structuur en stabiliteit Flashcards

(9 cards)

1
Q

nonpolaire zijketens

A

glycine (niet chiraal)
alanine
valine
leucine
isoleucine
methionine
proline (betasheet breker)
phenylalanine
tryptofaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

polaire zijketens

A
  • amide zijketen (asparagine, glutamine)
  • Alcohol zijketen (serine, threonine, tyrosine)
  • zwavelbrug mogelijk (cysteïne) = enige die covalente binding aankan gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zure zijketens [A-]

A

asparaginezuur (pka4, carboxyl)
glutaminezuur (pka4, carboxyl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

basische zijketens [BH+]

A

arganine (pka 12)
histidine (pka 7)
lysine (pka 10)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

iso-elektrisch punt

A

pH waarbij lading netto 0
= lage wateroplosbaarheid

-> bij opzuiveren bruikbaar; eiwit laten neerslaan terwijl rest in oplossing blijft en wegspoelt

proline is anti betasheet en alphahelix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 structuren

A
  • primaire structuur; aminozuursequentie (lezen van n naar c terminus)
  • secundaire structuur; alpha helix en beta sheets
  • alpha helix: nauwelijks invloed oplosbaarheid
    -> alanine, lysine, leucine, glutaminezuur bevorderen
  • beta sheet: intrinsieke instabiliteit, vermindert oplosbaarheid
    -> valine, isoleucine en threonine bevorderen
  • tertaire structuur; 3D vouwing (energiegunstig)
  • quaternaire structuur; 2 of meer polypeptideketens vormen één eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aanpassingen in eiwit

A

extrensiek:
pH verandering -> verstoring elektrostatische interacties
denaturantia toevoegen -> verstoren waterstofbruggen
temperatuurschommelingen -> verstoring waterstof bruggen

intrinsiek:
instertie aminozuur proline -> beta sheet breker -> voorkomt neerslag betasheetgevoelige ketens -> hogere wateroplosbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fab regio

fc regio

A

(antigen-binding fragment): herkent het doelwit

(constant fragment): bepaalt wat het immuunsysteem ermee doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

modificaties mabs

A

fab regio veranderen:
->CDR’s (complementarity-determining regions)
→ dit zijn de “vingertjes” die het antigen aanraken
→ hiermee kan je de affiniteit verhogen of aanpassen aan een ander target

fc regio veranderen:
FcRn-binding verbeteren
Effectorfunctie aanpassen (ADCC/CDC)

PEG
PEG (polyethyleenglycol): grote hydrofiele keten
→ beschermt tegen afbraak
→ voorkomt snelle renale klaring (door ↑ hydrodynamische grootte)
→ kan wel immuunrespons tegen PEG oproepen
(XTEN = biologisch afbreekbaar alternatief ; verlengt t1/2, minder immunogeen)

fusie ander eiwit:
- Fc-fusie-eiwitten (bijv. Etanercept): combineert cytokine of receptor met Fc
- Albumine-fusie: gebruikt natuurlijke lange t½ van albumine
- Covalente koppeling aan VWF-domein (bij FVIII): beschermt tegen afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly