviews en zelfrapportage; - algemeen klinisch - (semi-)gestructureerd interview - zelf-rapportage (ECBI, SESBI, SRD) - dimensionele benadering - directe observaties
31
Behandeling
Verschillende elementen in behandeling: osychoeducatie en gedragstherapie/training ouders, gedragstherapie kind en systemtherapie voor familie - complicerende factoren: weinig probleembesef, schuld bij ander, opstandig gedrag
32
Oudertraining is meest succesvol
- directe instructie - positief formuleren van instructie - een instructie pr keer - instructie moet bij leeftijd passen - vriendelijk en respectvol blivjen - positief reageren na opvolging instructie - aanmoedigen gaat vooraf aan grenzen stellen - verhouding positieve - negatieve instructies --> aanpassen naar 5:1
33
Incredible year kindtraining
Kind gedrag rechtstreeks aanpakken met straf en beloning. Goed gedrag belonen en slecht gedrag negeren. 7 units: - vrienden maken en schoolregels - je best doen op school - gevoelens begrijpen en detecteren - probleem oplossing - anger management - vriendelijkheid - praten met vrienden