B. Antistolling Flashcards

(65 cards)

1
Q

Wat gebeurt er in bloedstolling fase 1: Primaire hemostase

A

Interactie tussen trombocyten, beschadigde vaatwand, klontering van trombocyten aan elkaar en activatie van tromboycyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er in bloedstolling fase 2: Vorming van bloedstolsel

A

Vorming fibrinestolsel, na een stollingscascade waarbij fibrinogeen wordt omgezet in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in bloedstolling fase 3: fibrinolyse

A

Verwijderen van bloedstolsels als normale integriteit van de weefsels is hersteld. Door activatie van plasminogeen tot plasmine, wat fibrine omzet in oplosbare fibrineafbraakproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Factoren voor het ontstaan van pathologische trombose (trias van Virchow) (3)

A
  1. Verhoogde stolbaarheid van het bloed
  2. Vertraagde bloedstroom
  3. Beschadiging vaatwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werking acetylsalicylzuur en wat voor antistolling is dit?

A

TAR; irreversibele remming cyclo-oxygenase, waardoor vorming tromboxaan A2 afneemt. Hierdoor remming primaire hemostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werking clopidogrel en welke soort antistolling is het?

A

TAR; werkt tegen ADP-receptor op trombocyten, waardoor de functie ervan irreversibel wordt geremd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tijd tot vernieuwing trombocyten

A

10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

werkingsduur van acetylsalicylzuur en clopidogrel

A

10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werking Ticagrelor en wat voor antistolling is dit?

A

TAR; Reversibele blokkering P2Y12-receptor op trombocyten. Duur effect is afhankelijk van halfwaardetijd en maar kort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indicaties acetylsalicylzuur (4)

A
  1. Primaire en secundaire preventie arterieel vaatlijden (bijv. myocardinfarct)
  2. Angina Pectoris
  3. post CABG
  4. Als 2e keus na TIA/CVA/perifeer vaatlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Indicaties clopidogrel (5)

A
  1. Na stentplaatsing
  2. Acuut coronair syndroom
  3. Perifeer vaatlijden
  4. Na TIA/CVA
  5. Bij pt’en die overgevoelig zijn voor acetylsalicylzuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indicatie Ticagrelor (1)

A

In combinatie met acetylsalicylzuur bij acuut coronair syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Duur behandeling met ticagrelor

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Duur behandeling acetylsalicylzuur

A

levenslang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belangrijkste bijwerking TAR. Bij welke pten komt dit met name voor?

A

Bloedingen. Met name bij ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke medicatie is het risico op (maag) bloedingen verhoogd in combinatie met acetylsalicylzuur (2)

A
  1. NSAID’s
  2. SSRI’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer kan acetylsalicylzuur doorgebruikt worden bij operaties

A

Bij de meeste OK’s. Bij electieve operaties, waar het verwachte bloedverlies laag is en wanneer de bloeding goed bereikbaar zal zijn om te stelpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat moet er worden gegeven wanneer, onder gebruik acetylsalicylzuur, bij een acute invasieve ingreep veel bloedverlies wordt verwacht?

A

Trombocytentransfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden vitamine-K antagonisten ook wel genoemd?

A

Coumarinederivaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2 voorbeelden van vitamine-K antagonisten

A
  1. acenocoumarol
  2. fenprocoumon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 4 stollingsfactoren zijn afhankelijk van vitamine K?

A

“1972” ->
IX
X
II
VII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe lang houdt het effect van acenocoumarol aan?

A

Enige dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe lang houdt het effect van fenprocoumon aan?

A

Enkele weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Indicaties acenocoumarol/ fenprocoumon (VIT-K antagonisten) (4)

A
  1. atriumfibrilleren
  2. mechanische klepprothese
  3. longembolie
  4. DVT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Met welke score kan kans op TIA/CVA worden berekend bij atriumfibrilleren?
CHA2DS2-score
26
Welke antistolling wordt gegeven bij CHA2DS2-score van >1, ter voorkoming van stolselvorming?
Vitamine-K antagonisten
27
Welke patiëntgebonden factoren verhogen het risico op bloedingen het meest bij vit-K antagonisten? (3)
1. Therapieontrouw 2. onregelmatige alcoholinname 3. koortsende ziekte
28
Hoe wordt de juiste dosering van vit-K antagonisten bepaald?
Aan de hand van de INR-waarde, streef INR is 2-3. Deze wordt regelmatig gecontroleerd.
29
Wat wordt gegeven bij niet-ernstige bloeding onder gebruik van vit-K antagonisten?
Vitamine K. Effect is bij orale toediening na 8 uur en bij iv na 6 uur zichtbaar. Is 1-2 dagen werkzaam. Bij fenprocoumon herhalen gezien lange halfwaardetijd.
30
Wat wordt gegeven bij ernstige bloeding onder gebruik van vit-K antagonisten?
Vierfactoren concentraat (Cofact). Heeft onmiddellijk effect. Toedienen op geleide van INR
31
Welke 2 medicaties geven in combinatie met vitamine-K antagonisten een verhoogd risico op bloedingen en gastro-intestinale complicaties?
1. NSAID's 2. Corticosteroïden
32
Wat doet Co-trimoxazol, een sterke remmer van CYP2C9, met de INR?
Snelle, sterke verlenging van de INR. Hierdoor icm vit-K antagonisten risico op bloedingen sterk verhoogd. Combinatie moet vermeden worden
33
Welke 2 medicaties verminderen de coumarinewerking doordat het CYP-inducers zijn, en waardoor het risico op trombose is verhoogd?
1. Anti-epileptica (bijv. carbamazepine en fenytoïne) 2. Rifampicine (antibiotica)
34
Welke 2 stollingsfactoren remmen heparines (heparine, LMWH) vooral?
"T-T" trombine (IIa) en factor Xa
35
Wat is de toedieningsweg van heparines?
Parenteraal (zoals iv, intra-musculair of subcutaan)
36
Indicaties van heparines (2)
1. Tromboseprofylaxe 2. overbrugging bij starten/staken coumarinederivaten en DOAC's
37
Bij gebruik in combinatie met welke 2 medicaties is het risico op bloedingen het grootst bij heparines?
1. NSAID's 2. Corticosteroïden
38
Hoe wordt LWMH met name geklaard, in tegenstelling tot ongefractioneerde heparines?
Renaal - Bij Nierinsufficiëntie dus verhoogd risico op accumulatie - Daarom altijd lab controle ter evaluatie dosis nadroparine (evt. antiXa spiegel) - Dosis LMWH dus aanpassen op basis van de nierfunctie
39
Hoe coupeer je acute, ernstige bloedingen onder behandeling met heparine?
protamine
40
Noem 4 DOACS en welke stollingsfactor ze remmen
1. Dabigatran (IIa) 2. apixaban (Xa) 3. edoxaban (Xa) 4. rivaroxaban (Xa)
41
Welke DOAC wordt voor 80% renaal geklaard, waardoor de halfwaardetijd verlengd is bij een slechte nierfunctie?
Dabigatran
42
Indicaties DOAC's (3)
1. non-valvulair atriumfibrilleren bij CHA2DS2 >1 2. DVT 3. Longembolie
43
Wanneer is het risico op bloedingen verhoogd bij gebruik van dabigatran?
Alle medicatie die de nierfunctie verminderen
44
Wanneer wordt de bloedspiegel van apixaban, edoxaban en rivaroxaban verhoogd, danwel verlaagd? En hoe kunnen bloedingen dan worden voorkomen?
Gelijktijdig gebruik van medicatie die CYP3A4 inhiberen of induceren, zoals verapamil, erytromycine en keto- en itraconazol. Om bloedingen te voorkomen, kan dosis worden aangepast of overgeschakeld worden naar vit-K antagonisten
45
Hoe wordt een bloeding onder dabigatran gecoupeerd?
idarucizumab
46
Hoe wordt een bloeding onder apixaban, edoxaban en rivaroxaban gecoupeerd?
vierfactorenconcentraat (Cofact)
47
Wat zijn 2 voordelen van nadropadrine ten opzichte van ongefractioneerde heparine?
1. Veel langere halfwaardetijd, waardoor je na 1 of 2 injecties per dag al genoeg antistolling hebt 2. Werking is stabieler te voorspellen, waardoor frequente labcontrole niet nodig is
48
Wat is carbasalaatcalcium?
calcium-ureumzout. Wordt in het lichaam omgezet in acetylsalicylzuur
49
Wanneer is overbrugging na gebruik van vitamine-K antagonisten nodig? (4)
1. atriumfibrilleren en een CHA2DS2VASc-score ≥ 8 2. recidiverende DVT/LE of recente DVT/LE (< 3 maanden geleden) 3. mechanische klep (CAVE: vooral mitralisklep) of reumatisch kleplijden 4. biokunstklep < 3 maanden geleden geplaatst.
50
Waaruit bestaat een arteriële trombose en met welke groep antistolling wordt dit behandeld?
Veel trombocyten, weinig fibrine en erytrocyten. Voorbeelden zijn hersen- en hartinfarct. Behandelen met TAR, zoals acetylsalicylzuur of clopidogrel
51
Waaruit bestaat een veneuze trombose en met welke groep antistolling wordt dit behandeld?
Weinig trombocyten, veel fibrine en erytrocyten. Voorbeelden zijn DVT en longembolie. Behandelen met coumarines, heparines en DOAC's
52
Wat is de werking van thromboxaan A2?
Werkt bij beschadigd endotheel vasoconstrictief en stimuleert de trombocytenaggregatie
53
Hoe lang voor een OK met veel verwacht bloedverlies of locatie waar het bloedverlies lastig te stelpen is, moet acetylsalicylzuur gestaakt worden?
5 dagen
54
Bij gebruik van acetylsalicylzuur en er een acute situatie optreedt waarbij moet worden ingegrepen en niet gewacht kan worden, wat is het dan het beleid ten aanzien van antistolling couperen?
Desmopressine (DDAVP) toedienen.
55
Hoe lang duurt het voordat coumarinederivaten werken en wat wordt er gegeven als er niet gewacht kan worden met antistolling?
2-3 dagen. er kan worden gebridged met heparines, die direct werken. Deze dan ongeveer een week toedienen.
56
Wat is de halfwaardetijd van acenocoumarol?
8 uur
57
Wat is de halfwaardetijd van fenprocoumon?
160 uur
58
Wat is het beleid omtrent invasieve ingrepen onder coumarinederivaten?
Coumarinederivaten altijd stoppen. Er kan gebridged worden met LMWH of ongefractioneerde heparine. Dit moet altijd gebeuren in de volgende 4 gevallen: 1. Atriumfibrilleren CHA2DS2VASc-score ≥ 8 2. Recidiverend DVT/LE of recent DVT/LE <3 mnd 3. Mechanische klep, reumatisch kleplijden (CAVE vooral mitralisklep) 4. Biokunstklep < 3 maanden geleden geplaatst
59
Wat zijn 4 absolute indicaties voor bridging?
1. Atriumfibrilleren CHA2DS2VASc-score ≥ 8 2. Recidiverend DVT/LE of recent DVT/LE <3 mnd 3. Mechanische klep, reumatisch kleplijden (CAVE vooral mitralisklep) 4. Biokunstklep < 3 maanden geleden geplaatst
60
3 voordelen van DOAC's ten opzichte van vit-K antagonisten
1. Gebruiksgemak 2. kortere werkingsduur 3. Intracraniële bloedingen komen minder vaak voor
61
2 nadelen van DOAC's ten opzichte van vit-K-antagonisten
1. verminderd zicht op therapietrouw (INR-controle bij trombosedienst is niet nodig) 2. Relatief beperkte ervaring
62
Voor hoeveel % worden de DOAC's naast dabigatran renaal geklaard?
Rond 30%
63
Welke 2 geneesmiddelen verhogen de bloedspiegel van DOAC's, waardoor de dosis moet worden aangepast of worden overgeschakeld op een vit-K antagonist
1. Verapamil 2. Itraconazol
64
Bij welke soort antistolling is het direct en volledig antagoneren van het antistollend effect niet mogelijk en waarom niet?
LMWH. Protamine kan worden gegeven. Echter, de anti-Xa-activiteit kan maar voor 50% worden geneutraliseerd.
65
wat voor soort geneesmiddel is dipyridamol?
TAR