D. Antidiabetica Flashcards

(31 cards)

1
Q

Effecten in het lichaam van metformine (2)

A
  1. remming glucoseproductie in de lever
  2. verhoogt de perifere gevoeligheid voor insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt metformine geklaard?

A

renaal, waardoor halfwaardetijd verlengd is bij nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke medicatie wordt gestart bij iedere pt met DMII en voldoende nierfunctie?

A

metformine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

grootste bijwerkingen van metformine (2)

A
  1. maagdarmstoornissen: dunne ontlasting en diarree
  2. lactaatacidose (zeldzaam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Contra-indicaties van metformine (5)

A
  1. nier- of leverinsufficiëntie
  2. hartfalen
  3. ernstige hypoxie (zoals bij COPD en sepsis)
  4. onderzoeken met jodiumhoudend contrast
  5. electieve operaties onder algehele anesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

werking van SU-derivaten

A

stimulering van insuline uit betacellen (onafhankelijk van wat de glucoseconcentratie is!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 voorbeelden van SU-derivaten

A
  1. tolbutamide (kortwerkend)
  2. gliclazide (kortwerkend)
  3. glibenclamide (langwerkend)
  4. glimepiride (langwerkend)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1e keus van de SU-derivaten, omdat kans op hypoglycemie het kleinst is

A

gliclazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volgende stap in behandeling DMII als metformine onvoldoende werkt

A

combinatietherapie van metformine en gliclazide (een SU-derivaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de grootste bijwerking bij SU-derivaten, zoals gliclazide

A

Hypoglykemieëen, doordat de insulinesecretie wordt gestimuleerd, onafhankelijk van de glucose concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt het risico op een hypoglykemie verhoogd bij gebruik van SU-derivaten? (3)

A
  1. Slechte/ onregelmatige voedselintake
  2. Inspanning
  3. nierinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe moet je een hypoglycemie bestrijden? (3)

A
  1. Koolhydraten eten
  2. Toedienen van glucose
  3. Toedienen van glucagon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke medicatie kan de beginsymptomen van een hypoglycemie maskeren?

A

β-blokkers (vooral niet-selectieve)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een voorbeeld van SGLT-2 remmers

A

Dapagliflozine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de belangrijkste bijwerking van SGLT-2 remmers en wanneer treden deze vooral op?

A

Euglycemische diabetische ketoacidose (EDKA).
Treedt vooral op als patiënten ook een koolhydraatarm dieet volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de indicaties van insuline? (2)

A
  1. DMI
  2. DMII, indien behandeling met dieet en orale middelen niet het beoogde effect bereiken
17
Q

Wanneer ontstaat een hypoglycemie meestal bij insuline behandeling? (4)

A
  1. Overgeslagen maaltijd
  2. Uitzonderlijk zware inspanning verricht
  3. alcohol
  4. overdosering insuline
18
Q

Wat is de “gewone” insuline?

A

Humuline regular/ actrapid

19
Q

Wat is de werkingsduur van humuline regular/ actrapid? En wanneer inspuiten?

A

kortwerkend, met werkingsduur van 6-8 uur. 30 min voor de maaltijd spuiten.

20
Q

Wat is een voorbeeld van een snelwerkende insuline-analoog

A

Aspart (Novorapid)

21
Q

Wat is de werkingsduur van Aspart (novorapid) en wanneer inspuiten?

A

werkingsduur 4-5 uur. direct voor, tijdens of na de maaltijd inspuiten

22
Q

Voorbeeld van langwerkende insuline-analoog

A

Glargine (lantus)

23
Q

Wat is de werkingsduur van glargine (lantus) en wanneer inspuiten

A

circa 24 uur. Inspuiten tussen avondeten en slapen

24
Q

Wat is de werking van SGLT-2 remmers

A

Reversibele blokkering van Na/Glucose cotransporter in de nieren. Daardoor plas je glucose (en ook natrium) uit

25
Hoe ontstaat de zeldzame bijwerking van lactaatacidose bij metformine?
Bij accumulatie van Metformine, met name bij nierfunctieverlies
26
Hoe laag moet de eGFR zijn voordat metformine gecontraindiceerd is?
<10 ml/min/1.73m2. Bij een andere verminderde nierfunctie moet de dosis worden verlaagd.
27
Wanneer mag Metformine weer herstart worden, nadat het op de dag van een onderzoek/ operatie is gestaakt?
na 48 uur
28
Welke SU-derivaat wordt afgeraden voor te schrijven, omdat de metabolieten kunnen bijdragen aan hypoglykemie?
Glibenclamide
29
Welke 2 fases van hypoglykemie symptomen zijn er?
1. Stimulatie adrenerge systeem (tachycardie, zweten, onrust, remoren) 2. neuroglycopene verschijnselen (wanneer energievoorziening van de hersencellen tekortschiet)
30
Voor welke ziekte worden SGLT-2 remmers gebruikt, zonder dat er sprake is van DMII?
Hartfalen
31
bloedglucosegehalte onder normale omstandigheden?
4-8 mmol/l