Chapter 11 Flashcards
onderzoek van spitz en bowbly 1945
emotionele band is op jonge leeftijd al heel belangrijk
experiment harlow 1958
aapjes zoeken meer troost bij een warme neppe moeder dan bij een koude neppe moeder
freuds opinie op hechtingsstijlen
- kinderen zijn behoeftig en afhankelijk
- ontwikkelingen van kinderen worden gevormd door vroege relaties die ze hebben met hun moeder
Bowbly’s visie op hechtingsstijlen
- kinderen zijn competent en gemotiveerd
- gebruikt ouder/verzorger als veilige basis om omgeving te ontdekken
- zo-regulatie = manier van emotieregulatie, waarbij hij of zij hun hechtingspersoon gebruiken om hun emoties te reguleren
fases van hechting volgens bowbly
- voorhechting
- hechting in de maak
- duidelijke hechting
- wederzijdse relaties
voorhechting
- geboorte - 6 weken
- aangeboren signalen, zoals huilen
hechting in de maak
- 6 weken - 6 maanden
- reageren op bekende mensen
- worden sneller rustig
- bouwen vertrouwen op met bepaalde personen
duidelijke hechting
- 6-8 maanden - 1,5 jaar
- baby’s zoeken actief -
- contact met de verzorger
- groeten de moeder als zij tevoorschijn komt
- ervaren stress als de moeder weer weg gaat
wederzijdse relaties
- 1,5 -2 jaar
- cognitieve en taalmogelijkheden om de gevoelens, doelen en motieven van hun ouders te begrijpen
- kleine wederzijdse relatie
- seperatieangst wordt minder in deze fase
intern werkmodel van hechting
de mentale presentatie dat het kind van zichzelf heeft, van de hechtingsfiguur en van relaties in het algemeen
2 hoofdfactoren die inzicht geven in de kwaliteit van hechting
- mate waarin het kind de verzorger als veiligheidsbasis gebruikt
- reactie van het kind op scheiding en hereniging van de verzorger
veilige hechtingsstijl reactie op ouders weg
- overstuur
- blij bij terugkomst
veilige hechtingsstijl
- positieve en vertrouwelijke relatie met de hechtingspersoon
- gebruiken verzorgers als een veilige basis voor exploratie
veilige hechtingsstijl ouders
- liefdevol en expressief
- initiëren frequent hecht contact met het kind
veilige hechtingsstijl kind
- betere aanpassing
- betere sociale vaardigheden
- Meer kans op het ontwikkelen van positieve en constructieve interne werkmodellen van hechting, omdat ze leren dat het geaccepteerd wordt om emoties te tonen
- meer hechte en harmonieuze relaties
onveilige en ambivalente hechtingsstijl
- kind is aanhankelijk, blijft dichtbij verzorger in plaats van omgeving verkennen
- zoekt troost bij verzorger
- toont afstand tegen verzorger
onveilige en ambivalente hechtingsstijl afwezigheid ouder
- huilt intens
- moeilijk te troosten bij terugkomst
onveilige en ambivalente hechtingsstijl ouders
- ongevoelig voor signalen van kind
- vermijden hecht contact
- negeren poging tot contact van kind of reageren boos of chagrijnig
onveilige vermijdende hechtingsstijl afwezigheid ouders
- onverschillig en vermijdend bij vertrek en terugkomst
- wanneer het overstuur raakt > net zo gemakkelijk getroost door een vreemde als door een ouder of verzorger
onveilige vermijdende hechtingsstijl ouders
- opdringerig of emotioneel afwezig
- gedissocieerd of trance staat
onveilige gedesoriënteerde hechtingsstijl
- kind heeft geen consistente manier van reageren op een vreemde situatie
2 belangrijke bronnen voor verschillen in hechting
- sensitiviteit van de ouders
- genetische predisposities:
SLC6A4 (serotonine transporter gen) = betrokken bij het gedrag tijdens de vreemde situatietest
DRD4 (betrokken bij het dopaminesysteem) = geassocieerd met gedesorganiseerde hechting als een kind in stressvolle omgevingen is
zelfconcept als baby
- ontwikkelen van het gevoel dat ze fysieke wezens zijn
- 8 maanden > zelfconcept wordt duidelijker
- 18-20 maanden > kinderen gaan zichzelf herkennen in de spiegel
zelfconcept in de kindertijd
- jezelf begrijpen wordt complexer
- sociale constructie is gebaseerd op observaties en evaluaties van anderen
- sociale vergelijking = proces waarbij een kind aspecten van het eigen psychologisch, gedragsmatig of fysiek functioneren vergelijkt met gedrag van anderen om zichzelf te evalueren
- oudere kinderen = cognitieve vooruitgang in hun vaardigheid om hogere-orde concepten te gebruiken die meer specifieke gedragskenmerken van het zelf intergreren