K. Goed geneesmiddelgebruik Flashcards

(9 cards)

1
Q

Op welke manieren kan de therapietrouwheid worden bevorderd? (2)

A
  1. heldere instructies met betrekking tot inname en gebruik van medicatie
  2. uitleg geven over de te verwachten effecten en bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de stappen van de WHO-6-step kort uit

A
  1. probleemstelling
  2. behandeldoel
  3. behandelopties
  4. keuze controleren voor specifieke pt
  5. recept en pt informatie
  6. follow-up
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op basis van welke factoren moet de keuze van geneesmiddel gemaakt worden? (4)

A
  1. effectiviteit
  2. veiligheid
  3. kosten
  4. doelmatigheid

“Goedkoop als het kan, duur als het moet”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie generieke substitutie

A

Onderling vervangen van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, sterkte en farmaceutische vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat moet er worden aangetoond voor de registratie van generieke middelen?

A

dat het werkzame bestanddeel op dezelfde manier en gedurende dezelfde periode in het lichaam op de plaats van werking komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Volgens welke 2 wetten is er toestemming van de pt nodig voor het opvragen, inzien, gebruiken en bijwerken van medicatiegegevens door behandelaars?

A
  1. Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
  2. Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betekenis preferentiebeleid

A

Bij meerdere geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof mag de zorgverzekeraar bepalen welke variant hij vergoedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intentionele factoren m.b.t. therapieontrouw (6)

A

Bewuste keuzes en overwegingen die een pt maakt.
2. 1. pt ervaart behandeling als niet noodzakelijk
2. negatieve attitude tegen specifiek voorgeschreven middel
3. zorgen om geneesmiddel (bijwerkingen, verslaving)
4. kennisgebrek
5. gebrek aan vertrouwen in behandeling
6. als aandoening als stigmatiserend wordt gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet-intentionele factoren m.b.t. therapieontrouw (6)

A

Praktische belemmeringen of vergeten

  1. vergeetachtigheid
  2. beperkt vermogen om behandeling te begrijpen
  3. onherkenbaarheid van geneesmiddel
  4. kosten behandeling
  5. analfabetisme
  6. slechtziendheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly