Ch 25 + 26 Flashcards
(78 cards)
1
Q
Tu parles!
A
Schei uit, zeg!
2
Q
La pluie
A
de regen
3
Q
Qu’est-ce que j’y peux?
A
Dat kan ik toch niet helpen? Wat kan ik daar nou aan doen?
4
Q
la météo
A
het weerbericht
5
Q
Cela suffit pour …
A
Dat is voldoende voor/om…
6
Q
Ça alors!
A
Wel, heb je ooit! Nou ja!
7
Q
Tu rigoles!
A
Dat meen je toch niet serieus!
8
Q
le reproche
A
het verwijt
9
Q
J’en ai assez!
A
Ik heb er genoeg van!
10
Q
superbe
A
fantastisch
11
Q
Tu plaisantes!
A
Ach, kom nou!
12
Q
une éclaircie
A
een opklaring
13
Q
le nuage
A
de wolk
14
Q
s’atténuer
A
zachter worden
15
Q
brumeux
A
nevelig, mistig
16
Q
la gelée blanche
A
de rijp (mist en douw)
17
Q
être pris en tenaille
A
ingeklemd zitten
18
Q
orageux
A
stormachtig
19
Q
nuageux
A
bewolkt
20
Q
se radoucir
A
zachter worden
21
Q
une ondée
A
een stortregen, een regenbui
22
Q
la brume
A
de (lichte) mist, de nevel
23
Q
le brouillard
A
de mist
24
Q
une averse
A
een stortbui
25
la bruine
de motregen
26
la pertrubation
de storing
27
en perspective
in het vooruitzicht
28
parler de la pluie et du beau temps
over koetjes en kalfjes praten
29
ennuyeux comme la pluie
stomvervelend
30
être dans le brouillard
in het duister tasten
31
avoir des biens au soleil
onroerende goederen bezitten
32
avoir une place au soleil
dicht bij het vuur zitten
33
piquer un soleil
een hoofd als een boei krijgen
34
être dans le vent
in (de mode) zijn
35
le bicentenaire
de tweehonderdste verjaardag
36
entonner
inzetten (een lied)
37
l'apothéose
het hoogtepunt
38
fichu
rot-, stom-, snert-
39
la circulation
het verkeer
40
le stationnement
het parkeren
41
barré
gestremd, afgesloten
42
un inconvénient
een nadeel, een bezwaar
43
exagérer
overdrijven
44
commettre une erreur
een vergissing begaan, maken
45
se débarrasser de
zich ontdoen aan
46
un abus
een misbruik
47
un apôtre
een voorvechter
48
le progrès
de vooruitgang
49
succéder à
volgen op
50
la prodigalité
de spilzucht, verspilling
51
indécis
besluiteloos
52
porter remède à qc
iets verhelpen
53
déclencher
ontketenen, op gang brengen
54
convoquer
bijeenroepen
55
le Tiers Etat
de derde stand
56
une assemblée
een volksvertegenwoordiging
57
s'enchaîner
snel op elkaar volgen
58
constituant
grondwetgevend
59
masser
verzamelen
60
oppressif
onderdrukkend
61
une poignée
een handjevol
62
abolir
afschaffen
63
la déclaration
de verklaring
64
faire semblant de
(net) doen alsof
65
approuver
goedkeuren, instemmen met
66
la tentative
de poging
67
ramener (qn)
(iemand) terugbrengen
68
l'abolition
de afschaffing
69
le citoyen
de burger
70
s'achever
eindigen
71
métamorphoser
(van gedaante) doen veranderen
72
la propriété
het eigendomsrecht
73
la commémoration
de herdenking
74
sans égal
weergaloos, onovertroffen
75
cela va sans dire
dat spreekt vanzelf
76
la Marseillaise
(de naam van) het Franse volkslied
77
inaugurer
(feestelijk) inwijden
78
l'opression
de onderdrukking
