Bispecifieke antilichaam Flashcards

(3 cards)

1
Q
  • 2 verschillende fab-gedeeltjes
A

o CD-19 en CD-3  Cytotoxische T-lymfocyt breng je dicht bij B-cel lymfoom
o Of combineren zodat je niet 2 middelen hoeft toe te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

o BiTE: 2 fabgedeeltes, geen Fc nodig en je koppelt ze aan elkaar

A

 Geen Fc; kortere halfwaardetijd; continue infuus
 Als je te snel geeft dan te snelle reactie; dus langzaam toedienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Concentratie-effect relatie
A

o Normaal hoe hoger je doseert, hoe beter. Je wil boven saturatie zitten
o Bij bispecifiek heb je een optimum. Als je te veel toedient krijg je stereochemie en gaan elkaar in de weg zitten. Dus niet hoe hoger je doseert hoe meer effect. Optimum meten is erg lastig. Geef je alleen kortdurend. Geeft geen immunogeniciteit omdat het geen Fc gedeelte hebben
  Kortdurend, anti-dabigatran. Effect heb je maar even nodig, je wil niet wekenlang het in je bloed hebben
 Certolizum pegol gaat niet over de placenta heen. Zonder Peg wel want klein. En als je Fc hebt dan ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly