C. Cardiovasculaire middelen Flashcards

(67 cards)

1
Q

Wat is de werking van diuretica?

A

Remming van elektrolytabsorptie in de nier -> vergroten natrium uitscheiding in de urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indicaties Thiazidediuretica? (2)

A
  1. hypertensie
  2. mild hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorbeelden lisdiuretica (2)

A
  1. bumetanide
  2. furosemide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeelden thiazidediuretica (2)

A
  1. chloorthalidon
  2. hydrochloorthiazide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeelden kaliumsparende diuretica (3)

A

“Kalium in de TAS”
1. triamtereen
2. amiloride
3. spironolacton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indicaties lisdiuretica (2)

A
  1. hartfalen (kortademigheid en oedeem)
  2. Levercirrose (ascites)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

indicatie kaliumsparende diuretica (1)

A
  1. Naast een lis- of thiazide diureticum ter voorkoming van hypokaliemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indicatie en werking van spironolacton

A

Hartfalen NYHA III
Beperkt hermodellering van het hart bij hartfalen, dus prognose verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe sterk is het diuretisch effect van spironolacton?

A

Zwak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer daalt de werking van lis- en thiazide diuretica? (1)

A

Nierfunctieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 grote bijwerkingen van lis- en thiazide diuretica?

A
  1. Vermindering circulerend volume, waardoor orthostatische hypotensie
  2. Hypokaliëmie (ritmestoornissen, spierzwakte)
  3. Hyponatriëmie (misselijkheid, verwardheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem een bijwerking van thiazidediuretica, met de bijbehorende symptomen

A

hyponatriëmie (waardoor misselijkheid, verwardheid en verhoogde valneiging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bijwerkingen van lisdiuretica (3)

A
  1. verminderd circulerend volume, waardoor hypotensie en dehydratie.
  2. hypokaliëmie, waardoor spierzwakte
  3. nierinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bijwerking van kaliumsparende diuretica en wat zijn de symptomen?

A

hyperkaliëmie: ritmestoornissen en orthostatische hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke ziekten is risico op hyperkaliëmie verhoogd bij kaliumsparende diuretica? (3)

A
  1. DM
  2. nierfalen
  3. hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt een hyperkaliëmie met ECG afwijkingen bestreden? (4)

A
  1. calciumgluconaat
  2. insuline/glucose
  3. natriumpolystyreensulfonaat (resonium)
  4. dialyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is het risico op dehydratie tijdens het gebruik van een diureticum verhoogd? (4)

A
  1. koorts
  2. diarree
  3. braken
  4. hoge omgevingstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt dehydratie tijdens het gebruik van lisdiureticum behandeld?

A

Stoppen diureticum en dan evt i.v. fysiologisch zout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt dehydratie tijdens het gebruik van thiazidediureticum behandeld?

A

Stoppen diureticum en dan evt. hypertoon zout. (let op! niet te snelle correctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar bevinden β1 receptoren zich?

A

Myocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar bevinden β2 receptoren zich voornamelijk?

A

Gladde spiercellen van luchtwegen en bloetvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 3 voorbeelden van niet-selectieve β-blokkers en waar ze werken

A
  1. propranolol
  2. labetolol
  3. sotalol

Effect op hart en ademhalingswegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 3 voorbeelden van selectieve β-blokkers en waar ze werken

A
  1. bisoprolol
  2. atenolol
  3. metoprolol

Effect op het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Werking van β-blokkers (3)

A

Verlaging van:
1. hartfrequentie
2. bloeddruk
3. contractiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Indicaties β-blokkers (3)
1. atriumfibrilleren 2. hartfalen 3. secundaire preventie na myocardinfarct
26
3 belangrijkste bijwerkingen van β-blokkers
1. hypotensie 2. bradycardie 3. verhoogde valneiging
27
Bijwerking sotalol
ritmestoornissen
28
Wanneer is risico op ritmestoornissen verhoogd bij gebruik van sotalol? (2)
1. Hypokaliëmie 2. nierfunctieverlies
29
Hoe wordt sotalol geklaard?
renaal
30
Noem 2 dihydropyridines (Ca-antagonisten)
1. amlodipine 2. nifedipine
31
Noem 2 non-dihydropyridines (Ca-antagonisten)
1. verapamil 2. diltiazem
32
Werking van dihydropyridines (Ca-antagonisten)
Werken op gladde spiercellen, waardoor vaattonus wordt verlaagd. -> coronair arteriën en perifere arteriën worden wijder --> verlaging bloeddruk, dus indicatie bij hypertensie
33
Belangrijkste bijwerkingen van dihydropyridines (Ca-antagonisten) (3)
1. hypotensie 2. valneiging 3. obstipatie
34
Belangrijkste bijwerking van non-dihydropyridines (Ca-antagonisten) (1)
1. Bradycardie
35
Welke combinatie moet worden vermeden met verapamil en diltiazem?
β-blokkers
36
Indicaties voor RAS-remmers (4)
1. Hypertensie 2. Hartfalen 3. Myocardinfarct 3. Nefropathie met proteïnurie (diabetische)
37
Noem de 2 groepen RAS-remmers
1. ACE-remmers 2. Angiotensine II - antagonisten
38
Noem 3 voorbeelden van ACE-remmers
1. captopril 2. enalapril 3. lisinopril
39
Belangrijkste bijwerkingen van ACE-remmers (6)
1. hyperkaliëmie 2. nierfalen 3. hypotensie 4. valneiging 5. angio-oedeem van oro-naso-farynxgebied 6. kriebelhoest
40
Wat is een aanrader voor de dosering van ACE-remmers
"start low, go slow" Start met een lage dosering en hoog deze voorzichtig op
41
Op welke manier kan het valrisico worden verlaagd bij ACE-remmers
Door de ACE-remmers 's avonds in te nemen
42
2 voorbeelden van Angiotensine-II antagonisten
1. Losartan 2. valsartan
43
Wat is de indicatie van een Angiotensine-II antagonist?
Alternatief voor ACE-remmer Wanneer bij gebruik van ACE-remmer prikkelhoest of angio-oedeem voorkomt
44
Noem een voorbeeld van de hartglycosiden
Digoxine
45
Wat is de werking van digoxine? (3)
1. Vergroten van contractiekracht 2. Verlagen hartfrequentie 3. Vertragen AV-geleiding
46
Indicaties van digoxine (2)
1. hartfalen 2. atriumfibrilleren met snelle ventrikelvolgfrequentie
47
Wat is de klaring van digoxine? En wat is de therapeutische breedte?
Renaal, met een smalle therapeutische breedte
48
Grootste bijwerking van digoxine
Ritmestoornissen
49
In welke situaties is het risico op het ontstaan van ritmestoornissen bij digoxine verhoogd (2)
1. Hypokaliëmie 2. nierfunctieverlies
50
Noem een voorbeeld van nitraten
Nitroglycerine
51
Indicaties van nitraten (2)
1. angina pectoris 2. longoedeem/ astma cardiale
52
Toedieningswegen van nitraten (3)
1. oromucosaal 2. topicaal (pleister) 3. i.v. bij ernstig acuut hartfalen
53
Wat is een probleem van nitraten als onderhoudsbehandeling?
Optreden van tolerantie voor het effect
54
Hoe kan tolerantie voor het effect worden voorkomen bij nitraten?
Intermitterend doseren
55
Belangrijkste bijwerking van nitraten
Nitraatcollaps (direct vallen na gebruik nitraten)
56
Wanneer treedt een nitraatcollaps met name op? En wanneer is het risico hierop groter?
Bij gebruik van snelwerkende preparaat (bij acute pijn op de borst), risico is groter bij ondervulling
57
Hoe is een nitraatcollaps te voorkomen?
Door patiënten te instrueren het medicament niet staand in te nemen
58
Als je in het geval van AF de hartfrequentie wil doen dalen, gaat dan de voorkeur uit naar verapamil of diltiazem? En waarom?
Diltiazem, omdat het minder negatief-inotroop is. Dus het hart knijpt iets harder dan bij verapamil
59
Wat is het verschil in werking tussen de 2 groepen Ca-antagonisten?
De dihydropyridine (nifedipine groep) hebben met name een vaatverwijdende werking. De overige middelen (Verapamil, diltiazem) vertragen ook nog de prikkelgeleiding in de SA- en AV-geleiding.
60
Wat is de werkingsduur van furosemide?
6 uur ("lasts for six hours")
61
Waartegen worden alfablokkers gebruikt? (2)
1. LUTS (lage urinewegsymptomen) 2. Hypertensie
62
Wat is de werking van alfablokkers?
Relaxatie gladde spiercellen in prostaat, urinewegen en bloedvaten
63
2 voorbeelden van alfa-blokkers
1. tamsulosine 2. labetolol
64
Wat is de duur en sterkte van diuretisch effect bij diuretica?
1. losdiuretica: sterk en snel 2. Thiazidediuretica: matig, lang aanhoudend 3. Kaliumsparend: zwak diuretisch
65
In het geval van nierfunctieverlies bij thiazidediureticum gebruik, wat is dan de volgende stap?
Overstappen op lisdiureticum
66
Wat is de halfwaardetijd van digoxine bij gezonde mensen?
30-40 uur
67
Werking aldosteron
Natrium vasthouden, kalium uitscheiden